Thema 5 Begeleidingsmethoden Methodisch begeleiden Snoezelen Gentle Teaching Totale Communicatie Hometraining en PPG Gedragsmodificatie
1. Methodisch begeleiden toen en nu Slaapzalen met meerdere bewoners Activiteiten per afdeling en gericht op beheersing en verzorging Individuele zorgplannen Weinig tot geen ouderparticipatie Werknemers heten “verpleegkundigen- Z” Eigen slaapkamer Activiteiten gericht op wonen, werken, ontspanning en persoonlijke ontwikkeling. Er zijn individuele zorgplannen en daarop afgestemde gemeenschappelijke begeleidingsplannen. Opkomende en toenemende ouderparticipatie Werknemers heten (woon-)begeleider Tot 1975: Groepsmatige begeleiding Vanaf 1976: Individuele en groepsmatige begeleiding Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
2. Zorg- Begeleidingsplan De voorbereiding De uitvoering De evaluatie/ bijstelling De anamnese Inventarisatie gegevens De diagnose Vaststellen probleem (S.O.A.P of P.E.S) Doelstelling(-en) S.M.A.R.T geformuleerd Acties 5 x “W” Evaluatie bijstelling Proces/ product Algemeen Specifiek Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
3. Waarom is methodisch handelen? Bij methodisch werken gaat het niet meer om intuïtief handelen, maar om een methodische en systematische aanpak waaraan voordelen zijn verbonden: de kans op fouten neemt af omdat er meer greep is op wat er gebeurt en men verder vooruit kan (moet) zien; zowel een ander als jijzelf weet wat er verwacht mag worden; het eigen handelen kan beter geëvalueerd worden om zo nodig het handelen te verbeteren; anderen krijgen een duidelijker beeld van de werkzaamheden en van datgene waarvoor men staat. Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
4. Kenmerken methodisch handelen Methodisch werken heeft vier kenmerken: Het handelen is doelgericht. Het handelen is systematisch: het verloopt volgens van te voren geplande stappen. Deze stappen zijn afgeleid van de doelstelling. Het handelen is procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Daarbij wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft. Het handelen is bewust: De uitvoerder weet wat hij doet (planning) en waarom (doel). Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
5. Doelstelling zintuiglijke stimulering (snoezelen) Stimuleren van de sensorische/ motorische ontwikkeling Uitlokken van nieuw gedrag In stand houden aanwezig gedrag Aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind Normatieve visie Medische visie Personale visie Vraag: welke middelen Zijn geschikt voor Zintuiglijke stimulering? Doel Gerelateerd aan visie Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
6. Snoezelen http://www. youtube. com/watch Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
7. Begeleidingsmethodieken Snoezelen Gentle Teaching Totale communicatie http://www.youtube.com/watch?v=fkqN-lQ-0w4 Facilitated communication Methode Vlaskamp Methode “Kleine Stapjes” Methode Feuerstein http://www.feuerstein.nl/film.html http://www.youtube.com/watch?v=lqSQI VJgLk&feature=g-vrec (Engels) Gedragsmodificatie Gedragsmotivicatie[1].pptx (1,7 MB) Opvoedingsprogramma's Bij kinderen met ernstige meervoudige beperkingen is het vaak moeilijk richting te geven aan de opvoeding. Waar werk je naartoe? Welke toekomstverwachtingen mag je hebben? Deze en andere vragen komen steeds weer terug bij ouders en zorgverleners. Het Opvoedingsprogramma is bedoeld om deze vragen in kaart te brengen en op te lossen. De visie achter het programma luidt: mensen met EMB hebben recht op een situatie waarin zij tot optimale ontplooiing van hun mogelijkheden komen en waarbij ze in relaties met anderen een actieve en sturende rol spelen. Mensen met EMB zijn op te voeden en kunnen dingen aanleren. Dit kan door gezamenlijk één doel te kiezen en daar gezamenlijk, langere tijd en systematisch, aan te werken. Zorgverleners moeten openstaan voor en nauwkeurig letten op de signalen van de cliënt. Keuzes in de opvoeding worden meestal intuïtief gemaakt. Vaak werkt dit goed, maar niet altijd. Bovendien is het moeilijk een dergelijke intuïtieve werkwijze over te dragen. Het is belangrijk om vast te leggen wat je doet en waarom. De continuïteit is dan gewaarborgd, waardoor de persoon steeds meer zichzelf kan zijn. Algemene informatie Typen communicatievragen waarop de methode een antwoord biedt Het programma kan een basis zijn voor de opvoeding en ondersteuning voor mensen met ernstig meervoudige problemen, ook als er nog geen problemen zijn. Het programma is gebaseerd op diverse opvoedingstheorieën en de