Formative assessment van historisch causaal redeneren Uddhava Rozendal, Jannet van Drie en Carla van Boxtel Universiteit van Amsterdam u.d.rozendal@uva.nl
Intro Probleem: Geschiedenis is sterk gericht op vaardigheden: Bronnen interpreteren; Verandering en continuïteit onderscheiden; Significantie van gebeurtenissen bepalen; Oorzaak-gevolg redeneringen opstellen en evalueren Historisch causaal redeneren. Maar…..als je dat aanleert, hoe weet je dan dat leerlingen zich hebben verbetert? u.d.rozendal@uva.nl
Assessment Observatie Interpretatie Toetsingsdriehoek Cognitie (assessment triangle Pellegrino et al, 2001) Cognitie u.d.rozendal@uva.nl
Aanpak Studie 1 Studie 2 Studie 3 Cognitief model van historisch causaal redeneren ontwerpen Taken ontwerpen waarmee gewenst leerlinggedrag kan worden geobserveerd en geïnterpreteerd. Toepassen in een authentieke situatie. u.d.rozendal@uva.nl
Stand van zaken 1 Studie 1 Studie 2 Studie 3 Cognitief model van historisch causaal redeneren ontwerpen Taken ontwerpen waarmee gewenst leerlinggedrag kan worden geobserveerd en geïnterpreteerd. Toepassen in een authentieke situatie. u.d.rozendal@uva.nl
Intentionalism and structuralism Naieve intentionalism Cognitiemodel Epistemologische opvattingen Conceptuele kennis Inhoudelijke kennis Reflexive Possibility thinking Rich and Reflexive Criterialist Intentionalism and structuralism Rich Subjectivist Naieve intentionalism limited Copier Descriptive poor u.d.rozendal@uva.nl
Taken Ontwerpregels? Taak moet gewenst leergedrag uitlokken (observatie). Taak moet docent in staat stellen te diagnosticeren (interpretatie). Taak moet leiden tot bruikbare feedback (voor student of docent). Taak moet bruikbaar zijn in de klas (voor docenten). u.d.rozendal@uva.nl
Taken Epistemologische opvattingen Conceptuele kennis Causale diagrammen maken ‘What-if history’ Epistemologische opvattingen Conceptuele kennis Inhoudelijke kennis Reflexive Possibility thinking Rich and Reflexive Criterialist Intentionalism and structuralism Rich Subjectivist Naieve intentionalism limited Copier Descriptive poor Kennis speelt altijd een rol! Conflicterende bronnen lezen en daarop reflecteren Oorzaken categoriseren u.d.rozendal@uva.nl
De Taak Voorspellingstaak. Gericht op condities, structuren en multicausaliteit. Leerlingen krijgen instructie over de oorzaken van een bepaalde gebeurtenis of verschijnsel (ontdekkingsreizen, de Franse of Industriële Revolutie). De taak bestaat uit twee vragen: 1: wat was volgens jou de belangrijkste oorzaak en waarom? 2: Voorspellen: in welk van deze fictieve landen zal waarschijnlijk ook een industriële revolutie uitbreken? u.d.rozendal@uva.nl
Analyse 1 Uitvindingen in de landbouw, waardoor er minder mensen nodig zijn in de landbouw, want er is een enorme bevolkingsgroei. Voldoende beschikbaar kapitaal omdat zodra je dit niet hebt je niks kunt opzetten. De fabrieken en arbeiders moeten ergens van betaald worden. En voor nieuwe uitvindingen is ook geld nodig. Zodra dit op orde is kan bijv. de afzetmarkt ook groter worden. Voldoende beschikbare grondstoffen. Dan kon alles direct gemaakt worden. Er hoefde dus geen grondstoffen uit een ander land gehaald te worden. Hierdoor kon de industriële revolutie snel ontwikkelen Uitvindingen. u.d.rozendal@uva.nl
