Hoorcollege 5 en 6 Persoonlijkheid besluitvorming en gedrag in groepen Psychologie Hoorcollege 5 en 6 Persoonlijkheid besluitvorming en gedrag in groepen
Theorieën over persoonlijkheid Psychodynamische theorie Humanistische theorie Cognitieve theorie Big five
Psychodynamische theorie id, ego, superego
Afweermechanismen Hoe ga JIJ om met stress? Ook wel ‘verdedigingsmechanismen’ genoemd Freud: “Het is verdringing die de bewuste ervaring afschermt tegen het opdringen van ongewenste emoties die het leven ondraaglijk maken” Hoe ga JIJ om met stress?
Ego-afweermechanismen Verdringing rationalisatie reactieformatie verschuiving Regressie Sublimatie projectie
Jung Collectief onderbewuste Archetypen Enkele voorbeelden: Kind, held, moeder, wijze man, oplichter, maagd, grapjas MBTI Marketing
Humanistische theorie Persoonlijkheid is zelfbeeld Zelfbeeld en ideaalbeeld moeten overeenkomen (congruentie) Zelfbeeld en beeld dat anderen hebben moeten overeen komen Zelfontplooiing/zelfactualisatie/ontwikkeling heel belangrijk communicatie
Humanistische theorie Maslow Rogers
Cognitieve theorie; sociale leertheorie Modeling Beschreven door A. Bandura met experiment over aanleren van agressief gedrag Leren door het gedrag van iemand anders te observeren Belangrijk principe uit opvoeding is voor-leven bobo doll jaywalking
Cognitieve theorie; locus of control Eens of oneens? Promotie verdien je door hard werken en volharding Er bestaat een direct verband tussen hard leren en goede cijfers Mensen zijn eenvoudig te beïnvloeden als je weet hoe je met ze om moet gaan Ik bepaal mijn eigen lot Als we ons best doen dan kunnen we de wereld veranderen
Cognitieve theorie; locus of control Eens of oneens? Veel geld verdienen is een kwestie van de juiste kansen krijgen De manier waarop docenten reageren is willekeur Ik heb weinig invloed op de manier waarop anderen zich gedragen Democratie is een illusie, de burger heeft geen invloed op wereldpolitiek De meeste dingen die me overkomen zijn toeval
Locus of control Extern Intern
Fundamentele attributiefout Wat voor type is deze serveerster denk je?
Big Five O C E A N
Big Five Open voor nieuwe ervaringen vs gesloten Consciëntieus vs slordig Extraversie vs introversie Aardig - gericht op anderen vs gericht op zelf Neurotisch labiel vs emotioneel stabiel
Invloed van cultuur
Gevangendilemma
Modern gevangendilemma Reistijd Ik neem de bus Ik neem de auto De meesten nemen de bus 20 minuten 10 minuten De meesten nemen de auto 130 minuten 120 minuten
Invloed van de groep Sociale facilitatie Sociale interferentie Sociaal lanterfanten
Besluitvorming in groepen Gevaar: Groepsdenken! Hoge mate groepscohesie Sterke isolatie van de groep/homogeniteit van de ideologie Sterk directief leiderschap Hoge mate van stress Tekortschietende beslisprocedures
Leiderschapsstijlen Taakgericht Sociaalgericht/relatiegericht Goede leider?
Transformationeel leiderschap Charismatisch
Artikel ‘Theories of development’ Hoe ontwikkelen mensen zich? Elke theorie neemt een standpunt in over: Organistisch vs mechanistisch Discontinu vs continu Nature vs nurture
Organistisch Mechanistisch Kwalitatief Het geheel is MEER dan de som der delen Kwantitatief Het geheel bestaat uit een aantal delen
Continu Discontinu Geleidelijk In stappen of fasen
Nature vs Nurture Aangeboren of aangeleerd? Verschil erfelijkheid en aanleg? Welke groep mensen wordt onderzocht in onderzoek naar erfelijkheid?
Opdracht Elk mens is uniek, want niemand heeft dezelfde ontwikkeling meegemaakt. Ieder mens heeft zijn eigen verhaal, en daarom is elk mens een goed studie-object. Waarom zijn mensen wie ze zijn en waarom doen ze de dingen die ze doen? Mensen kunnen zich extreem goed gedragen, of extreem slecht. Iedereen is bijzonder. Met deze opdracht leer je om door verschillende brillen te kijken naar een persoon van jouw keuze.
