Toelichting VLAREM-actualisatie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 LNE - Afdeling Milieuvergunningen in samenwerking met de Provinciebesturen
Bedrijfsinterne milieuzorg Paul Kiekens coördinator bedrijsfinterne milieuzorg afdeling Milieuvergunningen
Bedrijfsinterne milieuzorg. WIJZIGINGEN VLAREM: MILIEUCOÖRDINATOR & DECRETALE MILIEUAUDIT
Bedrijfsinterne milieuzorg. Inhoudsopgave toelichting: Situatieschets bedrijfsinterne milieuzorg. De rol van de vergunningverlenende overheid bij de aanstelling van milieucoördinatoren. Wie kan als milieucoördinator worden aangesteld? Wijziging bepalingen milieucoördinatoren. Wijziging bepalingen decretale milieuaudit.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Situatieschets bedrijfsinterne milieuzorg: a) Wettelijk kader: decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals aangevuld door het decreet van 19 april 1995 met een titel III bedrijfsinterne milieuzorg; VLAREM I (indelingslijst); VLAREM II (afdeling 4.1.9 + bijlagen);
Bedrijfsinterne milieuzorg. b) Doelstelling: nastreven van duurzame productiepatronen en het beperken van de milieubelasting van de bedrijven in al hun aspecten. c) Kenmerkend: geen integraal zorgsysteem, maar wel deelfacetten van een zorgsysteem: milieucoördinatoren; Milieuaudit; meet- en registratieverplichtingen;
Bedrijfsinterne milieuzorg. milieujaarverslag; bedrijfsbeleid ter voorkoming van zware ongevallen; meldings- en waarschuwingsplicht bij accidentele emissies.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Milieucoördinatoren: Wie stelt aan? Bij welke bedrijven? Wat is de rol van de vergunningverlenende overheid bij de aanstelling van milieucoördinatoren? - ingeval van één bedrijf; - ingeval van een milieutechnische eenheid.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Rubriek Omschrijving en subrubrieken Klasse Bemerk- ingen Coör-dinator 13 Farmaceutische stoffen 13.1 Inrichtingen voor het farmaceutisch bereiden 1 M A 13.2 Inrichtingen voor het conditioneren en het verpakken van farmaceutische stoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 3° a) meer dan 1.000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied B
Bedrijfsinterne milieuzorg. Rubriek Omschrijving en subrubrieken Klasse Bemerkin-gen Coör-dinator 10 Dranken 10.2 Mouterijen, bierbrouwerijen…. 3° a) meer dan 1.000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 1 N
Bedrijfsinterne milieuzorg. Rubriek Omschrijving en subrubrieken Klasse Bemerk-ingen Coör-dinator 16.7 Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten,… …. 2° meer dan 1.000 l tot en met 10.000 l 2 T VO 3° meer dan 10.000 l 1 B
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wie kan als milieucoördinator worden aangesteld? Enkel personen die over de juiste kwalificaties en eigenschappen beschikken en behoudens uitzonderingen: vereiste diploma’s of voldoende werkervaring hebben; burgerlijke en politieke rechten genieten; verzekerd zijn inzake burgerlijke aansprakelijkheid;
Bedrijfsinterne milieuzorg. erkende cursus aanvullende vorming voor milieucoördinatoren van 250 uur of van 150 uur te hebben gevolgd. Vergunningverlenende overheid bepaalt het niveau van de opleiding, indien zij zelf in de verplichting van een aanstelling voorziet. erkend zijn door de minister ingeval de functie wordt uitgeoefend bij twee of meer inrichtingen waar men geen werknemer is.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijzigingen bepalingen milieucoördinatoren: Wijziging indelingslijst: Bij inrichtingen die vroeger in de eerste klasse en nu in de tweede klasse zijn ingedeeld, kan de vergunningverlenende overheid een milieucoördinator aanstellen, tenzij in de indelingslijst achter deze inrichtingen in de vijfde kolom de letter N voorkomt (vrijgestelde inrichtingen).
