Goepsdynamica en klassenmanagement DE MODULE
DE MODULE
STRUCTUUR VEILIGHEID Mijn regels JULLIE BEVINDEN JE IN MIJN RUIMTE MET MIJN REGELS Er is er maar één aan het woord tijdens de les. De anderen luisteren! RESPECT Telefoons zijn volledig uit en opgeborgen! Als je wat wilt zeggen, dan steek je de juiste vinger c.q. wijsvinger op! Wie de opgegeven lesstof niet heeft voorbereid is in deze les niet welkom. Je kunt dan beter de LOI- of e- learning variant volgen! Eten en drinken tijdens de les is niet toegestaan! VEILIGHEID STRUCTUUR
De module Groepsdynamica en klassenmanagement is opgebouwd uit 6 lessen. De volgende onderwerpen komen per les terug. Les 1. Opstarten van een klas of groep Les 2. Groepsprocessen Les 3. Hoe blijft mijn klas een prettige klas Les 4. Opvoeders op één lijn Les 5. Taalgericht vakonderwijs Les 6. Differentiëren in de les Lesdag 1 Lesdag 2 Lesdag 3
Kies uit deze vijf de voor jouw meest belangrijke. In de module worden de volgende onderwerpen behandeld: Werkrelaties in het onderwijs Directief en responsief handelen Omgaan met een lastige klas Functies van groepen en groepsleden Fasen binnen groepsontwikkeling Conflicten binnen en tussen groepen Macht en leiding in groepen Regels en afspraken Afstemming met collega’s Negatieve relatiepatronen Feedback en gespreksvoering Gesprekstechnieken Kritische zelfreflectie Differentiëren Leerstrategie Kies uit deze onderwerpen er vijf waar je interesse sterk naar uit gaat. Kies uit deze vijf de voor jouw meest belangrijke. Wat is voor jou de reden voor deze keuze?
Algemene leerdoelen Na het volgen van de lessen en het bestuderen van de theorie kunt u: uw aanpak van (groeps- of) klassenmanagement aan de hand van theorie en modellen over groepsdynamica en klassenmanagement verhelderen. aspecten van groepsdynamica en klassenmanagement op diverse niveaus toepassen ten behoeve van effectieve ondersteuning van het leerproces van leerlingen. demonstreren hoe u tijdens een les rekening houdt met een veilig leerklimaat onderwijs ontwikkelen waarin de 21e-eeuwse vaardigheden worden ingezet (communiceren, samenwerken, creativiteit, kritisch denken, probleemoplossend vermogen, digitale geletterdheid, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulering). concrete, functionele en door de leerlingen/deelnemers gedragen procedures en afspraken op een consequente manier toepassen. op basis van verkregen feedback, een methode van zelfreflectie toepassen waarmee u uw kwaliteit als docent voortdurend verbetert. de volgende aspecten van taalgericht vakonderwijs en bijdragen aan taalverwerving toepassen: didactisch model woordenschatuitbreiding, strategieën voor begrijpend lezen, luisteren, functioneel schrijven en spreken, en woordenschatvergroting (receptief en productief woordgebruik, oppervlakkige en diepe woordkennis), mondelinge en schriftelijke vormen van scaffolding. één vorm van moderne onderwijsconcepten toepassen in uw onderwijs als lid van een professionele leergemeenschap effectief samenwerken met collega’s binnen de school.
Portfolio-opdracht 1 - Algemene leerdoelen Les 4 Na het volgen van de lessen en het bestuderen van de theorie kunt u: uw aanpak van (groeps- of) klassenmanagement aan de hand van theorie en modellen over groepsdynamica en klassenmanagement verhelderen. aspecten van groepsdynamica en klassenmanagement op diverse niveaus toepassen ten behoeve van effectieve ondersteuning van het leerproces van leerlingen. demonstreren hoe u tijdens een les rekening houdt met een veilig leerklimaat onderwijs ontwikkelen waarin de 21e-eeuwse vaardigheden worden ingezet (communiceren, samenwerken, creativiteit, kritisch denken, probleemoplossend vermogen, digitale geletterdheid, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulering). concrete, functionele en door de leerlingen/deelnemers gedragen procedures en afspraken op een consequente manier toepassen. op basis van verkregen feedback, een methode van zelfreflectie toepassen waarmee u uw kwaliteit als docent voortdurend verbetert. de volgende aspecten van taalgericht vakonderwijs en bijdragen aan taalverwerving toepassen: didactisch model woordenschatuitbreiding, strategieën voor begrijpend lezen, luisteren, functioneel schrijven en spreken, en woordenschatvergroting (receptief en productief woordgebruik, oppervlakkige en diepe woordkennis), mondelinge en schriftelijke vormen van scaffolding. één vorm van moderne onderwijsconcepten toepassen in uw onderwijs als lid van een professionele leergemeenschap effectief samenwerken met collega’s binnen de school.