Opdracht Jullie gaan een psychologische analyse maken van een individu. Wie? Dat mogen jullie zelf weten, maar: Het moet een mens zijn die in jouw ogen bijzonder gedrag heeft vertoond Het gedrag mag bijzonder goed zijn of bijzonder slecht Dat mag een bekende persoon zijn, of bekend voor jou Dat mag een fictief persoon zijn of een bestaand persoon Dat mag een persoon zijn die leeft, of die dood is Presentatie Waarom je hebt gekozen voor deze persoon Een beschrijving van de persoon en het bijzondere gedrag Een korte analyse gebaseerd op 2 psychologische visies
Theorieën Psychodynamische theorie – Freud Psychosociale theorie – Erikson Behaviourisme - Pavlov, Skinner, Watson Social learning theorie – Bandura Ethologische theorie – Darwin, Lorenz, Bowlby Evolutionare ontwikkelingstheorie – Darwin, Buss, Geary & Bjorkland Bio-ecologisch model – Bronfenbrenner Life-course theory – Elder Dynamische systeemtheorie – Thelen & Smith Cognitieve ontwikkelingstheorie – Piaget Socioculturele theorie – Vygotsky Informatieverwerkingstheorie
Uitgelicht (ook volgende week) Psychodynamische theorie – Freud Psychosociale theorie – Erikson Ethologische theorie – Darwin, Lorenz, Bowlby Bio-ecologisch model – Bronfenbrenner Cognitieve ontwikkelingstheorie – Piaget Socioculturele theorie – Vygotsky
What’s on a man’s mind?
Psychodynamische theorie; Psychische structuur Het Id Functioneert onbewust en irrationeel Psychische structuur van baby bestaat volledig uit het Id Het Ego Functioneert bewust maar ook ten dele onbewust Ontstaat in het eerste levensjaar en functioneert rationeel Het Superego Bevat waarden en normen: het geweten Functioneert als ‘tot de orde roepende’ Ontstaat rond het vierde en vijfde levensjaar
Psychoseksuele ontwikkeling Vroegkinderlijke ontwikkeling kent opeenvolgende fasen Psychische en seksuele ontwikkeling volgen de lichamelijke ontwikkeling Bij normale ontwikkeling doorloopt het kind de achtereenvolgende fasen Bij een problematische ontwikkeling kan een kind blijven steken in een fase of terugvallen Fixatie Regressie
Psychoseksuele fasen Orale fase Anale fase Fallische fase Oedipale fase Latentiefase Genitale fase
Orale fase (0-1 jaar) Mond is erogene zone Conflict rond het thema ‘afhankelijkheid’ Leren om de verzorgende te vertrouwen
Anale fase (1-3 jaar) Anus is de erogene zone Thema ‘autonomie en zelfcontrole’ Eigen wil en eigen ik Kind kan omgeving beïnvloeden en controleren
Fallische fase (3 – 6 jaar) Geslachtsdeel is erogene zone Erotische activiteit wordt afgekeurd: lust en schuldgevoel Gaat over in Oedipale fase: Rivaliteitsconflict met vader Incestueuze drang naar ouder van andere sekse Jongens: castratieangst. Oplossing: identificatie met vader Meisjes: penisnijd. Oplossing: identificatie met moeder
Latentiefase (6-12 jaar) Periode van emotionele rust Duurt tot puberteit
Genitale fase (vanaf 12 jaar) Fase van volwassenheid Ontwikkeling van intieme relaties
Psychosociale theorie – Erik Erikson Verder op de psychoseksuele theorie van Freud Nadruk op sociale interactie De psychosociale ontwikkeling omvat veranderingen in de manier waarop we aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij Elk stadium heeft een crisis/conflict dat nooit HELEMAAL wordt opgelost.