Bedrijfsinterne milieuzorg. Rubriek Omschrijving en subrubrieken Klasse Bemerkingen Coördinator 30.8 Inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 2° a) meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 2 A,T N
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijziging i.v.m. de opleiding en vorming: aanpassing van de diplomavereisten aan de nieuwe benamingen van het decreet van 4 april 2004 betreffende het hoger onderwijs; versoepeling van de toelatingsvoorwaarden tot de cursussen aanvullende vorming voor milieucoördinatoren van het eerste niveau: universitair of daarmee gelijkgesteld diploma wordt vervangen door de graad van bachelor of een daarmee gelijkgeschakelde graad;
Bedrijfsinterne milieuzorg. milieucoördinatoren die de aanvullende vorming van 250 uur of van 150 uur volgen zijn in datzelfde kalenderjaar vrijgesteld van de bijscholing van dertig uur; een persoon die werknemer is van de exploitant kan éénmalig en voor een periode van maximum drie jaar als milieucoördinator worden aangesteld op de voorwaarde dat hij is ingeschreven om een cursus aanvullende vorming voor milieucoördinatoren te volgen;
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijziging i.v.m. met de kennisgevingsplicht voor exploitanten: Voor een milieucoördinator-werknemer kan de kennisgeving van de aanstelling plaatsvinden door middel van het bijhouden van een aanstellingsdossier op de exploitatiezetel. Het dossier omvat: de gedagtekende overeenkomst tussen de exploitant en zijn werknemer met betrekking tot de uitoefening van de functie;
Bedrijfsinterne milieuzorg. alle documenten waaruit moet blijken dat de aanstelling conform de wettelijke bepalingen heeft plaatsgevonden (diploma, aanvullende vorming, verzekering, akkoord CPBW). Deze bepaling is niet van toepassing op meervoudige aanstellingen waarvoor de voorafgaande instemming van de afdeling Milieuvergunningen moet worden bekomen.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijziging i.v.m. de invulling van de taken van de milieucoördinatoren en de nieuwe rol van de vergunningverlenende overheid Taken van de milieucoördinator: bijdragen tot de ontwikkeling, invoering, toepassing en evaluatie van milieuvriendelijke productiemethodes en producten;
Bedrijfsinterne milieuzorg. waken over de naleving van de milieuwetgeving door meer bepaald op regelmatige tijdstippen controle uit te oefenen op de werkplaatsen, de zuiveringstechnische werken en de afvalstromen. Hij rapporteert de vastgestelde tekortkomingen en doet voorstellen om deze te verhelpen; waken of instaan voor de uitvoering van de voorgeschreven emissie- en immissiemetingen en de registratie van de resultaten ervan; waken over het bijhouden van het afvalstoffenregister en de naleving van de meldingsplicht;
Bedrijfsinterne milieuzorg. voorstellen doen en bijdragen tot de interne en externe communicatie i.v.m. de gevolgen voor de mens en het milieu; verlenen van advies over investeringen; opstellen van een jaarverslag over zijn werkzaamheden.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Nieuwe bepaling: Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning moet de milieucoördinator ten minste éénmaal per trimester van een kalenderjaar zelf de controle uitvoeren. Deze minimumfrequentie geldt echter niet voor de onbemande installaties voor waterwinning (rubriek 53.9) en gasontspanningsstations (rubriek 16.5).
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijziging i.v.m. erkenningen en instemmingen voor milieucoördinatoren: er wordt gepreciseerd dat de aanvrager om een erkenning zijn technische kennis slechts voldoende kan aantonen indien hij een praktische ervaring heeft van meer dan één jaar in de aanpak van de milieuhinder op bedrijfsniveau; instemmingen en erkenningen kunnen voortaan door de afdeling Milieuvergunningen respectievelijk de Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu, worden ingetrokken of geschorst.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Wijzigingen in verband met de decretale milieuaudit: Een periodieke milieuaudit moet worden opgesteld voor: de in de eerste klasse ingedeelde inrichtingen die tevens zijn opgenomen in de bijlage I van het besluit van 10/12/04 van de VR houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage;
Bedrijfsinterne milieuzorg. de VR-plichtige inrichtingen, vermeld in rubriek 17.2.2. van de indelingslijst; de inrichtingen die in de indelingslijst in bijlage 1 bij titel I v/h VLAREM onder de zesde kolom met de letter P zijn aangewezen, evenwel enkel en alleen als ze daartoe door de vergunningverlenende overheid zijn aangeduid.
