Over didactische consistentie Naar aanleiding van het seminar "Is dit ook voor het tentamen?" Met kernvragen over studiesucces, rendement, en efficiëntie. Waarschuwing Als u deze tekst ziet, is er iets niet in orde: uw computer toont de animaties niet, terwijl die essentieel zijn voor deze publicatie. Gebruikt u het programma Powerpoint, druk dan nu op de toets F5 (of kies "Diavoorstelling"). Gebruikt u een smartphone of tablet, dan heeft deze vermoedelijk een incomplete powerpointviewer. Deze publicatie is niet geschikt om af te drukken. Willibrord Huisman, 2010-2013 Tekeningen Eva Huisman, 2011 Gebaseerd op werk van IOWO, 1967-2011, John Biggs en andere onderzoekers, en op veel gesprekken met docenten en studenten. Inhoudsoverzicht A. Zelfstudievariant 0. Inleiding 1. Didactisch inconsistent onderwijs 2. Didactische consistentie 3. Toetsgericht leren 4. Toetsen en beoordelen 5. Gevolgtrekkingen: criteria B. Presentatievariant Dia's 1; 2; 3; 4. C. Printvariant Vooralsnog kunt u twee schema's printen. D. Meer … Nieuwste versie: www.iowo.nl/icto/elem/63 Contact: www.ru.nl/oo/WillibrordHuisman Ook: www.willibrordhuisman.nl Hoe werkt deze powerpoint? U kunt deze powerpoint alleen als diavoorstelling bestuderen, en niet in bewerkingsweergave. Klik telkens met uw muis of gebruik uw muiswiel of druk op de toets PgDn. Zo worden de schema's stapsgewijs opgebouwd en verschijnen en verdwijnen deze gele toelichtingen. Gebruik niet de schuifbalk. U kunt deze ppt niet afdrukken. Gij zult deze ppt niet kopiëren. Wel kunt u anderen ernaar verwijzen: www.iowo.nl/icto/elem/63 Daar staat altijd de meest recente versie, plus de contactinformatie.
0. Inleiding Het onderwijs kent veel problemen. Studie-uitval, lage rendementen, daling van het niveau, onbekwame afgestudeerden, overwerkte docenten, hoge kosten. Daar zijn allerlei externe oorzaken voor aan te wijzen. Maar als we naar het onderwijs zelf kijken, dan zien we vaak dat dat niet sluitend in elkaar steekt. Het werkt wel min of meer, maar er gebeurt van alles wat niet nodig is, en van datgene wat wel nodig is, gebeurt niet alles. Hoe ziet sluitend onderwijs er dan uit? Deze zelfstudie- powerpoint brengt dat schematisch in beeld. Met deze schema's kunt u waarschijnlijk beter begrijpen waar de schoen wringt in het onderwijs waar u mee te maken hebt – als coördinator, docent, of student. Maar dit is geen handboek didactiek: om de problemen op te lossen is heel wat meer nodig dan alleen begrip. De praktijk stelt vaak grenzen aan noodzakelijke verbeteringen, dus compromissen zijn onvermijdelijk. En ook het invoeren van die verbeteringen is een hele kunst. Wilt u stapsgewijs of met een sprong? Op cursusniveau of juist de opleiding? Eerst maar eens de toetsing onder de loupe nemen? Vraag IOWO om adviseurs die u daarbij helpen. Zij hebben niet alleen kennis van zaken, maar ook veel ervaring in alle takken van het hoger onderwijs. Ook uw reacties op deze publicatie stellen we zeer op prijs! Nog bedenken wat we met deze inleiding doen. Er moet nog iets bij dat verwijst naar de adviseurs. Groepsfoto? Verder De volgende vier dia's brengen het onderwerp in schema en lichten het toe. U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken.