Portfolio-opdracht 2 - Algemene leerdoelen Les 6 Na het volgen van de lessen en het bestuderen van de theorie kunt u: uw aanpak van (groeps- of) klassenmanagement aan de hand van theorie en modellen over groepsdynamica en klassenmanagement verhelderen. aspecten van groepsdynamica en klassenmanagement op diverse niveaus toepassen ten behoeve van effectieve ondersteuning van het leerproces van leerlingen. demonstreren hoe u tijdens een les rekening houdt met een veilig leerklimaat onderwijs ontwikkelen waarin de 21e-eeuwse vaardigheden worden ingezet (communiceren, samenwerken, creativiteit, kritisch denken, probleemoplossend vermogen, digitale geletterdheid, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulering). concrete, functionele en door de leerlingen/deelnemers gedragen procedures en afspraken op een consequente manier toepassen. op basis van verkregen feedback, een methode van zelfreflectie toepassen waarmee u uw kwaliteit als docent voortdurend verbetert. de volgende aspecten van taalgericht vakonderwijs en bijdragen aan taalverwerving toepassen: didactisch model woordenschatuitbreiding, strategieën voor begrijpend lezen, luisteren, functioneel schrijven en spreken, en woordenschatvergroting (receptief en productief woordgebruik, oppervlakkige en diepe woordkennis), mondelinge en schriftelijke vormen van scaffolding. één vorm van moderne onderwijsconcepten toepassen in uw onderwijs als lid van een professionele leergemeenschap effectief samenwerken met collega’s binnen de school.
Examen - Moduleopdracht Deze module wordt afgesloten met een moduleopdracht. De moduleopdracht is een vaste opdracht, waarbij de student zelf geen probleemstelling formuleert. De opdracht wordt individueel en zelfstandig door de student gemaakt. Maak gebruik van de opdrachtbeschrijving (die direct is afgeleid van de algemene leerdoelen van de module) en de lesleerdoelen om de module systematisch te doorlopen. Tijdens de lessen adviseer en begeleid je de studenten in hun leerproces, bijvoorbeeld door het stellen van kritische vragen. Een beoordelaar beoordeelt het resultaat. Je bent dus niet de beoordelaar van de opdracht. Wees je hiervan bewust. Voor organisatorische vragen kan de student contact opnemen met NCOI via het contactformulier op e-Connect. Beoordelaar let op: Bij lichamelijke opvoeding is er geen sprake van de reguliere toets- en beoordelingsvormen. Wees je hiervan bewust wanneer je ALO studenten beoordeelt.
Examen - Moduleopdracht Opdrachtomschrijving Stap 1: Wat levert u in? U levert een verslag in waarin u uw visie op groepsdynamica en klassenmanagement weergeeft evenals de wijze waarop u in de dagelijkse onderwijspraktijk invulling geeft aan uw visie. Deze moduleopdracht maakt u op basis van uw eigen school/organisatie of aan de hand van een school/organisatie in uw (directe) omgeving..
Examen - Moduleopdracht Stap 2: Waar moet de opdracht aan voldoen? In uw moduleopdracht werkt u de volgende stappen/deelopdrachten uit die zijn afgeleid van de algemene leerdoelen, in de volgorde waarin ze worden genoemd: de context van uw werk-/stage-omgeving; uw visie op klassenmanagement, groepsdynamica en leren; de organisatie van uw eigen lessen in relatie tot groepsynamica en klassemanagement; doorbreken van negatieve relatiepatronen waarbij u kiest uit een interventie uit de bestudeerde literatuur reflectie en feedback. Hieronder zijn deze onderdelen verder uitgewerkt. In deze opdracht kunt u tevens gebruik maken van de uitwerking van opdrachten die u tijdens de lessen hebt gemaakt.