Bedrijfsinterne milieuzorg. Nieuwe bepaling: Inrichtingen die over een EMAS-geregistreerd of ISO 14001-gecertificeerd zorgsysteem beschikken, zijn vrijgesteld van de verplichting om een periodieke milieuaudit op te stellen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: het bedrijf moet tussen twee voorziene opeenvolgende audits onafgebroken over een gecertificeerd milieuzorgsysteem beschikken;
Bedrijfsinterne milieuzorg. de openbaarheid van de gegevens die anders via de decretale milieuaudit gerealiseerd wordt, moet gegarandeerd blijven; het voldoen aan deze voorwaarden moet worden gecontroleerd door een milieuverificateur of certificatie-instelling. EMAS-geregistreerde of ISO 14001 gecertificeerde inrichtingen zijn ook vrijgesteld v/d verplichting om een éénmalige milieuaudit op te stellen.
Afval en bodem Gilbert Degroote diensthoofd Buitendienst Antwerpen afdeling Milieuvergunningen
Afvalstoffen Definities Indelingsrubrieken Afvalstoffenverwerking, asbestbeheersing Indelingsrubrieken 2.1, 2.2 Algemene voorwaarden (hoofdstuk 4) afgewerkte olie, asbesthoudend materiaal Sectorale bepalingen (hoofdstuk 5) biologische behandeling, bermmaaisel, voertuigwrakken, dierlijk afval,verbranding biomassa, monostortplaatsen baggerspecie Niet ingedeelde inrichtingen (hoofdstuk 6) asbesthoudend materiaal
Definities Ondergrondse opslag afvalstoffen Asbestbeheersing een permanente afvalopslagvoorziening in een diepe onderaardse ruimte zoals een zout- of kaliummijn. Asbestbeheersing Hechtgebonden asbest”: asbestcement, asbesthoudende vloertegels en vloerbekledingen, asbesthoudende bitumen en roofingproducten en asbesthoudende pakkingen en dichtingen waarvan het bindmiddel bestaat uit cement, bitumen, kunststof of lijm; Niet hechtgebonden asbest”: alle andere asbesthoudende materialen;
Definities (2) Afvalstoffenverwerking Tussentitel verbrandingsinrichtingen voor houtafval wordt opgeheven Verontreinigd behandeld houtafval Directe spaandroger Indirecte spaandroger Hybride droger Type droger Bestaande droger Nieuwe droger
Indelingsrubrieken 2. Aanhef - secundaire grondstof 2.1. opmerking - opslag en overslag dierlijke bijproducten afvalstoffen 2.1.3. tussentijdse opslag uitgegraven bodem die niet voldoet aan VLAREBO 2.2.1.b) containerpark 2.2.2.d) voertuigwrakken 2.2.3. opslag en biologische behandeling 2.2.4. dierlijke bijproducten afvalstoffen
Algemene voorwaarden (Hfst. 4 titel II) Artikel 4.1.6.4. wordt opgeheven (afgewerkte olie) Afgewerkte olie die ontstaat in een bedrijf mag binnen het bedrijf als brandstof worden gebruikt mits naleving van de voorwaarden van art. 5.2.2.8.4. Artikel 4.7.0.1. toevoeging (asbest) §2 mogen zelf verwijderd worden: Hechtgebonden niet beschadigd materiaal Hechtgebonden beschadigd materiaal in ongewijzigde toestand buiten Koorden, dichtingen, remvoeringen §3 vermijden vezelverspreiding §4 afzonderlijk opslaan van ander sloopafval §5 gebruik mechanische werktuigen met hoge snelheid is verboden
Sectorale voorwaarden (Hfst. 5 titel II) Algemene bepalingen Biologische behandeling van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen Opslag en voorbehandeling van maaisel in afwachting van een nuttige toepassing Voertuigwrakken – schroot Dierlijk afval Verbranding en meeverbranding biomassa-afval Monostortplaatsen baggerspecie
Algemeen Artikel 5.2.1.1. §5. toegevoegd dierlijke bijproducten die worden beschouwd als afvalstoffen worden verzameld, behandeld en afgevoerd overeenkomstig de voorschiften van verordening 1774/2002
Biologische behandeling van groenafval, GFT-afval en OBBA Subafdeling 5.2.2.3. Compostering plantsoen en tuinafval uitgebreid tot biologische behandeling groen-, GFT- en organisch biologisch bedrijfsafval. Samenbrengen van subafdeling 5.2.2.3. en 5.2.2.3.bis. Art. 5.2.2.3.2. Geen weegbrug, groenscherm en afvalstoffenregister voor klasse 3 Art. 5.2.2.3.4. Bijhouden van een compostdagboek, temperatuur, data omzetten, afoogsten.