leertheorie. Alle mogelijke vragen over het verbeteren van je eigen mogelijkheden om in contact te zijn, maar ook over mogelijkheden van de omgeving om meer kansen tot communicatie te creëren. Communicatievragen kunnen variëren van onderzoeken welke kennis er reeds is over communicatie met/van deze persoon. Het Opvoedingsprogramma heeft als doel de zorg en ondersteuning af te stemmen op de mogelijkheden en behoeften van de persoon. Dat betekent: Doelstelling ouders en hulpverleners duidelijk en navolgbaar laten handelen, vanuit een gezamenlijk gedragen opvatting. personen zelf invloed geven op wat er met hen gebeurt en hoe dat gebeurt; De methode is specifiek voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen ontwikkeld. Het programma geeft handvatten bij zorg en ondersteuning voor kinderen en volwassenen. Doelgroep Het programma is van toepassing op alle ontwikkelings- en ontplooiingsgebieden van kinderen en volwassenen met ernstige beperkingen. De communicatie is vaak het grootste probleem, het programma zal hier dan ook vaak voor gebruikt worden. Lees verder: Carla Vlaskamp Ontwikkeld door Voorwaarden voor gebruik Achtergrondinformatie Praktische toepassing Contactgegevens en beschikbaarheid Ervaringsverhalen een normatief uitgangspunt (de visie) Het opvoedingsprogramma stoelt op twee pijlers: Beschrijving van de werkwijze De werkwijze is doelgericht en systematisch, de stappen worden cyclisch doorlopen. een methodisch uitgangspunt (de werkwijze) Dit perspectief wordt uitgewerkt in een aantal hoofddoelen. Op basis van dit persoonsbeeld worden lange termijndoelen geformuleerd: het perspectief. Betrouwbare en valide instrumenten helpen bij de beeldvorming en het schrijven van een persoonsbeeld. Deze stappen vinden plaats in overleg met ouders en andere zorgverleners. De hoofddoelen worden, per discipline, vertaald in werkdoelen voor de korte termijn (2-4 weken): informatie verzamelen over de actuele situatie of over het effect van handelen, het stimuleren een bepaalde omgangswijze en het vastleggen hiervan. De werkdoelen gaan steeds over een bepaald aandachtsgebied. De aandachtsgebieden zijn: Functionele mogelijkheden: Doelen die binnen dit aandachtsgebied passen richten zich op het bepalen en/of stimuleren van cognitieve, motorische en zintuiglijke mogelijkheden Adaptief gedrag: Doelen binnen dit aandachtsgebied richten zich op het ontwikkelen van conceptuele, sociale en praktische vaardigheden die een persoon nodig heeft om in het dagelijks leven zo optimaal mogelijk te functioneren, zoals bijvoorbeeld: leren gebruiken van symbolen, leren zo zelfstandig mogelijk te functioneren, zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden, enzovoorts. Interacties, sociale rollen: Dit zijn doelen die zich richten op het wederzijdse contact tussen de persoon en zijn de directe omgeving, en het leren begrijpen van elkaars acties en reacties. Ook vallen hieronder doelen die zich erop richten dat de persoon de gelegenheid krijgt om in verschillende omgevingen verschillende ervaringen op te doen. Gezondheid: Dit zijn doelen die zich richten op het aandacht hebben voor - en verbetering nastreven van de lichamelijke en/of geestelijke conditie van de persoon. Context: Dit zijn doelen die zich richten op de niet-specifiek omgevingssituatie van de persoon, bijvoorbeeld met betrekking tot samenwerking met een werkvoorziening of vrijwilligers. lichaamservaring (basale stimulatie en contact), stemming, communicatie, cognitie of motoriek. Bij elk werkdoel horen activiteiten en rapportagepunten. Van tevoren wordt vastgelegd op welke wijze het doel moet worden bereikt en hoe je bepaalt of het doel is bereikt. Bij elk werkdoel horen activiteiten en rapportagepunten. Van tevoren wordt vastgelegd op welke wijze het doel moet worden bereikt en hoe je bepaalt of het doel is bereikt. Door de continue evaluatie is het programma dynamisch en volgt het de veranderende mogelijkheden en behoeften van de cliënt. De kracht van de methode is om niet meer op te schrijven dan nodig en om dicht bij het (evalueren van het) handelen te blijven. De interdisciplinaire samenwerking komt vooral tot uiting in de vergaderingen. Hierbij is de kennis van alle betrokkenen van belang, maar ouders (als ervaringsdeskundigen) krijgen een centrale positie. Verantwoordelijkheden op alle niveaus worden vastgelegd en zijn dus duidelijk voor iedereen. Door frequent en doelgericht te evalueren krijgt de cliënt zelf de kans om duidelijk te maken of de gekozen doelen op dat moment wel de juiste zijn. Rol