1. Didactisch inconsistent onderwijs Wat de docent bereiken wil Toetsing Student Persoonlijke kenmerken Omgevings- factoren De docent In dit vereenvoudigde schema van didactisch inconsistent onderwijs gaan we uit van "de" docent. Soms is dat ook werkelijk één persoon, vaak is het een team. Bovendien werkt de docent doorgaans in de context van een opleiding. De doelen De docent moet of wil iets bereiken met zijn onderwijs: de doelen. Tegelijkertijd moet de docent ervoor zorgen dat voldoende studenten binnen de gegeven tijd op voldoende niveau slagen (rendement). Bovendien heeft de docent nog veel meer taken. Hij moet dus zorgen dat hij efficiënt werkt. Het onderwijs Om de doelen te bereiken geeft de docent colleges, maakt studie- materiaal, stelt dat beschikbaar, begeleidt studenten, ontwikkelt toetsen, toetst, beoordeelt, evalueert, rapporteert, etcetera. De student Helaas hebben veel studenten weinig oog voor het streven van de docent; zij proberen vooral de toets te halen. Een basisvraag voor een efficiënt studerende student luidt: "Is dit ook voor het tentamen?" Veel docenten beschouwen dit studentgedrag als een groot probleem en als een miskenning van hun onderwijsinspanningen. "Blame the student" Sommigen menen dat de studenten de studie niet serieus nemen. De "slechte studenten" zouden "ongemotiveerd" zijn of "geen academische attitude" hebben. Maar studenten doen juist precies wat van hen verlangd wordt: tijdig afstuderen. Met onduidelijke vooruitzichten en steeds minder studiefinanciering – dus in concurrentie met 'baantjes'. Verschoolsing Hoe krijg je studenten nu zover dat ze "het onderwijs" volgen en niet uitsluitend voor de toetsing gaan? Sommige opleidingen zetten dan dwang en dreiging in. Verplichte deelname aan colleges, wekelijkse voortgangscontroletoetsjes, afschaffen van de herkansing, vragen naar specifieke collegestof in de eindtoets, beoordelen van leergedrag. "Blame the teacher" Anderen menen dat de docenten onvoldoende functioneren. Zij vinden dat die de studenten niet inspireren om voor de werkelijke doelen te studeren. Zij zoeken de oplossing in scholing: verbeteren van de didactische vaardigheden van de docenten. Blame de toetsing! Maar de echte oorzaak ligt bij de toetsing. Die toetst namelijk niet of de studenten alle doelen behalen. Als die dat wel doet, is het probleem er niet meer: wie voor de toets studeert, werkt dus naar de doelen. Helaas is dat nog niet zo gemakkelijk voor elkaar te krijgen. Er moet heel wat worden rechtgezet voordat je didactisch consistent onderwijs hebt. In de volgende schema's kijken we wat dat inhoudt. Docent Colleges Lesmateriaal ! Deze dia bevat nog de niet-tranparante jpeg-versies van de plaatjes. Maar omdat alles zo past en werkt, laten we dat maar even zo. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
2. Didactische consistentie Doelen beschrijven de beoogde toestand van de student (kennis, vaardigheden, ..) na het succesvol voltooien v.d. cursus Summatieve toetsing bepaalt uitsluitend de mate waarin de student alle doelen bereikt heeft Onderwijsactiviteiten en onderwijsmateriaal zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: - bewerkstelligen - verantwoorden - ondersteunen - begeleiden - bijsturen van die leeractiviteiten die leiden tot het: bereiken v.d. doelen = behalen v.d. toets Leeractiviteiten zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: behalen v.d. toets = bereiken v.d. doelen Persoonlijke kenmerken - intrinsieke motivatie (interesse) - voorkennis - studievaardigheden - intelligentie 1. Doelen Goed geformuleerde doelen zijn essentieel. Het formuleren ervan vereist veel aandacht en veel overleg, inhoudelijke deskundigheid en taalvaardigheid. Cursusdoelen