Biologische behandeling van groenafval, GFT-afval en OBBA (2) Art. 5.2.2.3.5. §3 tijdelijke opslag compost hopen 4 meter hoog, vroeger 3 meter. §4 vloeistofdichte vloer vanaf composteerruimte groter dan 10 m³. Art. 5.2.2.3.6. tot 5.2.2.3.9. Nieuwe bepalingen over de aanvaarding van afvalstoffen volgens het type inrichting (indelingsrubriek). Bepalingen over de bestemming van de compost volgens het type inrichting.
Opslag en voorbehandeling van maaisel in afwachting van nuttige toepassing Nieuwe subafdeling 5.2.2.3.bis Opslag en voorbehandeling van maaisel in afwachting van nuttige toepassing Art. 5.2.2.3.bis.2. Geen weegbrug, groenscherm en afvalstoffenregister voor klasse 3 Art. 5.2.2.3.bis.3. uitsluitend maaisel afkomstig van het beheer van bermen en natuurgebieden mag worden aanvaard. Art. 5.2.2.3.bis.4 Opslag en voorbehandeling gebeurt gecontroleerd (beperken geurhinder en bodemverontreiniging) Voorbehandeling is afgestemd op uiteindelijke verwerking
Voertuigwrakken – schroot Art. 5.2.2.6.3. §2. Stapelen van niet-gedepolueerde voertuigwrakken in stapelrekken mits toegelaten in de milieuvergunning stapelhoogte max. 3 meter tenzij anders bepaald in de vergunning §3. Stapelen van gedepolueerde voertuigwrakken al of niet in stapelrekken mits toegelaten in de milieuvergunning Art. 5.2.2.6.4. §4. demontage met oog op recycling 4° glas, indien dit glas na shredding niet zo wordt gescheiden dat het als materiaal kan teruggewonnen worden
Voertuigwrakken – schroot (2) Art. 5.2.2.7.1. §2. Schroot in de vorm van recipiënten zoals vaten, tanks of buisvormige structuren die gevaarlijke stoffen hebben bevat of ermee verontreinigd zijn, kan maar op de inrichting worden aanvaard voor zover de recipiënten: 1° ofwel leeg zijn en gereinigd werden; 2° ofwel leeg zijn en maximaal een dunne laag verf en/of inkt bevatten die een stevige en hechtende bekleding vormt.
Dierlijk afval Op de inrichtingen bedoeld in deze subafdeling zijn de bepalingen van de verordening EG 1774/2002 van toepassing De oude indeling in hoog- en laag risicomateriaal verdwijnt Slechts een beperkt aantal bepalingen worden in aangepaste vorm behouden.
