De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Decentralisatie van de jeugdzorg  decentralisatie jeugdzorg  Per 1 januari 2015 gaan in één keer alle taken en  verantwoordelijkheden naar de gemeenten.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Decentralisatie van de jeugdzorg  decentralisatie jeugdzorg  Per 1 januari 2015 gaan in één keer alle taken en  verantwoordelijkheden naar de gemeenten."— Transcript van de presentatie:

1

2 Decentralisatie van de jeugdzorg  decentralisatie jeugdzorg  Per 1 januari 2015 gaan in één keer alle taken en  verantwoordelijkheden naar de gemeenten over. Het gaat  om taken waarvoor nu het Rijk en de provincie (in ons  geval de stadsregio Rotterdam) verantwoordelijk zijn. Via  deze operatie zal de jeugdzorg effectiever en efficiënter  moeten worden.

3  Uit Beleidsbrief stelselwijziging jeugd  “Geen kind buiten spel’ dd. 8 november 2011.  Onze ambitie is dat alle kinderen gezond en veilig  opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar  vermogen meedoen. De ouders zijn hiervoor eerst  verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit  niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel snel,  goed en op maat functioneren: „Geen kind buiten  spel!‛‛  Het stelsel moet eenvoudiger en een integrale  aanpak van problemen bevorderen. Ouders, kinderen  en andere opvoeders moeten gemakkelijker ergens  terechtkunnen met hun vragen over opgroeien en  opvoeden. De hoofddoelen van de stelselwijziging  zijn dan ook eerdere ondersteuning en zorg op  maat en betere samenwerking rond jeugdigen en  gezinnen.

4  Met het nieuwe stelsel wil het kabinet de volgende  tekortkomingen aanpakken:  te grote druk op gespecialiseerde zorg  tekortschietende samenwerking rond kinderen en  gezinnen  afwijkend gedrag wordt niet onnodig gemedicaliseerd  het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze  knelpunten.

5  In de stelselwijziging van de jeugdzorg spelen drie  soorten vraagstukken een rol:  het stelsel: onder andere afspraken tussen  bestuurslagen, budgetverdeling(systemen), wet- en  regelgeving, besturing en toezicht  de organisatie: onder andere effecten, strategie,  sturing, interactie, inkoop en verantwoording  de uitvoering: onder andere competenties, werkwijze,  dienstverlening, interactie met burger/cliënt.

6 2 soorten processen te onderscheiden: transitie en transformatie.  Het transitieproces (vooral de structuur) betreft de  periode van het veranderen van het huidige stelsel: de  regels, wetten, financiële verhoudingen en dergelijke,  die het mogelijk moeten maken om tot de jeugdzorg  nieuwe stijl te kunnen komen. Dit heeft directe impact  op de organisatie van de uitvoering, omdat meestal  verantwoordelijkheden van de betrokken partijen  wijzigen, evenals de financieringsstromen.

7  Het transformatieproces (vooral het handelen en de  cultuur) is gericht op het realiseren van de beoogde  inhoudelijke effecten van de stelselwijziging: ander  gedrag van professionals en burgers, andere cultuur  bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en  vooral ook het anders met elkaar omgaan tussen burgers,  professionals, instellingen en gemeenten. Het is een  veranderingsproces dat in gang gezet wordt.

8  Een effectieve transformatie richt zich op vier opgaven:  visievorming: Wat willen we bereiken?  (ook in termen van (kwantitatief) effect)  vormgeving van een nieuw lokaal samenspel:  Met welke partijen en in welke vormen?  het samenstellen van een nieuw aanbod:  Met welke aanbod?  en de implementatie van een nieuwe werkwijze:  Op welke manier?

9  Eén gezin, één plan, één regisseur  Het uitgangspunt is dat hulp bij het opvoeden en opgroeien een tijdelijk karakter heeft. Hulp is zo intensief als nodig en duurt zo lang als nodig. Hulp wordt zoveel mogelijk dichtbij georganiseerd en in verbinding met lokale voorzieningen.

10 Opvoeding versterken  Dit onderdeel van de zorgstructuur is  beschikbaar voor iedereen. Het biedt  preventie, opvoedingsondersteuning en  jeugdgezondheidszorg. Waar nodig wordt  intensievere hulp ingeroepen en wordt dit  gecoördineerd. Ook worden informele steun en  sociale netwerken geholpen zich te organiseren.

11 2 Versterking ondersteunen  Als intensievere ondersteuning nodig is, biedt  een professional aan ouders deze ondersteuning  aan. Deze hulp komt zoveel mogelijk naar de  jeugdige en de opvoeders toe. Het Centrum  voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams  zijn belangrijke schakelpunten voor de inzet van  deze extra ondersteuning.

12 3 Opvoeding overnemen  De hulp vanuit dit onderdeel doorbreekt in sterke  mate de oorspronkelijke opvoedingscontext en  wordt alleen waar nodig ingezet. Het betreft  hulpverlening in het kader van jeugdbescherming  of reclassering, gesloten opnames, plaatsing op  een aparte onderwijsplek en dergelijke.

13  In 2014 is er voor alle kinderen en hun  ouders een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van  opvoed- en opgroeisteun: een passend aanbod in elke  wijk, aansluiting tussen zorg en onderwijs en het Centrum  voor Jeugd en Gezin als spin in het web.’

14 casus  verdelen  uitvoeren  navragen

15 opdracht voor volgende keer  hoe ziet ons maatschappelijk probleem eruit binnen de Rotterdamse context?’ en ‘wat betekent de Rotterdamse opvoedvisie voor onze (ketengerichte) benadering van dit probleem?’


Download ppt "Decentralisatie van de jeugdzorg  decentralisatie jeugdzorg  Per 1 januari 2015 gaan in één keer alle taken en  verantwoordelijkheden naar de gemeenten."

Verwante presentaties


Ads door Google