moeten passen in de opleidingsdoelen (eindtermen) en ook die moeten kloppen. "Deze cursus is ingericht om je te helpen bij het bereiken van deze doelen: Als [rol] kun je in [situatie] op [niveau] deze [handeling of resultaat] verrichten." Omgevingsfactoren - studievoorzieningen (leeromgeving) - concurrentie van andere cursussen - toekomstperspectief - financiën, leenangst, baantjes - sociale positie: thuis, vrienden - reistijd - hobby's en nevenactiviteiten - gezondheid Activiteiten van medestudenten 2. Toetsing Summatief = het geheel samenvattend. Vrijwel altijd heeft summatieve toetsing een 'civiel effect': het resultaat geeft je recht op iets. De toetsing is direct afgeleid van de doelen, en niet van de onderwijs- activiteiten. Iemand die voldoet aan de in de doelen gestelde eisen, zonder aan het onderwijs te hebben deelgenomen, scoort voldoende op de toetsing. 3. Leeractiviteiten Degene die verantwoordelijk is voor het leren is de student (niet de docent). Studenten leren vrijwel uitsluitend door iets te doen. Ze leren weinig van lezen, kijken en luisteren, tenzij ze daar direct iets mee doen. Dat dient dan wel op het vereiste niveau te gebeuren: bv. niet overschrijven, wel samenvatten. Welke leeractiviteiten ze ondernemen, en hoe serieus en effectief ze dat doen, hangt van veel factoren af. 4. Persoonlijke kenmerken Studenten zijn niet allen eender. Sommigen zijn vooral geïnteresseerd in het resultaat: zij studeren voor de toets. Anderen zijn geïnteresseerd in het onderwerp; zij zien de toets als noodzakelijk kwaad en willen vooral de doelen behalen, of daar voorbij. Als de toetsing en de doelen op elkaar aansluiten, is dit geen enkel probleem. 5. Onderwijsactiviteiten Het docententeam helpt de student zo goed mogelijk bij het uitvoeren van diens leeractiviteiten. Oriënterende colleges, contact met experts, werkgroepen, opdrachten en formatieve toetsen met feedback, begeleiding van de studievoortgang, aanwijzen van literatuur, enzovoorts. Van al deze activiteiten laten ze aan de studenten zien wat de relatie is met de doelen (= de toetsing). 6. Omgevingsfactoren Veel omgevingsfactoren werken buiten het zicht van de docenten, terwijl ze de activiteiten van de studenten sterk beïnvloeden. Het lijkt daardoor soms of de onderwijsactiviteiten (of de inzet van de docent) onvoldoende zijn. Voorbeeld: gering beroepsperspectief leenangst bijverdienen te weinig studietijd te weinig leeractiviteit slechte toetsresultaten gering beroeps- perspectief studieuitval 7. Medestudenten Veel onderwijsactiviteiten gaan nog uit van een één-op-één-relatie tussen docent en student; de waarde van activiteiten van studenten onderling wordt niet gezien. Studenten leren echter veel effectiever indien zij samen werken of samenwerken. Onderwijs dat deze mogelijkheid uitbuit kan veel efficiënter zijn, zowel voor de docenten als de studenten. Didactische consistentie en doelgerichtheid zijn voorwaarden om dit te laten slagen. Schema zelf is de basis van deze hele ppt. Geeltjes geven toelichting. Het is de vraag of deze dia (zonder geeltjes natuurlijk) geschikt is voor beamerpresentatie in een workshop. Veel tekst, kleine lettertjes. Uitdelen op papier (in kleur); studeeropdracht bij bedenken. Verder In de volgende dia's worden enkele onderwerpen uit dit schema uitgediept. U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie eindtermen 3. Toetsgericht leren doel onderwijs- activiteiten summatieve, beoordelende toetsing medestudenten oefenproduct formatieve toetsing met feedback deelproduct zelfstandig studeren zelftoets 1. Verwachtingen Studenten schrijven zich in voor een cursus op grond van hun verwachtingen. Die kunnen op allerlei manieren gewekt zijn. De kunst is, de juiste verwachtingen te wekken. In elk geval moet het doel van de cursus goed omschreven zijn én al beschikbaar vóórdat de student zich inschrijft. De onderwijsinstelling mag van studenten die zich voor een cursus inschrijven verwachten dat zij inderdaad deze doelen willen bereiken. 