Dierlijk afval (2) Art. 5.2.2.10.1 scheiding rein en onrein gedeelte Art. 5.2.2.10.2 verwerking binnen 24 uur, uitzonderlijk langer bij koeling Art. 5.2.2.10.3 §1 afzuigen en behandelen geurbeladen lucht §2 afgassen warmtebehandeling behandelen in aangepaste zuiveringsinstallatie §3 en §4 gemakkelijke afvloeiing en zuivering afvalwater §5 afvalwater onrein gedeelte behandelen zodat er geen ziekteverwekkers meer aanwezig zijn Art. 5.2.2.10.4 goedkeuring door toezichthoudende overheid van procedures, methodes en apparatuur monsterneming verwerkte producten
Verbranding en meeverbranding Algemene bepalingen Art. 5.2.3.bis.1.37 “Overgangs- en opheffingsbepalingen” wordt opgeheven
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval Art. 5.2.3.bis.4.8. Emissiegrenswaarden van artikel 5.2.3bis.4.9 en de meetverplichtingen van artikel 5.2.3bis.4.12 zijn van toepassing voor het deel van het niet verontreinigd behandeld houtafval dat bestaat uit natuurlijk hout, schors inbegrepen, dat alleen een mechanische behandeling heeft ondergaan. Art. 5.2.3.bis.4.13.§3. (nieuw) De emissiegrenswaarden van artikel 5.2.3bis.4.15 en de meetverplichtingen van artikel 5.2.3bis.4.18 zijn van toepassing voor het ander niet verontreinigd behandeld houtafval dan dat bestaat uit natuurlijk hout, schors inbegrepen, dat alleen een mechanische behandeling heeft ondergaan.
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval (2) Art. 5.2.3.bis.4.9. en art. 5.2.3.bis.4.15 Emissiegrenswaarden totaal stof, SO2, NOx en CO is voldaan wanneer de concentraties in de rookgassen lager liggen dan de emissiegrenswaarden vastgelegd in hoofdstuk 5.43 voor vaste en vloeibare fossiele brandstoffen.
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval (3) Art. 5.2.3.bis.4.12.§4. en art. 5.2.3.bis.4.18.§1.4° Behalve voor verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen kan de vergunningverlenende overheid op vraag van de exploitant en op basis van een evaluatieverslag van de toezichthoudende overheid, toestaan dat er geen continue bemonstering van dioxinen en furanen wordt uitgevoerd en/of de analysefrequentie wordt verminderd.
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval (4) Art. 5.2.3.bis.4.11. en art. 5.2.3.bis.4.17 Voor direct gestookte spaandrogers gelden de emissiegrenswaarden zoals bepaald in artikel 5.19.1.4,§2bis Art. 5.2.3.bis.4.12.bis. en art. 5.2.3.bis.4.18.bis (nieuw) Voor direct gestookte spaandrogers gelden de meetfrequenties zoals bepaald in artikel 5.19.1.4,§5 . Art. 5.2.3.bis.4.19.bis. Voor direct gestookte spaandrogers gelden, in afwijking van artikel 5.2.3bis.4.19, voor de meetmethode en de beoordeling van de meetresultaten de bepalingen van artikel 5.19.1.4, §6
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval (5) Art. 5.2.3.bis.4.14.§1. Voor het onderscheid tussen "niet-verontreinigd behandeld" en "verontreinigd behandeld" houtafval geldt ingeval van twijfel de tabel van richtwaarden voor potentieel aanwezige verontreinigingen die de A-waarden en B-waarden voor eventueel aanwezige verontreinigingen aan zware metalen en gehalogeneerde organische verbindingen bevat.
Verbranding en meeverbranding biomassa-afval (6) Art. 5.2.3.bis.4.22. “Overgangs- en opheffingsbepalingen” wordt opgeheven.
Monostortplaatsen baggerspecie De destijds opgeheven afdeling 5.2.5. “MONOSTORTPLAATSEN VOOR BAGGERSPECIE AFKOMSTIG UIT DE OPPERVLAKTEWATEREN BEHORENDE TOT HET OPENBAAR HYDROGRAFISCH NET” wordt in geactualiseerde vorm terug opgenomen.