Fasen van Erikson Fase Leeftijd Levenstaak Deugd Zuigelingen fase Geboorte tot 18 maanden Vertrouwen versus fundamenteel wantrouwen Hoop Peuterleeftijd 18 maanden tot 3 jaar Autonomie versus schaamte en twijfel Wil Kleuterleeftijd 3 tot 5 jaar Initiatief versus schuldgevoel Doelgerichtheid Basisschoolleeftijd 6 tot 12 jaar Vlijt versus minderwaardigheid Competentie Adolescentie 12 tot 18 jaar Identiteit versus identiteitsverwarring Trouw Vroege volwassenheid 18 tot 35 jaar Intimiteit versus isolement Liefde Middelbare volwassenheid 35 tot 55 - 65 jaar Generativiteit versus stagnatie Zorg Late volwassenheid 55 - 65 tot de dood Ego-integriteit versus wanhoop Wijsheid
Ethologische theorie Ethos=levenshouding Onze levenshouding draait om overleven en reproduceren Natuurlijke selectie en survival of the fittest De ontwikkeling van een mens bestaat uit kritieke en gevoelige periodes Konrad Lorenz
Bio-ecologisch model
Piaget Cognitieve ontwikkeling Jean Piaget (1896 – 1980) Sensomotorische periode 0-2 jaar Preoperationele periode 2-7 jaar Concreet-operationele periode 7-11 jaar Formeel-operationele periode >11 jaar Stadiamodel Piaget formuleerde vier verschillende stadia in de ontwikkeling van het kind. Hieronder een kort overzicht van de fases. Een 'normale' ontwikkeling bestaat niet. De leeftijden geven dan ook slechts een indicatie van wanneer bepaalde ontwikkelingen plaatsvinden. Sensomotorische fase, 0-2 jaar: Ontwikkeling van het functioneren op lichaamsniveau, tasten, voelen, proeven. Ontwikkelen van de motoriek Ontwikkelen van het geheugen Objectpermanentie is nog niet ontwikkeld. Voor het kind bestaan objecten niet die zich niet in zijn gezichtveld bevinden. Preoperationele fase, 2-6 jaar: Ontwikkeling van het spreken, het strottenhoofd daalt. Verfijning van de motoriek. Ontwikkeling van het ik, egocentrisme. Het kind leert dat een eigen persoon is. Animanisme. Levenloze objecten wordt een ziel toegekend. Concreet operationele fase, 6-11 jaar: Ontwikkeling tot het kunnen vergelijken van lengte en hoeveelheid Ontwikkeling tot het kunnen ordenen, tellen en rekenen. Ontwikkeling van het figuratieve denken Formeel operationele fase, 11 jaar en ouder: Ontwikkeling van het ruimtelijk denken Ontwikkeling van het abstract denken Leren logisch te denken en consequenties te trekken
Piaget: De basis Een mens ontwikkelt een denkvermogen door Nature EN Nurture Wij zijn constant bezig om alle informatie te verwerken in denkschema’s Adaptatie: aanpassen aan de omgeving Assimilatie: informatie interpreteren met bestaande denkschema’s Accommodatie: Oude denkschema’s aanpassen, of nieuwe denkschema’s aanmaken als nieuwe informatie niet meer past in oude schema’s
De senso-motorische fase (0-2 jaar) In deze periode ligt de nadruk van het cognitief functioneren vrnl. op de motorische reacties op sensorische input Mentale representaties Objectpermanentie
De pre-operationele fase (tot ongeveer 7 jaar) De naam pré-operationeel wordt gebruikt omdat het kind nog geen echte 'denkhandelingen’ (operaties) kan verrichten. Het denken van het kind in deze fase noemt Piaget egocentrisch. Het mist het vermogen zich in de situatie van iets of iemand te verplaatsen.
False-belief test en Sally-Ann test Play-do
De concreet operationele fase (tot ongeveer 11-12 jaar) In deze fase verwerft het kind verschillende nieuwe datastructuren, maar deze blijven beperkt tot concreet materiaal en zijn nog niet gericht op abstracte zaken. Vandaar ook de naam van deze fase. Conservatie principe is verworven Test: conservatietaak Reversibiliteit Piaget heeft verschillende belangrijke experimenten gedaan. Het preoperationele kind beheerst deze concepten nog niet. In de concreet-operationele periode leert het kind hiermee omgaan.
De formeel operationele fase (vanaf ongeveer 11-12 jaar) De formeel operationele fase (vanaf ongeveer 11-12 jaar) Kinderen kunnen logisch en abstract denken Brengt systematiek aan in zijn denken Deductief redeneren
Socioculturele ontwikkeling - Vygotsky Sociale leertheorie – ontwikkeling door interactie met anderen Leren door observeren Leren door communiceren Zone van naaste ontwikkeling Scaffolding
Vragen??? Tips: Oefenvragen van de uitgever en extra links Site van de auteur (Zimbardo) met filmpjes en extra links Oefentoets op mijn site med.hro.nl/nojis Tips van de peercoach