2. Cursusdoelen en eindtermen Ook voor opleidingen als geheel geldt dat de doelen (de eindtermen) moeten kloppen, beschikbaar zijn, en begrijpelijk voor studenten die nog aan de opleiding moeten beginnen. De cursusdoelen volgen uit de eindtermen. In de beschrijving van de cursusdoelen wordt deze samenhang duidelijk gemaakt. Ook de docent zal hier regelmatig op wijzen: in oriënterende colleges, bij de bespreking van de eindtoets, in de feedback op oefenproducten. 3. Toets stuurt verwachtingen Veel studenten lezen die doelen maar half. Liever kijken ze naar de toetsing. Een toets van het afgelopen jaar maakt het voor hen veel concreter. In consistent onderwijs toetst de toets de mate waarin de student alle doelen bereikt. Als studenten zich dan richten op een voorbeeldtoets, komt dat op hetzelfde neer als wanneer ze de doelen gebruiken. Voorwaarde is wel, dat behalve de voorbeeldtoets ook de correcte uitwerking én de beoordelingscriteria beschikbaar zijn. 4. Voorkennis en zelfstudie Sommige studenten beschikken over voldoende voorkennis om zonder verdere studie de toets te behalen. Het volwassenenonderwijs heeft daarvoor EVC-procedures: erkenning van verworven competenties. Ook zijn er studenten die door middel van zelfstudie het niveau bereiken om de toets te kunnen behalen. Campusgebonden onderwijs is in het algemeen niet bedoeld voor deze studenten. Niettemin spelen voorkennis en zelfstandige studie er een belangrijke rol. Functioneel ontwerp van een cursus. Essentieel is de doelgerichtheid, het onderscheid tussen formatieve en summatieve toetsing, en het volledig op zichzelf staan van de summatieve toetsing. voorkennis 5. Onderwijs: activiteiten, materiaal, doelgericht Het docententeam zorgt er zo efficiënt mogelijk voor, dat de studenten zo efficiënt mogelijk kunnen studeren. Docenten doen dit door studiemateriaal beschikbaar te stellen, op- drachten te geven, voortgang in de gaten te houden, feed- back te geven, overzicht over het onderwerp te bieden, etc. Ook kunnen docenten experts over het onderwerp inroepen voor een lezing of workshop; veelal zijn zij zelf zo'n expert. Belangrijk: de docent relateert alles expliciet aan de doelen. 6. Zelftoetsen op deelaspecten Studenten werken niet voortdurend aan het uiteindelijke doel. Soms is het nuttig om je in een deelaspect te verdiepen. Dat geldt bijvoorbeeld voor voorwaardelijke kennis. Hier: om een boog te kunnen bouwen is het goed als je het nodige van metselverbanden weet. Met digitale zelftoetsen krijg je snel een bruikbare indicatie om te weten hoe je verder moet. 7. Deelproducten Vaak is het eindproduct (het doel) te complex om meteen aan te beginnen. De docent geeft de student opdrachten om deelproducten te maken die duidelijk in relatie tot het eindproduct staan. Daarmee kan de student deelaspecten oefenen. Bovendien krijgen student én docent zo een idee van de voortgang. 8. Oefentoets met feedback De student maakt het eindproduct – datgene wat in de uiteindelijke toets gevraagd wordt – eerst maar eens om te oefenen. Van wezenlijk belang is dan de feedback: wat ging er fout, waaraan kan ik dat zien, wat zou dat voor mijn beoordeling betekenen, hoe kan het beter?. Verder: toetsen en beoordelen Of: u gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. 9. Feedback geven: peer review op grond van de doelcriteria Die feedback hoeft niet van de docent te komen. Als studenten dit onderling verzorgen, wordt er veel meer bereikt. De docent begeleidt dit. 10. De toetsing is volledig gescheiden van de begeleiding De 'examinator' beoordeelt een eindproduct dat de student zelfstandig gemaakt heeft. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie Willibrord Huisman - Over didactische consistentie © IOWO 2011 5