Monostortplaatsen baggerspecie (2) Enkele aandachtspunten Van de bepalingen van de afdeling kan in de vergunning afgeweken worden mits voldaan wordt aan de richtlijn EG 1999/31 voor het storten van afvalstoffen (art. 5.2.5.1.1.) Aan te rekenen stortkosten: inrichting en exploitatie, financiële zekerheid en sluiting en nazorg (art. 5.2.5.1.2.) Baggerspecie die niet op de monostortplaats mag (art. 5.2.5.2.1.) In de vergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken Aanvaardingsprocedure Basiskarakterisering als eerste stap (art. 5.2.5.2.2.) Verificatie ter plaatse (art. 5.2.5.2.3.)
Monostortplaatsen baggerspecie (3) Enkele aandachtspunten Aanvaardingscriteria (subafdeling 5.2.5.3.) Criteria voor het aanvaarden van baggerspecie in elke stortplaatscategorie In bepaalde gevallen zijn driemaal hogere waarden mogelijk behalve voor DOC, TOC, pH en gloeiverlies Werkplan (subafdeling 5.2.5.4.) 13-tal bijkomende gegevens, o.a. afwateringsplan, stortdijken, etc… Goedkeuring door toezichthoudende overheid Inrichting, infrastructuur en afwerking (subafdeling 5.2.5.5.) Meetputten voor grondwater in overleg met OVAM (art. 5.2.5.5.3.)
Monostortplaatsen baggerspecie (4) Enkele aandachtspunten Exploitatie, afwerking en nazorg (subafdeling 5.2.5.6.) De exploitant blijft, nadat de stortplaats definitief is gesloten, verantwoordelijk voor onderhoud, toezicht en controle in de nazorgfase zolang de vergunningverlenende overheid zulks nodig acht, rekening houdend met de tijd gedurende welke de stortplaats gevaar kan opleveren. De periode voor nazorg bedraagt ten minste 30 jaar De exploitant legt een nazorgplan ter goedkeuring voor aan OVAM en aan de toezichthoudende overheid
Verwijzingen naar verordening 1774/2002 De niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten worden als categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-materiaal behandeld, verzameld en afgevoerd overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten
Verwijzingen naar verordening 1774/2002 (2) Hoofdstuk 5.25 Leder Hoofdstuk 5.26 Lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine Hoofdstuk 5.44 Vetten, wassen, oliën, paraffine, glycerine, stearine, harsen en andere niet voor voeding bestemde soortgelijke producten Hoofdstuk 5.45 voedingsnijverheid
Niet ingedeelde inrichtingen (Hfst Niet ingedeelde inrichtingen (Hfst. 6 titel II) – asbesthoudend materiaal Artikel 6.4.0.1. §2 mogen zelf verwijderd worden: hechtgebonden niet beschadigd materiaal hechtgebonden beschadigd materiaal in ongewijzigde toestand buiten koorden, dichtingen, remvoeringen §3 vermijden vezelverspreiding bevochtigen, één voor één manueel verwijderen, niet gooien, niet breken, opslaan in gesloten verpakking §4 afzonderlijk opslaan van ander sloopafval §5 gebruik mechanische werktuigen met hoge snelheid, hogedrukreinigers, luchtcompressoren is verboden
Afvalwater en grondwater Lieve Gielis diensthoofd Milieuvergunningenbeleid - Hoofdbestuur afdeling Milieuvergunningen
WATER Grondwater afvalwater Indelingslijst Adviesbevoegdheid Rubriek 55.2. Nieuwe code van goede praktijk afvalwater
Indelingslijst grondwater 1. Adviesbevoegdheid voor VMM grondwater is uitgebreid: W’ toegevoegd bij rubrieken: 2.3.6. en 2.3.7.:stortplaatsen en monostortplaats baggerspecie 18: groeven en graverijen 52: lozingen in grondwater 53: winning van grondwater
Indelingslijst grondwater (2) 2. Fout in rubriek 55.2. diepboringen: klasse 1 1. geothermische boringen vanaf een diepte van 500 m ten opzichte van het maaiveld 2. boringen voor watervoorziening vanaf een diepte van 500 m ten opzichte van het maaiveld 3. boringen in verband met de opslag van kernafval vanaf een diepte van 100 m ten opzichte van het maaiveld
