Reflecteren volgens de kritische incident methode Toelichting bij ''De kritische incident methode'' uit de reflectiegalerij
Werkwijze Individueel In groepjes van drie à vier plenair Vragen die centraal staan: Wat kan ik leren van de afgelopen ontwikkelcyclus? Wat ga ik bij een volgende ontwikkelcyclus méér, anders of beter doen? Individueel: ontwikkelprestaties waar je trots of tevreden over bent in kaart brengen ontwikkelprestaties die je niet goed afgingen of niet lukten. In groepjes: beurtelings een ontwikkelprestatie inbrengen en gezamenlijk bespreken: Voor welk onderdeel van het ontwikkelproces is deze prestatie relevant? Zijn er meer prestaties voor dit onderdeel in te brengen? Hoe effectief zijn de ingebrachte prestaties? Wat zijn, per saldo, de meest effectieve prestaties die binnen het groepje aan de orde zijn geweest? Plenair: Welke ontwikkelactiviteiten doen ertoe? Hoe ontwikkelcompetent zijn we inmiddels
de situatie: mijn handelen: het effect:
de situatie: mijn handelen: het effect:
curriculaire ontwikkelfasen: ANALYSEREN DEFINIËREN ONTWERPEN UITVOEREN EVALUEREN curriculaire ontwikkel- competenties: intrapersoonlijke kwaliteiten inter-persoonlijke kwaliteiten procesmatig handelen vakinhoudelijke deskundigheid vakdidactische deskundigheid curriculair planmatig handelen inhoudelijk consistent handelen relationeel consistent handelen
intra-persoonlijke kwaliteiten 1. intra-persoonlijke kwaliteiten a. zelfregulerend vermogen i. motivatie ii. affectie iii. ambitie b. reflecterend vermogen kunnen reflecteren op het ontwikkelproces kunnen reflecteren op ontwikkelopbrengsten c. metacognitief vermogen onvoorziene situaties kunnen accepteren planmatig kunnen handelen 2. inter-persoonlijke kwaliteiten communicatief vermogen gemakkelijk met docenten en leiding kunnen communiceren met succes kunnen onderhandelen coöperatief vermogen kunnen samenwerken collegiaal feedback kunnen geven en ontvangen tactisch kunnen optreden 3. procesmatig handelen onderzoekend vermogen nieuwsgierigheid kritische instelling procesmatige benadering complexe situaties of problemen kunnen analyseren (en daaruit ontwerpeisen afleiden) weten welke stappen nodig zijn om tot een ontwerp te komen conform de ontwerpeisen weten hoe je de evaluatie van een ontwerp aanpakt procesmanagement collega's kunnen motiveren leiding kunnen geven 4. vakinhoudelijke deskundigheid het eigen vak bijhouden doorhebben wat leerlingen moeilijk vinden 5. vakdidactische deskundigheid repertoire beschikken over een gevarieerd didactisch repertoire methodekennis zicht hebben op beschikbare methodes en de kwaliteit ervan ICT-vaardigheid vertrouwd zijn met de toepassing van ICT als leermiddel en leerbron
curriculair planmatig handelen 6. curriculair planmatig handelen a. specificerend vermogen het probleem en/of de eisen kunnen formuleren waaraan het zelf te ontwikkelen onderwijs moet beantwoorden b. idee generend vermogen ideeën kunnen genereren voor zelf te ontwikkelen onderwijs c. systematisch ontwikkelen weten welke stappen nodig zijn om zelf onderwijs te ontwikkelen d. keuzes onderbouwen keuzes die gedurende het ontwikkelproces worden gemaakt, kunnen onderbouwen en verantwoorden e. formatief evalueren weten hoe formatieve (= op persoonlijke leren gerichte) evaluatie van zelf ontwikkeld onderwijs in z'n werk gaat f. implementatiegericht handelen weten hoe implementatie van zelf ontwikkeld onderwijs in z'n werk gaat g. summatief evalueren weten hoe summatieve (= resultaatgerichte) evaluatie van zelf ontwikkeld onderwijs in z'n werk gaat 7. inhoudelijk consistent handelen a1. integraal kunnen denken oog hebben voor de samenhang van de verschillende onderwijscomponenten (basisvisie, leerdoelen, leerinhouden, leeractiviteiten, docentrollen, leermiddelen, leeromgeving, leerlinggroepering, onderwijsleertijd en beoordeling) a.2 kunnen aansluiten, en wel op: i. de voor de leerlingdoelgroep relevante leer- of ontwikkellijn ii. de leerlingendoelgroep iii. de schoolvisie iv. de vakeisen v. maatschappelijke behoeften, verwachtingen en ontwikkelingen vi. behoeften, verwachtingen en ontwikkelingen in het voor de leerlingdoelgroep relevante beroepenveld 8. relationeel consistent handelen kunnen werken aan en vanuit: de relatie met docenten en leiding die bij het te ontwikkelen onderwijs zijn betrokken draagvlak onder de docenten en leiding een gezamenlijke visie die wordt gedeeld door de docenten en leiding die bij het te ontwikkelen onderwijs zijn betrokken