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie 4. Toetsen en beoordelen doel toetsing doel niet behaald: 4 doel behaald en overstegen: 7 substantieel verder uitgewerkt: 8, 9 innovatief: 10 6 5 docent resultaat oefen- product beoordeling op vooraf vastgelegde en door de student begrepen criteria examinator 1. Toets het bereiken van het doel In consistent onderwijs toetst de summatieve toetsing precies de mate waarin de student de doelen bereikt heeft. Precies = álle doelen, en níet ook nog iets anders. Dit heeft consequenties voor de inhoud en voor de vorm van de toets. Bij hogereordedoelen, zoals verantwoorden, creëren en generaliseren, zal de student iets moeten maken (meestal: schrijven). Een meerkeuzetoets is dan niet geschikt. Doelen als analyseren en toepassen (een arts kiest in een casus uit een reeks algemeen bekende behandelingen de juiste) kunnen wel met meerkeuzevragen getoetst worden. De toetsing is een afspiegeling van het doel. Daardoor is de toets voor de onderwijs- instelling én voor de student geen kleinigheid. In de praktijk betekent dit: toets alleen als het echt nodig is, en doe het dan heel grondig. doel behaald: voldoende ... net niet: onvoldoende absolute cesuur 2. Toets onafhankelijk van de leerweg Ten behoeve van de toetsing levert de student een prestatie die beoordeeld zal worden. Deze prestatie levert de student helemaal zelf, zonder enige begeleiding van een docent. Het kan dus niet een product zijn dat tijdens de cursus tot stand is gekomen. Zulke producten dienen immers om te oefenen. De student moet daarin onbezorgd fouten kunnen maken en de docent moet de student daarbij onbekommerd kunnen begeleiden, zonder dat dat 'meetelt' voor de eindbeoordeling. De helderste manier om dit te realiseren, is het onderwijs en de toetsing volledig van elkaar te scheiden. Examinator en docent dienen geen contact met elkaar te hebben. 3. Toets op grond van openbare criteria Bij het beschrijven van de doelen is vastgelegd wat de criteria zijn op grond waarvan je zien kan of het doel bereikt is. In dit voorbeeld: "de opgeleverde boog moet gedurende de beoordelingsperiode zonder steunmaatregelen overeind blijven." Deze criteria zijn bij de studenten van begin af aan bekend. De docent heeft er in het onderwijs regelmatig aan gerefereerd, en de studenten hebben geleerd ze te gebruiken om de kwaliteit van hun eigen werk te kunnen beoordelen. Dit laatste kan gebeurd zijn doordat de studenten elkaars oefenproducten beoordeeld hebben (peer feedback). Bij de toetsing beoordeelt de examinator. 4. Beoordeel absoluut De cesuur is de scheiding tussen 'geslaagd' en 'gezakt'. In didactisch consistent onderwijs wordt uitsluitend gekeken naar de individuele student: de cesuur is absoluut. Als veel studenten het doel bereiken, is het slagingspercentage hoog. Indien de doelen en de criteria goed verantwoord zijn, is alles in orde. Hier dient het onderwijs immers voor. Als het slagingspercentage laag is, moet er naar de oorzaken gezocht worden. Misschien is er iets mis met de voorlichting, de toelating, het onderwijs, de studieomstandigheden. Of de doelen of de toetsing. Of: de consistentie. 5. Beoordeel niet relatief Bij een relatieve cesuur wordt eerst bezien wat de andere studenten gepresteerd hebben. Ver- volgens wordt een gewenst slagingspercentage toegepast, vaak 70%. 