Code van goede praktijk voor boringen en voor exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning (bijlage 5.53.1.) Boringen en exploitatie van grondwaterwinningsputten Meest gebruikte boortechnieken werkwijze Verlaten grondwaterwinningen Verwijzing in sectorale voorwaarde 5.53.5 naar code waardoor nu verplichting tot opvulling niet meer alleen geldt voor grondwaterwinningen > 30.000 m³/jaar maar voor alle grondwaterwinningen
Schema toezichtkamer
Boorverslag productieboring
Boorverslag peilput
AFVALWATER Indelingslijst Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode eenduidige terminologie Technische controle afvalwater zoneringsplannen Sectorale lozingsnormen
Indelingslijst afvalwater huishoudelijk afvalwater < 20 inwonersequivalenten (I.E.) niet meer ingedeeld huishoudelijk afvalwater > 20 I.E.: 3de klasse behalve als lozingspunt is gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied dan 2de klasse Geen verschillende rubriek meer voor lozing met of zonder gevaarlijke stoffen Uitz;: lozing van gevaarlijke stoffen moet milieuvergunningsplichtig (EG) zijn daarom toch nog onderscheid tussen lozing met en zonder gevaarlijke stoffen voor klein debiet (klasse 3)
Indelingslijst afvalwater (2) 4. Lozingsdebiet als indelingscriteria wijzigt: Lozing zonder behandeling 1ste klasse Lozing met behandeling 1ste klasse Vroeger: Lozing met gevaarlijke stoffen > 20 m³ > 50 m³ Vroeger: Lozing zonder gevaarlijke stoffen > 100 m³ > 200 m³ nu
AFVALWATER Indelingslijst Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode eenduidige terminologie Technische controle afvalwater zoneringsplannen Sectorale lozingsnormen
Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode voor lozingsparameter: In bijlage 4.2.5.2. van titel II van het VLAREM staat voor ‘elke’ parameter de referentiemeetmethode (= code, voorbeeld totaal fosfor: WAC/III/B) Werkwijze die voor de bepaling van een bepaalde parameter dient te worden toegepast Meetmethode wordt in opdracht van de Vlaamse Overheid gevalideerd door het VITO Meetmethode wordt beschreven in het compendium van analyse van water (WAC). Het compendium wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit. Nieuwe definities prestatiekenmerken: rapportagegrens, precisie, juistheid, aantoonbaarheidsgrens en bepalingsgrens
Nieuwe definities afvalwatercontrole (2) 2. Eenduidige terminologie concorantietabel toegevoegd aan definities van afvalwatercontroles voorbeeld totaal fosfor: Oude terminologie Nieuwe terminologie fosfaten of totaal fosfaat totaal fosfor
Voorbeeld: totaal fosfor In bijlage 4.2.5.2. van titel II van het VLAREM: rapportagegrens 150 µg/l precisie 20 % juistheid 10 % Referentie meetmethode: WAC/III/B Op website van het VITO: www.emis.vito.be (onder hulpjes: referentielaboratorium > LNE Erkenningen water > WAC) voor fosfor: 3 meetmethodes
AFVALWATER Indelingslijst Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode eenduidige terminologie Technische controle afvalwater zoneringsplannen Sectorale lozingsnormen
Technische controle afvalwater Wijziging van afdeling 4.2.6.: beoordeling van de meetresultaten bij controle door de toezichthoudende overheid: de toezichthoudende ambtenaar de mogelijkheid geven om elk genomen staal (zowel schepmonster als mengmonster) op een wettelijk voorziene manier te kunnen beoordelen; mogelijkheid om geloosde vrachten en verhoudingen van parameters te beoordelen; mogelijkheid om niet enkel het monsternametoestel van het bedrijf te gebruiken maar ook gebruik te maken van een monsternametoestel dat in opdracht van de toezichthoudende ambtenaar geplaatst wordt door een erkend laboratorium.