Analyse 2 B: Want hier missen ze alleen de grote afzetmarkten de meest belangrijke zaken hebben zij op orde. Ze kunnen alleen minder kopers krijgen. Vergeleken met wat de andere landen missen is het hier wel meer mogelijk om een revolutie te laten ontstaan. C: Er is hier geen sprake van kolonies maar met een grote afzetmarkt is dat ook niet nodig. Al de rest is er al. C Kolonies heb je niet perse nodig voor een IR als je zelf als land al genoeg veel grondstoffen hebt. Grote afzetmarkt is belangrijk (hebben A en B niet) er moet wel een wetenschappelijk revolutie geweest zijn (heeft D niet). Etc. Land C heeft de belangrijkste kenmerken wel. B Want het enige wat dit land niet heeft is een grote afzetmarkt maar ik denk dat deze makkelijker te vinden is dan bijv het krijgen van een kolonie of voor een arbeidsoverschot zorgen. u.d.rozendal@uva.nl
Analyse 3: codeerschema belang oorzaken. Codeerschema belang oorzaken bepalen. Kwaliteit van de redenering Code Betekenis De leerling legt geen relatie 1 De leerling legt een ‘platte’ relatie: De leerling gebruikt geen tot nauwelijks begrippen. Het antwoord is niet specifiek (bijv. ‘zij’ ipv ‘De verlichters’). Het antwoord bevat geen argumenten/ onderbouwing. 2 De leerling legt een uitgewerkte relatie: De leerling gebruikt relevante begrippen. Het antwoord is specifiek. Het antwoord bevat tenminste 1 argument of onderbouwing. 3 De leerling legt een rijk uitgewerkte relatie: De leerling gebruikt meerdere relevante begrippen. Het antwoord is specifiek Het antwoord bevat meerdere argumenten. 4 De leerling legt een rijk uitgewerkte relatie en maakt een afweging: Als 3 plus: De leerling weegt de oorzaak af tov andere oorzaken. Deze afweging is onderbouwt. De leerling weegt de oorzaak tov een tegenfeitelijkheid. Deze afweging is onderbouwt. Moderatoren Code Betekenis 0 = Nee 1 = Ja Redenering bevat historische onjuistheid. Presentistische redenering. Wetmatige redenering u.d.rozendal@uva.nl
Analyse 4: codeerschema multicausaliteit. Codeerschema belang oorzaken bepalen. Kwaliteit van de redenering Code Betekenis Het antwoord sluit niet aan op de vraag/geen antwoord gegeven 1 De leerling benoemt 1 factor: De leerling gaat eventueel in op het belang van deze factor maar laat andere factoren achterwege. Het belang wordt niet onderbouwd. 2 De leerling benoemt tenminste 2 factoren: De leerling bespreekt de factoren maar beschouwd ze afzonderlijk. De leerling gaat eventueel in op het belang van deze factoren maar laat andere factoren achterwege. Het belang wordt niet onderbouwd. 3 De leerling benoemt tenminste 2 factoren en bespreekt deze in samenhang. De leerling benoemt minimaal 2 en maximaal 4 factoren. De leerling brengt tussen tenminste 2 factoren een samenhang aan. 4 De leerling benoemt tenminste 2 factoren in samenhang en maakt daarbij een afweging. De benoemt tenminste 2 en maximaal 4 factoren. De leerling gaat in op het belang van 1 of meer factoren en onderbouwt deze door een vergelijking tussen factoren. De leerling gaat in op het belang van 1 of meer factoren en onderbouwt deze met een tegenfeitelijke situatie. Moderatoren Code Betekenis 0 = Nee 1 = Ja Redenering bevat historische onjuistheid. . Gebruik van concrete begrippen Gebruik van abstracte begrippen u.d.rozendal@uva.nl
De brug Spanning tussen wetenschap en praktijk u.d.rozendal@uva.nl
Einde! Dank voor u aandacht. u.d.rozendal@uva.nl