30% van de studenten zakt, ook als ze eigenlijk wel degelijk het doel bereikt hebben. Of, bij slechte resultaten: van de 70% geslaagden heeft een deel helemaal niet het doel bereikt. Een relatieve cesuur past niet in consistent onderwijs. Als de toetsresultaten dienen om te selecteren, dient toch eerst absoluut beoor- deeld te worden op een schaal, bv. in cijfers. Op basis van de cijfers volgt dan de selectie. 6. Geef ook cijfers absoluut De beoordelingscriteria worden voor tien niveaus uitgeschreven. Ook deze criteria moeten tevoren vastliggen, bij de studenten bekend zijn, en bij voorkeur geoefend in de peerfeedbackfase. (Hier beschrijven een paar woorden elk niveau; in werkelijkheid gaat het minstens om alinea's, met voorbeelden.) Objectieve cijfers tussen 7 tot 10 zijn voor een deel van de studenten van belang voor hun loopbaan: voor tal van bijzondere studie- onderdelen geldt immers een selectie die mede gegrond is op het cijfergemiddelde. 7. Compenseer Laat studenten een 5 uit de ene toets compen- seren met een 7 uit de andere. De beoordeling is namelijk niet allesbepalend: - Een toets is nooit 100% betrouwbaar. Het kan best dat dezelfde student in dezelfde toets morgen een punt hoger of lager scoort. - Het bereiken van alle cursusdoelen is niet voor 100% zeker noodzakelijk voor het bereiken van de eindtermen. Inadequate toetsing moet ergens anders. prestaties van anderen U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie © IOWO 2011 6
5. Gevolgtrekkingen: criteria We werken aan een lijst met criteria waaraan onderwijs dat didactisch consistent wil zijn zou moeten voldoen. Deze lijst bestaat vooralsnog uit tekst en daarvoor is Powerpoint weinig geschikt. U vindt de nieuwste versie op www.iowo.nl/icto/elem/63/default.htm#criteria Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
Presentatievariant: volgende vier dia's U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
1. Didactisch inconsistent onderwijs Wat de docent bereiken wil Toetsing Student Persoonlijke kenmerken Omgevings- factoren Docent Colleges Lesmateriaal ! Deze dia bevat nog de niet-tranparante jpeg-versies van de plaatjes. Maar omdat alles zo past en werkt, laten we dat maar even zo. Verder Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
2. Didactische consistentie Doelen beschrijven de beoogde toestand van de student (kennis, vaardigheden, ..) na het succesvol voltooien v.d. cursus Summatieve toetsing bepaalt uitsluitend de mate waarin de student alle doelen bereikt heeft Onderwijsactiviteiten en onderwijsmateriaal zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: - bewerkstelligen - verantwoorden - ondersteunen - begeleiden - bijsturen van die leeractiviteiten die leiden tot het: bereiken v.d. doelen = behalen v.d. toets Leeractiviteiten zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: behalen v.d. toets = bereiken v.d. doelen Persoonlijke kenmerken - intrinsieke motivatie (interesse) - voorkennis - studievaardigheden - intelligentie Omgevingsfactoren - studievoorzieningen (leeromgeving) - concurrentie van andere cursussen - toekomstperspectief - financiën, leenangst, baantjes - sociale positie: thuis, vrienden - reistijd - hobby's en nevenactiviteiten - gezondheid Activiteiten van medestudenten Schema zelf is de basis van deze hele ppt. Geeltjes geven toelichting. Het is de vraag of deze dia (zonder geeltjes natuurlijk) geschikt is voor beamerpresentatie in een workshop. Veel tekst, kleine lettertjes. Uitdelen op papier (in kleur); studeeropdracht bij bedenken. Verder Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie eindtermen 3. Toetsgericht leren doel onderwijs- activiteiten summatieve, beoordelende toetsing medestudenten oefenproduct formatieve toetsing met feedback deelproduct zelfstandig studeren zelftoets Functioneel ontwerp van een cursus. Essentieel is de doelgerichtheid, het onderscheid tussen formatieve en summatieve toetsing, en het volledig op zichzelf staan van de summatieve toetsing. voorkennis Verder Willibrord Huisman - Over didactische consistentie Willibrord Huisman - Over didactische consistentie © IOWO 2011 11
