Kind in ontwikkeling deel A Thema 1 Baby
Welkom! Programma Inleiding in de module Opdrachten en toetsing Thema baby: focus + verwerkingsopdrachten
Organisatie Docent: Irina Nojoredjo nojis@hr.nl Tijden di:9.00-13.50 (12.00-12.30 pauze) wo: 9.00 – 12.10 Werkvormen: focus + opdrachten, expertgroep 3 weken les, in 4e week een toets Literatuur Feldman, R (21012). Ontwikkelingspsychologie, 5e editie. Pearson Education Benelux.
Afspraken Je bent op tijd Je bent voorbereid Je hebt de studiematerialen bij je Je levert een actieve bijdrage aan de les
Inleiding module Thema 1 Baby H 1t/m 7 Thema 2 Jonge Kind H8 t/m 13 Thema 3 Adolescent H14 t/m 16 Focuscolleges en verwerkingsopdrachten, expertgroepen en veel zelfstudie! Toetsing: toets met MC vragen EN voldaan aan verplichte opdrachten (expertgroep en praktijkopdracht)
Opdrachten Praktijkopdracht ‘De ontwikkeling in beeld’ Elke student brengt de ontwikkeling van een kind in beeld en presenteert dit aan de rest van de klas. Expertgroep Elke week is een groep studenten er verantwoordelijk voor om de kernbegrippen van die week op een interactieve manier met de klas door te nemen en te toetsen.
Facebookgroep Ondersteunend aan het reguliere programma Verrijkende materialen Plek voor vragen en uitwisseling Responsie-uur een dag voor de toets door modulebeheerder
FOCUS Ontwikkelingsgebieden Fysieke ontwikkeling: lichamelijk, motorisch, zintuiglijk Cognitieve ontwikkeling: Gedachten, geheugen, kennis, intelligentie Sociale/persoonlijke ontwikkeling: emoties, vrienden, karakter Per leeftijdsfase worden deze ontwikkelingsgebieden beschreven. TIP: Kijk op de site van de uitgever voor extra studiemateriaal en proefvragen – ALLEEN als je het originele boek hebt met de code.
Het begin van het leven... Baby’s in verschillende culturen Hoe gaan de ouders om met de komst van hun kind? Welke omgang spreekt jou het meeste aan? Ken jij aparte gewoontes/rituelen?
Groei van de baby
Gevoelige periodes Afgebakende periode waarin het kind extra gevoelig is voor omgevingsfactoren die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling.
Motorische ontwikkeling: reflexen Start met aangeboren reflexen
Mijlpalen in motorische ontwikkeling: ‘Is mijn kind wel snel genoeg?’
Zintuigen Wat kunnen baby’s zien? Wat kunnen baby’s horen? Wat kunnen baby’s ruiken en proeven? Wat kunnen baby’s voelen? Opdracht: 4 groepen, 1 zintuig. Breng met korte video’s/afbeeldingen het zintuig in beeld. Bedenk hoe je met oefeningen/spelletjes de zintuigontwikkeling kunt stimuleren.
Zien
Horen
Fysieke ontwikkeling – naar de praktijk Welke toepassingen in de praktijk wat betreft de fysieke ontwikkeling kan je tegenkomen? Maak groepjes van 4 studenten Bedenk 3 vraagstukken voor een pedagoog en schrijf deze op. Ruil met een ander groepje en kijk of je op basis van wat je nu weet de vragen kunt beantwoorden.
