De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid Jan Willems Maastricht 31 mei 2005
Het voor alle kinderen in de wereld na te streven ideaal van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (VRK 1989, voor Nederland in werking sinds 8 maart 1995): a) veilige basis: eerbiediging en bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kind (met inbegrip van gezonde voeding, troost, koestering …) b) gezonde opvoeding: geborgenheid, leiding en begeleiding van volwassenen, bij voorkeur de eigen ouders (verantwoord ouderschap, voorbereide en toegeruste ouders … of pleegouders …) c) persoonswording en burgerschapsvorming: adequate gemeenschapszorg (lichamelijke en geestelijke ouder ‑ en kindzorg, kinderopvang, onderwijs, buurtvoorzieningen …) voor een optimale ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind en diens uitgroei naar verantwoordelijk democratisch burgerschap (met inbegrip van verantwoord ouderschap) het ‘belang van het kind’ bevorderen, ofwel zorgen voor:
Om dat ideaal naderbij te brengen bevat het VRK een dubbele ouderschapsplicht voor staten: ‘responsabilisering’ van ouders en ‘empowerment’ van ouders A. de responsabiliseringsplicht van de staat: in de nationale wetgeving omschrijven en nader invullen van ouderlijke plichten (‘verplichtingsplichten’ van de staat) B. de empowerment-plicht van de staat: in nationale wetgeving en beleid verankeren van collectieve en individuele ouderschapsversterking (‘versterkingsplichten’ van de staat)
Versterkingsplichten van de staat A. collectieve ouderschapsversterking: universele preventie (als vertrekpunt voor meer gerichte zorg): draagkracht vergrotende en draaglast verlichtende (basis)voorzieningen voor – en participatie daarbij van – in principe alle ouders B. individuele ouderschapsversterking: het verbeteren van de balans van ouderlijke draagkracht en draaglast door op individuele c.q. gezinsmaat lasten te verlichten en ondersteuning of hulp te bieden (verbeteren van de leefsituatie van het gezin en de geestelijke gezondheid van de ouder, vergroten van de intrapsychische en ‘praktische’ ruimte van de ouder voor zijn of haar kind)
Gevaarlijke opvoedingssituaties (één tot enkele procenten): eerste prioriteit: het in veiligheid brengen, binnen of buiten het eigen familieverband, van het kind het oude gevaarlijke gezinsleven – dat kennelijk aan de aandacht van de jeugdgezondheidszorg of andere instanties is ontsnapt – moet onmiddellijk plaats maken voor een nieuw veilig en gezond gezinsleven ook als het oude gezinsleven veilig en gezond gemaakt kan worden, betekent dat niet automatisch dat het kind terug kan: zijn ontwikkelingsbelang staat immers voorop
Problematische opvoedingssituaties (circa 10 procent) centrale vraag: hóe kan zijn gezin voor het kind behouden blijven? hoe zijn de ouders daartoe het beste te motiveren en hoe kunnen zij het beste worden geholpen en begeleid?
Twijfelachtige opvoedingssituaties (circa 20 procent) centrale vraag: hoe kan het gezinsleven voor het kind worden verbeterd? hoe kunnen de ouders daarbij het beste worden betrokken en ondersteund?
Goede en gezonde opvoedingssituaties (tezamen circa tweederde) centrale taak: het gezinsleven voor het kind zo ongestoord mogelijk laten! kenmerken (onder meer): hanteren van de vier gouden opvoedregels: structureer [stel regels en routines duidelijk vast] stimuleer [waardeer nadrukkelijk positief gedrag] negeer [schenk geen aandacht aan negatief gedrag, of geef een time out-straf en daarna uitleg] communiceer [geef individuele aandacht]
Naast (en in nauwe samenhang met) de dubbele ouderschapsplicht van de staat heeft de staat drie opvoedingsplichten: (1) de preventie ‑, interventie ‑ en reparatieplicht van de overheid ter zake van kinderbeschadiging c.q. kindermishandeling (2) de schoolcurriculum ‑ en de jeugdparticipatie-plicht van de overheid (waaronder toegang tot informatie en bescherming tegen gewelddadig en extremistisch materiaal) (3) de budgettaire en pedagogische prioriteringsplicht van de overheid
De preventie-, interventie- en reparatieplicht van de overheid (een sluitend stelsel met de Raad en de rechter als sluitstuk): een sluitend en geïntegreerd stelsel van in het bijzonder opvoedingsvoorlichting, ouderschapsversterking, jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg, met inbegrip van geestelijke gezondheidszorg, pleeg- en adoptiezorg en jeugdbescherming ofwel (1) de koppeling van (2) universele aan (3) selectieve en (4) geïndiceerde vormen van preventie (beide laatste heeft RAAK uitbesteed aan de RAAK-regio’s)