AFVALWATER Indelingslijst Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode eenduidige terminologie Technische controle afvalwater zoneringsplannen Sectorale lozingsnormen
Definitief zoneringsplan: lozing H.A. centrale gebied of collectief geoptimaliseerd buitengebied - normen riool - bij voorkeur rechtstreekse lozing tenzij gemeente septische put oplegt 2. collectief te optimaliseren buitengebied (groene cluster) - normen oppervlaktewater (norm voor BS en apolaire KWS geschrapt) - er wordt aan normen voldaan mits individuele voorbehandelingsinstallatie (septische put of gelijkwaardig) - afhankelijk van situatie afkoppeling voorbehandelingsinstallatie bij overgang naar 1. 3. je kan op de website van VMM (http://geoloket.vmm.be/zonering) opzoeken in welke zone de inrichting is gelegen.
Definitief zoneringsplan (2) 1. 2. 3. individueel te optimaliseren buitengebied (rode cluster) of buiten zoneringsplan - normen oppervlaktewater (norm voor BS en apolaire KWS geschrapt) - individuele behandelingsinstallatie met CE-label volgens norm EN 12566-3 (tot 50 IE en verwijderingspercentage 90 % BZV en 70 % ZS) of BENOR-certificaat voor nieuwe inrichting/woning: onmiddellijk aan voldoen Voor bestaande inrichting/woning: indien strenger dan voorheen overgangsperiode van 29 maanden en ten vroegste vanaf 22.12.2015 – bestaande individuele behandelingsinstallatie volstaat ook (CERTIPRO: BENOR-certificaat))
AFVALWATER Indelingslijst Nieuwe definities afvalwatercontrole Referentiemeetmethode eenduidige terminologie Technische controle afvalwater zoneringsplannen Sectorale lozingsnormen
Nieuwe sectorale lozingsnormen laboratoria mestbewerkings- en verwerkingsinstallaties tank- en vatenreiniging slachthuizen textielveredeling
laboratoria Kleine labo’s tot en met 1 kg lozing gevaarlijke stoffen per maand Voornamelijk labo’s van scholen Mag samen met HA worden geloosd Preventiemaatregelen: beperkt en verantwoord gebruik + afvalinzamelingsprocedure + aankoop en afval register Vb: KaHo Sint-Lieven te Gent (presti 5-project) Overige labo’s Zoals labo’s van ziekenhuizen Lozingsnormen (gemiddelde- debietsproportioneel dagmonsters) – meetverplichting (om de 6 maanden) preventiemaatregelen
mestbewerkings- en verwerking gebaseerd op BBT-studie niet meer gebaseerd op behandelingstechniek nu: grootschalige installaties voor varkensmest (> 60.000 ton/jaar) Installaties voor kalvergier overige
tank- en vatenreiniging Gebaseerd op BBT studie + actualisatie vatenreiniging en tankcleaning samen niet meer beperkt tot vloeibare producten overgangstermijn vanaf 1 januari 2010 geen verschil in normen meer tussen lozing in oppervlaktewater en riolering voor totaal kobalt: 0,03 mg/l tenzij anders bepaald in de milieuvergunning met een maximum van 0,2 mg/l
Slachthuizen gebaseerd op BBT-studie + actualisatie pluimvee en overige slachthuizen samen overgangstermijn vanaf 1 januari 2010 Voor lozing in oppervlaktewater voor totaal stikstof : 15 mg/l tenzij anders bepaald in de milieuvergunning met een maximum van 40 mg/l
textielveredeling gebaseerd op BBT-studie + actualisatie sectorale voorwaarden met betrekking tot het gebruik van milieugevaarlijke producten bepaalde stoffen die niet meer mogen gebruikt worden bepaalde stoffen die maximaal moeten vervangen worden procesbaden met broomhoudende vlamvertragers of antimoon mogen niet worden geloosd voor 5 parameters ‘tenzij anders bepaald in de vergunning’
Bedankt voor uw aandacht! Smakelijk!