en verantwoordelijkheden Te verwachten resultaat van de methode Andere methoden kunnen dienen als middel om bepaalde doelen te bereiken. Er is alleen sprake van ‘conflicterende methoden’ als deze uitgaan van een andere visie. Methoden die ernaast gebruikt kunnen worden Personen geven steeds aan wie zij zijn en wat zij willen en kunnen. Op deze manier leert de omgeving steeds beter af te stemmen op hun behoeften en wensen. Het programma biedt richting aan de zorg, omdat men doelgericht werkt en stimuleringsmogelijkheden benut. Deelnemers leren van elkaar, weten welke resultaten bij welke inspanningen horen en werken samen. Het Opvoedingsprogramma werd in het begin van de jaren ‘90 ontworpen door Carla Vlaskamp. Oorspronkelijk is het ontworpen voor gebruik in de residentiële zorg. Het programma werd de afgelopen jaren toepasbaar gemaakt voor gebruik in een kinderdagcentrum of een dagcentrum voor volwassenen. Daarna is het ook geschikt gebleken en bruikbaar gemaakt voor het onderwijs en de revalidatie. Ontstaansgeschiedenis methode Resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het effect van de methode De individueel gerichte persoonsgebondentijd neemt toe, er wordt minder groepsgericht gewerkt en men weet beter wat men met de persoon kan doen en waartoe de acties moeten leiden. Wetenschappelijk onderzoek, drie proefschriften: Vlaskamp (1993), Van Wijck (1997), Zijlstra (2003). Wijze waarop de methode getoetst is De visie van de organisatie moet in grote lijnen overeenkomen met die van het programma: mensen met ernstig meervoudige beperkingen zijn personen met mogelijkheden die in relaties met anderen een actieve en sturende rol kunnen spelen. Visie van de organisatie Tijd en geld Het management moet in samenspraak met de gedragsdeskundige richting geven door de keuze te maken voor deze methodiek. Consequenties in tijd en geld moeten door hen worden gedragen. Dit houdt in: coaching. een interne cursus voor begeleiders/teamleden; een cursus voor de gedragsdeskundige; Houding van de personen rond de cliënt Aanvankelijk kost het tijd om de methode goed in de vingers te krijgen, maar uiteindelijk levert een efficiëntere werkwijze tijdwinst op: het maakt uitgebreide rapportage op bijzaken overbodig. Alle betrokkenen moeten tijdens een cursus vertrouwd gemaakt worden met de visie en de werkwijze van het programma. Er moet commitment zijn van alle gebruikers. Er moet ondersteuning zijn vanuit directie/management (faciliterend). Aanschaf en gebruik (leren) maken van hulpmiddelen De methode moet niet naast een bestaande zorgplanmethodiek worden ingezet, maar kan deze vervangen of moet ingepast worden. De eerste stap is het inventariseren en in kaart brengen van de mogelijkheden en behoeften van de cliënt. Daarvoor worden de volgende instrumenten gebruikt: Diagnostiek en screening vooraf Desgewenst video-apparatuur. Inventarisatie Persoonsbeeld & Zorg (IPZ): dit beschrijft niet alleen de ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt maar ook de mogelijkheden van de omgeving en de veranderingen; GedragsTaxatie Instrument (GTI); Goede implementatie Lijst voor het afstemmen van Activiteiten en Situaties op de mogelijkheden en voorkeuren van kinderen met ernstige meervoudige beperkingen (LAS). Lijst Kindkenmerken (deel I en II;) Een goed omschreven implementatietraject (adoptie van programma, actuele uitvoering en een borgingsfase), zijn onderdeel van ieder goed programma, dus ook van dit programma. Hierover is een boek geschreven, getiteld ‘Met zorg vernieuwen’ Zijlstra, Vlaskamp & Poppes, 2005, uitgeverij van Gorcum. Heeft u ervaring met deze methode of een andere methode en wilt u uw ervaring delen? Mail ons uw verhaal. Stuur uw ervaring naar mail@communicatiemethodenemb Zijn onder andere te vinden op internet. Ervaringen van ouders staan in het boek ‘Gedeeld en opgeteld’ van Poppes & Vlaskamp, uitgeverij Lemniscaat, 1997. Omgangsstrategieën Gedrag volgen Behandelstrategieën Gedrag veranderen Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012
Video Hometraining (VHT) 8. Vroeghulp Begeleiden van ouders thuis met als verbetering communatieve-,motorische- ,taal-, sociale vaardigheden en aanleren zelfzorg Ontwikkeling,Inhoud, tijdsduur en frequentie zijn afgestemd op het niveau van het gehandicapte Kind. Begeleiden van ouders met een V.G. kind in een “problematische” opvoedingssituatie” met behulp van het nabespreken van opgenomen videobeelden. Hometraining Video Hometraining (VHT) Maatschappelijke Zorg Thema 5 Begeleidingsmethoden 12-5-2012