Examen - Moduleopdracht de context van uw werk-/stage-omgeving Beschrijf de context van uw werk-/stage-omgeving: het bestuur, de school, de afdeling, de vaksectie of het domein waarbinnen u werkt, de schoolregels en de schoolcultuur. Ook beschrijft u de wijze waarop de onderlinge samenwerking en afstemming tussen collega's en tussen docenten en ouders is georganiseerd. Materiaal waaruit u uw informatie hebt verkregen voegt u in de bijlage.
Examen - Moduleopdracht 2. uw visie op groepsdynamica, klassenmanagement en leren Beschrijf aan de hand van uw persoonlijke ervaringen (als leerling en als docent) én aan de hand van de literatuur uit deze module wat uw visie is op het gebied van groepsdynamica, klassenmanagement en leren. De volgende begrippen moeten in ieder geval aan de orde komen: groepsdynamica pedagogische uitgangspunten orde en structuur omgaan met verschillen opvoeders op één lijn.
Examen - Moduleopdracht 3 en 4. de organisatie van uw eigen lessen Beschrijf hoe u uw lessen tot nu toe hebt georganiseerd en reflecteer op uw leerwinst tijdens deze module. Behandel hierbij ten minste de volgende vragen/aspecten: Welke aspecten vanuit groepsdynamica neemt u mee wanneer u uw les(sen) ontwerpt? Hoe is de opbouw van uw eerste lessen aan een nieuwe groep? Welke procedures en afspraken hanteert u in de klas? Hoe zorgt u voor een consequente naleving van deze procedures en afspraken? Op welke manieren komt u tegemoet aan verschillen tussen leerlingen, uitgaande van de beginsituatie van uw klas/groep? Hoe reageert u op een lastige situatie in de klas (denk aan conflicten tussen leerlingen binnen een onderwijssituatie, of ongewenst gedrag in de groep. U doorbreekt hiermee een negatief relatiepatroon tussen leerlingen onderling of tussen u en de klas. U beschrijft hier de lastige situatie, maar tevens welk instrument u hierbij inzet om de lastige situatie te doorbreken. Denk hierbij aan de Transactionele Analyse (Volwassene, Ouder, Kind en spelpatronen), óf de roos van Leary, óf goochelen met aandacht óf de theorie rondom conflicten Geef aan wat de mogelijk uitkomst van uw aanpak zal zijn.
Examen - Moduleopdracht 5. reflectie en feedback Organiseer feedback op uw handelen in de praktijk op de onderwerpen die in dit werkstuk aan de orde komen: de naleving van procedures en afspraken van uw lessen, doorbreken van negatieve relatiepatronen met een leerling of een groep en het inzetten van uw kwaliteiten en valkuilen (zie les 1). Zoek hiervoor zelf naar een vorm waarin u zoveel mogelijk feedback krijgt waarmee u uw functioneren als docent kunt verbeteren. Zorg voor specifieke en concrete feedback van zoveel mogelijk betrokkenen. Reflecteer vervolgens met het reflectiemodel van Korthagen op de wijze hoe u tot nu toe uw lessen hebt georganiseerd (zie bijlage). De uitwerking van deze reflectie voegt u bij in een bijlage. Trek conclusies op basis van de volgende vragen: Hoe zorgt u voor een consequente naleving van deze procedures en afspraken? Hoe reageert u op een lastige situatie in de klas? Zet u hierbij uw kwaliteit(en) in, of reageert u juist vanuit uw valkuil(en) Algemene opmerking: onderdelen kunnen soms zo omvangrijk zijn dat het raadzaam is ze uit te werken in een bijlage. De kern (uitwerking van de stappen, conclusie, aanbeveling, etc) hoort wel altijd in de opdracht zelf te staan. Zorg er altijd voor dat een bijlage betrekking heeft op de kern van de opdracht. Het leerdoel 4 waarin 21e eeuwse vaardigheden worden getoetst ligt ten grondslag aan deze opdracht. Zonder te beschikken over deze vaardigheden kunt u immers deze opdracht niet uitvoeren.