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie 4. Toetsen en beoordelen doel toetsing doel niet behaald: 4 doel behaald en overstegen: 7 substantieel verder uitgewerkt: 8, 9 innovatief: 10 6 5 docent resultaat oefen- product beoordeling op vooraf vastgelegde en door de student begrepen criteria examinator doel behaald: voldoende ... net niet: onvoldoende absolute cesuur Inadequate toetsing moet ergens anders. prestaties van anderen U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie © IOWO 2011 12
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie Printvariant De printvariant bevat slechts twee dia's uit deze publicatie. het getekende schema van didactische inconsistentie; het tekstschema van didactische consistentie. Zie & print (in kleur) de PDF U gaat terug naar het inhoudsoverzicht door op het IOWO-logootje te klikken. Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
1. Didactisch inconsistent onderwijs Wat de docent bereiken wil Samenvatting De docent heeft serieuze en relevante onderwijsdoelen voor ogen (hier, metaforisch: je kunt een boog bouwen), maar de student is vooral geïnteresseerd in de toetsing en vraagt "is dit ook voor het tentamen?". Dit ligt niet aan de student; die wordt immers geacht met beperkte tijd en middelen af te studeren en dat doe je door tentamens te halen. Het ligt ook niet aan de docent, die zijn colleges interessanter zou moeten maken of het lesmateriaal nog behulpzamer. De werkelijke oorzaak ligt bij de toetsing, die veelal oppervlakkig is of oneigenlijke zaken beoordeelt , zoals aanwezigheid of deelname. Goede toetsing meet alleen in hoeverre de student alle doelen bereikt heeft, en wel zodanig, dat de studenten dit van begin af aan inzien en zich daarop kunnen richten. Als de toetsing meet of je een boog kunt bouwen, ga je vanzelf leren een boog te bouwen. Toetsing Student Persoonlijke kenmerken Omgevings- factoren Docent Colleges Lesmateriaal U ziet de printvariant van een dia uit een geanimeerde en toegelichte powerpoint. U vindt de nieuwste versie daarvan op www.iowo.nl/icto/elem/63 Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
2. Didactische consistentie Doelen beschrijven de beoogde toestand van de student (kennis, vaardigheden, ..) na het succesvol voltooien v.d. cursus Summatieve toetsing bepaalt uitsluitend de mate waarin de student alle doelen bereikt heeft Onderwijsactiviteiten en onderwijsmateriaal zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: - bewerkstelligen - verantwoorden - ondersteunen - begeleiden - bijsturen van die leeractiviteiten die leiden tot het: bereiken v.d. doelen = behalen v.d. toets Leeractiviteiten zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk: behalen v.d. toets = bereiken v.d. doelen Persoonlijke kenmerken - intrinsieke motivatie (interesse) - voorkennis - studievaardigheden - intelligentie Omgevingsfactoren - studievoorzieningen (leeromgeving) - concurrentie van andere cursussen - toekomstperspectief - financiën, leenangst, baantjes - sociale positie: thuis, vrienden - reistijd - hobby's en nevenactiviteiten - gezondheid Activiteiten van medestudenten U ziet de printvariant van een dia uit een geanimeerde en toegelichte powerpoint. U vindt de nieuwste versie daarvan op www.iowo.nl/icto/elem/63 Willibrord Huisman - Over didactische consistentie
Willibrord Huisman - Over didactische consistentie