Cognitieve ontwikkeling Twee theorieen: Piaget: kinderen ontwikkelen cognitieve vermogens door ervaringen in motorisch gedrag. Dit verloopt in verschillende stadia. Informatieverwerkingstheorie: biedt verklaringen voor hoe mensen informatie opnemen, gebruiken en verwerken. Welke mentale programma’s gebruiken mensen om problemen op te lossen? Geheugen, intelligentie
Piaget Cognitieve ontwikkeling Jean Piaget (1896 – 1980) Sensomotorische periode 0-2 jaar Preoperationele periode 2-7 jaar Concreet-operationele periode 7-11 jaar Formeel-operationele periode >11 jaar Stadiamodel Piaget formuleerde vier verschillende stadia in de ontwikkeling van het kind. Hieronder een kort overzicht van de fases. Een 'normale' ontwikkeling bestaat niet. De leeftijden geven dan ook slechts een indicatie van wanneer bepaalde ontwikkelingen plaatsvinden. Sensomotorische fase, 0-2 jaar: Ontwikkeling van het functioneren op lichaamsniveau, tasten, voelen, proeven. Ontwikkelen van de motoriek Ontwikkelen van het geheugen Objectpermanentie is nog niet ontwikkeld. Voor het kind bestaan objecten niet die zich niet in zijn gezichtveld bevinden. Preoperationele fase, 2-6 jaar: Ontwikkeling van het spreken, het strottenhoofd daalt. Verfijning van de motoriek. Ontwikkeling van het ik, egocentrisme. Het kind leert dat een eigen persoon is. Animanisme. Levenloze objecten wordt een ziel toegekend. Concreet operationele fase, 6-11 jaar: Ontwikkeling tot het kunnen vergelijken van lengte en hoeveelheid Ontwikkeling tot het kunnen ordenen, tellen en rekenen. Ontwikkeling van het figuratieve denken Formeel operationele fase, 11 jaar en ouder: Ontwikkeling van het ruimtelijk denken Ontwikkeling van het abstract denken Leren logisch te denken en consequenties te trekken
Piaget: De basis Een mens ontwikkelt een denkvermogen door Nature EN Nurture Wij zijn constant bezig om alle informatie te verwerken in denkschema’s Adaptatie: aanpassen aan de omgeving Assimilatie: informatie interpreteren met bestaande denkschema’s Accommodatie: Oude denkschema’s aanpassen, of nieuwe denkschema’s aanmaken als nieuwe informatie niet meer past in oude schema’s
De senso-motorische fase (0-2 jaar) In deze periode ligt de nadruk van het cognitief functioneren vrnl. op de motorische reacties op sensorische input Mentale representaties Objectpermanentie
De pre-operationele fase (tot ongeveer 7 jaar) De naam pré-operationeel wordt gebruikt omdat het kind nog geen echte 'denkhandelingen’ (operaties) kan verrichten. Het denken van het kind in deze fase noemt Piaget egocentrisch. Het mist het vermogen zich in de situatie van iets of iemand te verplaatsen. Test: 3 bergen test, False belief test, of Sally-Ann test
False-belief test en Sally-Ann test Play-do
De concreet operationele fase (tot ongeveer 11-12 jaar) In deze fase verwerft het kind verschillende nieuwe datastructuren, maar deze blijven beperkt tot concreet materiaal en zijn nog niet gericht op abstracte zaken. Vandaar ook de naam van deze fase. Conservatie principe is verworven Test: conservatietaak Reversibiliteit Piaget heeft verschillende belangrijke experimenten gedaan. Het preoperationele kind beheerst deze concepten nog niet. In de concreet-operationele periode leert het kind hiermee omgaan.
De formeel operationele fase (vanaf ongeveer 11-12 jaar) De formeel operationele fase (vanaf ongeveer 11-12 jaar) Kinderen kunnen logisch en abstract denken Brengt systematiek aan in zijn denken Deductief redeneren
Informatieverwerkingstheorie / Geheugen Ook baby’s hebben geheugencapaciteiten. Maar waarom kun je je niet veel herinneren van je babytijd?
Intelligentie Hoe slim is een baby? En hoe slim wordt hij later? Sterke correlatie tussen snelheid van informatieverwerking en later IQ.
Sociale ontwikkeling Hoe ervaren baby’s de wereld? Algemene principes: Angst voor vreemden Scheidingsangst: strange situation experiment Social referencing Weten baby’s wie ze zijn? (spiegel-en-rouge) Theory of mind: het vermogen om je een beeld te vormen van het perspectief van een ander
Hechting
Persoonlijkheidsontwikkeling Wortels van de persoonlijkheid in de babytijd, want dan al stabiele gedragspatronen (temperament) Erik Erikson: theorie over psychosociale ontwikkeling. Baby: vertrouwen vs. Wantrouwen Wat is gunstig: goodness of fit
Persoonlijkheid: nature of nurture? We bekijken de een documentaire over tweelingen. Denk na over de volgende vragen: Is persoonlijkheid aangeboren of aangeleerd? Hoe kan dat worden onderzocht? Bij de documentaire: zie vragen in handleiding.
Afsluiting De expertgroep Verder donderdag: Indeling maken, wie is er komende donderdag aan de beurt? Wat is de bedoeling? Zie p. 25 studiehandleiding Verder donderdag: Studietechnieken Werken aan de praktijkopdracht
Volgende week Thema Jonge Kind Focus Taalontwikkeling Maak de voorbereidende opdracht!