Examen - Moduleopdracht Stap 3: Wat is de opbouw en structuur van de opdracht? De moduleopdracht bevat de volgende onderdelen: voorblad; voorwoord (in het voorwoord stelt u uzelf voor, geeft u aan voor wie u de moduleopdracht schrijft en geeft u de persoonlijke aanleiding weer voor het schrijven van de moduleopdracht); samenvatting (maximaal 1 pagina); inhoudsopgave; inleiding (in de inleiding beschrijft u de organisatie voor wie u uw moduleopdracht heeft gemaakt evenals het belang en de opzet van uw moduleopdracht); contextbeschrijving van uw werk-/stageomgeving; uw visie op groepsdynamica, klassenmanagement en leren; beschrijving van de organisatie van uw eigen lessen (zie de bullets bij 3: een duidelijke keuze, beschrijving en toepassing van één van de vier genoemde instrumenten om een negatief relatie patroon te doorbreken
Examen - Moduleopdracht Stap 3: Wat is de opbouw en structuur van de opdracht? De moduleopdracht bevat de volgende onderdelen: een verslag en mogelijke opbrengst met betrekking tot doorbreken van een negatief relatiepatroon; Feedback, reflectie en conclusies; - uw leeropbrengst: dus welke inzichten (minimaal 2) hebt u in de literatuur en in de lessen vergaard en zou u voortaan willen toepassen? literatuurlijst (overzicht van alle schriftelijke bronnen die u heeft geraadpleegd, alfabetisch gerangschikt op achternaam van de auteur); bijlagen.
Examen - Moduleopdracht De moduleopdracht bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 pagina’s opgemaakte hoofdtekst (inclusief inleiding) en maximaal 7 pagina’s (A4-formaat) bijlagen, bij regelafstand 1 en lettertype en -grootte Arial 10/11. Voorblad, voorwoord, samenvatting, inhoudsopgave en literatuurlijst tellen niet mee in het maximumaantal pagina’s. Indien u het aantal pagina’s overschrijdt, dan kan dit consequenties hebben voor uw beoordeling, namelijk in de vorm van puntenaftrek. Het is aan de onafhankelijke beoordelaar om te beoordelen of de overschrijding van het aantal pagina’s relevant is voor de opdracht.
Goepsdynamica en klassenmanagement Les 1. Opstarten van een klas of groep
Leerdoelen Na het bestuderen van de theorie en het afronden van deze les kunt u: 10 tips om orde te houden' beschrijven (1) deze tips bij het opbouwen van een goede werkrelatie met een klas uitleggen (1) een lesontwerp aan de hand van inclusie, aandacht en structuur bespreken (2) het verschil uit tussen het obermodel en het zelfbedieningsmodel uitleggen (1) eigen kwaliteiten en valkuilen als groepsbegeleider illustreren (6) basisbehoeften binnen de inclusiefase beschrijven (1) verklaren hoe bedreigingen in de inclusiefase de veiligheid in de groep beïnvloeden (1)
Onderwerpen De volgende onderwerpen worden in deze les behandeld: Goede werkrelatie Gedrag in de klas Orde GIP-model en directe instructie Pedagogisch handelen De inclusiefase Kwaliteiten en valkuilen van een groepsbegeleider
Voorbereiding Les 1 1, 2, 3 4.1 – 4.6 Les 2 5, 6 4.8, 6 3.8.2, 4.1 – 4.3, 4.12 – 4.18, 6.3 Les 3 11 - 14 5, 6.1 t/m 6.5 Les 4 7, 8, 9, 10 11 6.7,6.8 Les 5 1 t/m 5 Les 6 7
Voorbereiding Voor deze les: leest u hoofdstuk 1 tot en met 3 uit het boek Lessen in orde; leest u hoofdstuk 1-3 uit het boek Groepsdynamica; lees u hoofdstuk 4.1-4.6 uit Handboek voor leraren; maakt u de opdrachten bij deze les. Groeps- en Individueel gericht Pedagogisch en didactisch handelen Voorspelbaarheid in aandacht geven Uitgestelde aandacht Systematische aandachtsverdeling
Afkomst O, ’k zocht naar voorouders, in heerlijkheid ontslapen maar kwam ontgoocheld en verslagen uit Den Haag. Er staat een stofzuiger in ons familiewapen, Dus als het adel was, was het betrekkelijk laag.
Het geslacht Weemoedt Uit: Lévi Weemoedt, Vanaf de dag dat ik mensen zag. Verzamelde gedichten (Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2007) pagina's 169, 240. 272 pagina's; ISBN978-90-388-8448-6, gebonden; Prijs € 22,50. Bestellen bij http://www.nijghenvanditmar.nl/ Lévi Weemoedt is de pseudoniem van Isaäck Jacobus van Wijk (geb. Vlaardingen 22 oktober 1948). Ik stam uit een boom met nederige stekken. Ik heb geen blauw bloed, wel een hoop blauwe plekken. Ziet u mij dus lopen: juich dan niet te vroeg! U hoeft niet te klappen. ’k Krijg al klappen genoeg.