De schoolcurriculum-plicht van de overheid: zorg voor en effectief toezicht op: – de kwaliteit van de onderwijsgevenden – de kwaliteit van het curriculum – het democratisch en mensenrechtelijk gehalte van het curriculum
De jeugdparticipatie-plicht van de overheid: actief betrekken van jeugd bij gezinstaken, buurt- en ander (vrijwilligers)werk en maatschappelijke dienstverlening gezinstaken: gelijke behandeling van man en vrouw begint bij gelijke opvoeding van jongens en meisjes en hun gelijke participatie aan huishoudelijke taken
De budgettaire en de pedagogische prioriteringsplicht van de overheid: het belang van het kind (artikel 3 VRK) – lees: diens veiligheid, gezonde ontwikkeling en opvoeding, persoonswording en burgerschapsvorming – staat voorop en daartoe dienen de financiële (met inbegrip van de organisatorische en wetenschappelijke) middelen van de staat maximaal te worden ingezet (artikel 4 VRK)
De opvoedplicht van ouders: in Nederland door de wetgever opgelegd als plicht en recht onder de benaming ouderlijk gezag boek 1, artikel 247 lid 1 Burgerlijk Wetboek: Uw recht is uw plicht! ‘Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.’ boek 1, artikel 247 lid 2 Burgerlijk Wetboek: Dien het belang van uw kind! ‘Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.’
Op grond van het VRK heeft de overheid de plicht de opvoedplicht van ouders aan te scherpen (verplichtingsplichten van de staat) tot in elk geval: (1) een gedeelde plicht van beide ouders waarbij (2) ouders zich als eersten verantwoordelijk weten voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind en (3) het belang van het kind de eerste ouderlijke zorg is
Op grond van het VRK heeft de overheid de plicht de opvoedplicht van ouders aan te scherpen tot in elk geval (vervolg): (4) het bieden van – op veiligheid en geborgenheid gebaseerde – leiding en begeleiding aan het kind waarbij (5) ouders rekening moeten houden met de ontwikkelingsfase c.q. de mate van ontwikkeling van het kind
Op grond van het VRK heeft de overheid de plicht de opvoedplicht van ouders aan te scherpen tot in elk geval (vervolg): (6) het zorgen voor een levensstandaard die toereikend is voor de algehele (lichamelijke- emotionele-sociale-morele-intellectuele) ontwikkeling van het kind (7) het hanteren van niet-gewelddadige of anderszins vernederende c.q. respectloze disciplineringsmethoden of straffen de lex-Donner (ingevoerd in 2006? of al eind 2005: honderd jaar kinderbescherming?)
Op grond van het VRK heeft de overheid de plicht de opvoedplicht van ouders aan te scherpen tot in elk geval (vervolg): (8) de plicht van aanstaande ouders zich voor te bereiden op hun pedagogische taak (9) de uit het recht van het kind op onderwijs voortvloeiende plicht het kind naar school te sturen (Leerplichtwet) (10) de uit het recht van het kind op sport en spel en op deelname aan het culturele leven voortvloeiende plicht het kind daartoe krachtig aan te moedigen en in de gelegenheid te stellen
De tien verplichtingsplichten van de staat gaan gepaard met statelijke versterkingsplichten: de facilitering door de overheid van de tien hierboven vermelde ouderlijke plichten aangevuld met materiële en immateriële opvoedingsondersteuning en opvoedhulp waar dat nodig is voor de wetgever betekent dit: de wet dient regels te stellen omtrent de aanspraken van opvoeders op financiële en overige ondersteuning en hulp bij de opvoeding (in combinatie met de regeling van de bevoegdheden en verplichtingen van de overheid ter zake van de voorkoming van onnodig leed en vermijdbare schade aan de ontwikkeling van het kind)
Kinderrechten worden niet geschonden achter de voordeur In Nederland worden kinderrechten geschonden doordat kinderrechtelijke en andere mensenrechtelijke verplichtingen niet, onvoldoende of inadequaat worden nageleefd En dat gebeurt niet achter de voordeur, maar in Den Haag
De mensenrechten van kinderen, ouders, professionals, ‘omstanders’ … worden in Den Haag geschonden door: ‘de drassigheid van de besluitvorming in ons land’ (Doek) het ontbreken van een ‘actief aanvalsplan tegen kindermishandeling’ en van een ‘gevoel van urgentie’ (Meuwese) het ‘halsstarrig blijven vasthouden door Nederland aan zijn klassieke, achterhaalde ideologie’ (Veldkamp) ‘achtereenvolgende regeringen die toestaan dat een deel van de kinderen van ons land wordt gemarteld’ (Lamers-Winkelman)