“Ja, maar dat is gewoon mijn mening!”
De centrale vraag Waar moet een goed beargumenteerde mening over het oplossen van maatschappelijke problemen aan voldoen?
Programma Doel van de workshop: gezamenlijk een idee krijgen van de didactische problemen en nadenken over praktische oplossingen. Deel 1: 4 (didactische) problemen bij meningsvorming Deel 2: het maken van een antwoordmodel voor meningsvragen Deel 3: het testen van het gemaakte antwoordmodel
Wat willen we ze eigenlijk precies leren? Probleem 1: Wat willen we ze eigenlijk precies leren?
Oordeelsvermogen (meningsvorming) De kandidaat kan concrete maatschappelijke vraagstukken/problemen analyseren en daarbij een eigen standpunt beargumenteren ten aanzien van aspecten van dit maatschappelijk vraagstuk/probleem (domein A: vaardigheden)
het nieuwe programma MaW HAVO+VWO De kandidaat kan informatie verwerken en daaruit beredeneerde conclusies trekken (vwo): Hij kan een beredeneerd standpunt innemen en dit standpunt relateren aan verworven informatie.
Probleem 2: Zijn kinderen van middelbare schoolleeftijd wel cognitief en/of moreel in staat om een goed beargumenteerde mening te formuleren?
Wat willen we dat leerlingen bij oordeelsvermogen kunnen? De taxonomie van Bloom
Veel voorkomende hogere denkvaardigheden bij maatschappijleer: Om dit doel te bereiken moeten leerlingen dus zogenaamde hogere denkvaardigheden beheersen Veel voorkomende hogere denkvaardigheden bij maatschappijleer: Vergelijken Classificeren Causaal redeneren Maar: deze denkvaardigheden bevinden zich allemaal op analyse-niveau, niet op evaluatie-niveau (Bloom)
De (structuur-)stadia van morele ontwikkeling (Kohlberg) Morele autonomie (hoogst haalbare) ca. 15-19 jaar ca. 13-16 jaar ca. 8-14 jaar
Hypotheses van Kohlberg Morele groei voltrekt zich door een stapsgewijze ontwikkeling door de verschillende stadia naar morele autonomie (hypothese is bevestigd door onderzoek in verschillende landen) Morele groei kan het beste plaatsvinden in ‘open-societies’ (er lijkt aanleiding te zijn dat deze hypothese klopt (‘tentative support’)) Morele autonomie leidt tot waarde-gedreven gedrag (wisselend bewijs)
Meer over deze problematiek
Probleem 3: Áls leerlingen de denkvaardigheid voor de hogere moraal zouden moeten kunnen beheersen, hoe leren we ze dat dan aan?
Nog weinig over bekend. Algemeen: De didactiek Nog weinig over bekend. Algemeen: veel werken met waardendilemma’s in allerlei discussievormen. Colby et al: Noodzaak voor het creëren van een veilige omgeving voor open uitwisseling (open enquiry) langs academische criteria als rationele procedures, afweging, falsificatie, et cetera.
Hoe meten we of kinderen hogere denkvaardigheden beheersen? Probleem 4: Hoe meten we of kinderen hogere denkvaardigheden beheersen? Valkuil: waardevol vinden wat toetsbaar is in plaats van toetsen wat waardevol is
Dus: We vinden het belangrijk dat leerlingen een goed beargumenteerde mening over maatschappelijke problemen hebben, maar: wat onder goed verstaan wordt is, niet duidelijk we weten in de praktijk niet of leerlingen een zeker (gewenst?) cognitief/moreel niveau aankunnen er is nog weinig bekend over het effectief aanleren van evaluatieve denkvaardigheden evaluatieve denkvaardigheden zijn moeilijk te meten (en dus moeilijk te toetsen)
Voorbeeld van een manier om het helder te krijgen Onder-delen van een goede mening Het is niet voldoende als een leerling Het is ok als een leerling Het is goed als een leerling Het is uitmuntend als een leerling Punten Feiten? geen feit noemt of irrelevante feiten noemt een feit noemt dat de mening illustreert een feit noemt dat de mening ondersteunt een feit noemt dat de mening bewijst Max. 4 ………..
Hoever ik nu ben gekomen … Onderdelen van een goede mening Het is niet voldoende als een leerling Het is ok als een leerling Het is goed als een leerling Het is uitmuntend als een leerling Punten Feiten geen feit noemt of irrelevante feiten noemt een feit noemt dat de mening illustreert een feit noemt dat de mening ondersteunt een feit noemt dat de mening bewijst Max. 4 ……….. Waarden geen waarde noemt een passende waarde noemt, maar het verband met het argument niet legt een passende waarde noemt en het verband met het argument legt meerdere waarden noemt en die in verband brengt met het argument Afweging alleen één kant van de discussie noemt beide kanten van de discussie noemt beide kanten van de discussie noemt, maar onevenwichtig beide kanten van de discussie evenwichtig noemt Eindcijfer Max. 12
“Ja, maar dat is gewoon mijn mening!”