Zondag 8 december 2014 middagdienst
Welkom in deze dienst. Voorganger:ds. H. de Bruijne Ouderling:Egge Groenewold Organist:Wim Brunsveld
Gezang 117: 1, 2 en 3 Psalm 8 Psalm 88: 2, 3 en 4 Gezang 449: 1, 2 en 3 Psalm 139: 8 Psalm 139: 10 en 14 Job 7
Spreuk van de week: “Vrouwe Wijsheid bouwt haar huis; Dwaasheid breekt het hare eigenhandig af.” (Spreuken 14: 1)
Welkom en mededelingen
Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet, der wereld hoogst verlangen, des harten heiligst goed? Wil zelf uw fakkel dragen in onze duisternis, opdat wat U behage ons klaar en zeker is. Gezang 117: 1, 2 en 3
Uw Sion strooit U palmen en meien voor uw voet, en ik breng U in psalmen mijn jubelende groet. Mijn hart zal openspringen gelijk ontluikend groen, ik wil uw naam lofzingen zoveel mijn lied kan doen. Gezang 117: 1, 2 en 3
Ver van de troon der tronen en ’s hemels zonneschijn wilt Ge onder mensen wonen, der mensen broeder zijn. Met God wilt Ge ons verzoenen, tot God heft Ge ons omhoog, en onder millioenen hebt Gij ook mij in ’t oog. Gezang 117: 1, 2 en 3
Stil gebed Votum en groet
Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven hebt Gij uw naam op aarde uitgeschreven machtige God, Gij die uw majesteit ten hemel over ons hebt uitgebreid. Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Wel doet de hemel hoog uw glorie blinken, maar in de mond van kindren doet Gij klinken uw machtig heil, zo maakt G’uw vijand stil en doet uw haters buigen voor uw wil. Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Aanschouw ik ’s nachts het kunstwerk van uw handen, de maan, de duizend sterren die daar branden, wat is de mens, dat Gij aan hem gedenkt, het mensenkind, dat Gij hem aandacht schenkt? Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Gij hebt hem bijna goddelijk verheven, een kroon van eer en heerlijkheid gegeven, Gij doet hem heersen over zee en land, ja, al uw werken gaaft Gij in zijn hand. Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Al wat er land of water heeft tot woning, het moet de mens erkennen als zijn koning: vogels en wild en al ’t geduldig vee en wat er wemelt in de wijde zee. Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven hebt Gij uw naam op aarde uitgeschreven Heer, onze God, hoe vol van majesteit hebt Gij uw naam op aarde uitgebreid. Psalm 8: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Gebed
We lezen nu uit de Nieuwe Bijbelvertaling Job 7.
Job Is het aardse leven van de mens geen slavendienst, brengt hij zijn dagen niet door als een dagloner? 2 Als een slaaf smacht hij naar schaduw, als een dagloner wacht hij op zijn loon. 3 Maanden van leegte heb ik ervaren, nachtenlang werd ik door ellende overmand. 4 Als ik ga slapen, vraag ik: “Wanneer sta ik weer op?”
Job 7 Maar de avond duurt en duurt en onrust vervult me tot de ochtendwind komt. 5 Mijn lichaam is met wormen en korsten bedekt, mijn huid verschilfert en laat los. 6 Mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop. 7 Bedenk toch: in een zucht is mijn leven voorbij, nooit weer zal mijn blik het goede aanschouwen. 8 Het oog dat op mij is gericht, zal niets zien: u kijkt naar mij, maar ik zal er niet zijn.
Job 7 9 Zoals wolken verwaaien en verdwijnen, zo daalt de mens voorgoed af in het dodenrijk. 10 Naar zijn huis keert hij niet terug en zijn woonplaats zal hem niet meer kennen. 11 Maar ik zal mijn mond niet houden, zo beklemd als mijn hart is, zal ik spreken, zo bitter als mijn ziel is, zal ik klagen. 12 Ben ik de zee of het zeemonster? Moet u mij daarom bewaken?
Job 7 13 Want als ik zeg: “In mijn bed vind ik troost, mijn slaap zal mijn verdriet verzachten,” 14 dan schrikt u mij met dromen op, en de beelden die ik zie, jagen me angst aan. 15 Liever zou ik gewurgd worden en sterven dan in dit lichaam blijven. 16 Ik kan niet meer, ik zal niet eeuwig leven; laat mij toch met rust, mijn dagen zijn al vluchtig. 17 Waarom acht u de mens zo hoog? Waarom krijgt hij al die aandacht van u?
Job 7 18 Elke ochtend dringt u zich aan hem op, u onderzoekt hem, elk ogenblik opnieuw. 19 Wanneer wendt u uw blik eens af, wanneer gunt u mij even rust, zodat ik kan slikken? 20 Heb ik gezondigd? Heb ik u iets misdaan, bespieder van de mens? Waarom hebt u mij tot mikpunt gekozen? Ik ben mezelf al tot last.
Job 7 21 Waarom negeert u mijn misstappen niet? Waarom gaat u niet voorbij aan mijn fouten? Weldra zal ik tot stof zijn vergaan, u zult naar me zoeken, maar ik zal er niet zijn.’
Psalm 88: 2, 3 en 4
Men legt mijn lichaam aanstonds af bij de verslagenen, bij allen die aan de dood zijn toegevallen en naamloos liggen in het graf. Voor U, o Heer, zijn zij verleden. Zij zijn van uw hand afgesneden.
Psalm 88: 2, 3 en 4 Gij werpt mij in de afgrond neer, in duisternis, in barre vloeden. Gij geeft mij over aan het woeden van alle elementen, Heer. Uw grimmigheid heeft mij bedolven. Ik word verbrijzeld door uw golven.
Preek
God enkel licht, wiens aangezicht zo blinkend is van luister, ziet ons onrein, ziet hoe wij zijn vervallen aan het duister. Gezang 449: 1, 2 en 3
Der sterren pracht is voor Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen; en wij, bevlekt, met schuld bedekt, wat zijn wij in zijn ogen? Gezang 449: 1, 2 en 3
Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten. Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten. Gezang 449: 1, 2 en 3
Gebeden
Er zal nu worden gecollecteerd. De collecten zijn bestemd voor: emeritikas kerk
Ik loof U die mijn schepper zijt, die met uw liefde mij geleidt, Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd, in ’t diepst der aarde opgebouwd. Niets blijft er voor uw oog verborgen. Ja, Gij omringt mij met uw zorgen. Psalm 139: 8
Geloofsbelijdenis Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren zoon, onze Heer, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, …
Geloofsbelijdenis is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel, op de derde dag opgestaan uit de doden, opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. …
Geloofsbelijdenis Ik geloof in de Heilige Geest; ik geloof een heilige, katholieke, christelijke kerk, de gemeenschap van de heiligen; vergeving van de zonden, de opstanding van het lichaam en een eeuwig leven. Amen.
O God, hoe diep verwonderd ga ik uw volmaakte wijsheid na. Hoe schoon is alles wat Gij doet. Hoe kostelijk in overvloed zijn uw onpeilbare gedachten, ik overdenk die al mijn nachten. Psalm 139: 10 en 14
Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt toch open voor uw aangezicht. Toets mij of niet een weg in mij mij schaadt en leidt aan U voorbij. O God, houd mij geheel omgeven, en leid mij op den weg ten leven. Psalm 139: 10 en 14
Zegen, door de gemeente te beantwoorden met:
Wel thuis en een goede week gewenst.