Docentenwapen
S W O T SWOT S = strenghts W = weakness O = opportunities T = threats Symbolen Woorden Gevoelens Kleuren Vormen Gedachten S W SWOT S = strenghts W = weakness O = opportunities T = threats Ontwerp jouw docentenschild op basis van een SWOT-analyse. Bedenk vervolgens jouw credo: leus, lijfspreuk, motto, slogan, wapenspreuk, zinspreuk. O T Wapenspreuk/credo
Inhoud Kies een eigen les die je nog gaat geven mee en verdiep je in de beginsituatie van deze les. Beantwoord de volgende vragen: Hoe zorg je er bij deze les voor dat iedereen 'erbij' hoort (inclusiefase). [hoofdstuk 3 groepsdynamica] Hoe verdeel je je de aandacht in de groep (hiertoe kun je eventueel nogmaals het filmpje uit de 1e opdracht bekijken) [pag. 79-81 Lessen in orde]
kERNkWALITEITEN KERNKWALITEIT VALKUIL ALLERGIE UITDAGING Uitdelen kernkwaliteiten KERNKWALITEIT VALKUIL kERNkWALITEITEN ALLERGIE UITDAGING
valkuil kernkwaliteit + - - + uitdaging allergie Te veel van het goede Negatief tegenovergestelde Positief tegenovergestelde allergie Te veel van het goede uitdaging
Leerlijn zelfstandigheid Inhoud U krijgt inzicht in de leerlijn zelfstandigheid zoals deze wordt beschreven in het boek Lessen in orde. Niet elke klas is even zelfstandig, dit vraagt om verschillende didactische aanpakken. Door de bij deze opdracht horende puzzel op te lossen, ziet u welke aspecten hierbij een rol spelen. Na afloop van de opdracht wordt aandacht besteed aan het verschil tussen kennisoverdracht en kennisconstructie. De docent licht deze opdracht tijdens de les nader toe.
Leerlijn zelfstandigheid VERZAMELBEGRIP Z1 Z2 Z3 Z4 1 (Leerling)kenmerken 2 ..11 Zelfstandigheid in vier fasen Z1: Zelf leren werken Z2: Zelfstandig leren werken Z3: Zelfstandig leren leren Z4: Zelfverantwoordlijk leren
Z1 Z2 Z3 Z4 (On)gemotiveerde en onbekwame klas Gemotiveerde en onbekwame klas of ongemotiveerde en bekwame klas Gemotiveerde en bekwame klas Korte opdrachten Langere gesloten opdrachten Enigszins open opdrachten Open opdrachten Beperkte taken voor leerlingen Relatief uitgebreide taken voor leerlingen Omvangrijke taken voor leerlingen Eenduidige antwoorden op opdrachten Meerdere antwoorden op opdrachten mogelijk Klassikaal nabespreken van antwoorden Gebruik antwoordbladen Weinig tot geen richtlijnen voor antwoorden Passieve leerling Afwisselend passieve/actieve leerling Initiatiefrijke leerling Zelfverantwoordelijke leerling Docent controleert opdrachten en huiswerk Docent en leerling controleren opdrachten en huiswerk Leerling controleert opdrachten en huiswerk Geen controle opdrachten en huiswerk Docent plant de activiteiten Docent en leerling plannen activiteiten Leerling plant de activiteiten Geen tot nauwelijks reflectie door leerlingen of alleen op leerresultaat Reflectie door leerlingen met name op leeresultaat, soms op proces Reflectie door leerlingen op leerresultaat en op proces Reflectie door leerlingen op leeresultaat en op proces Geen feedback door docent, of alleen op leerinhoud Feedback door docent op leerinhoud Feedback door docent op leerproces, aanpak en inhoud Feedback door docent op leerproces, aanpak en inhoud en zelfevaluatie door de leerling. Doceerstijl: modelleren Doceerstijl: begeleiden Doceerstijl: coachen Doceerstijl: zelf laten ontdekken
Goepsdynamica en klassenmanagement Les 2. (Lastige groepsprocessen)
Leerdoelen Na het bestuderen van de theorie en het afronden van deze les kunt u: Beschrijven welke basisbehoeften er spelen in de controlefase (1) De controle fase binnen groepsontwikkeling interpreteren in relatie tot een groep waar u zelf deel van uitmaakt (2) Leiden en volgen vanuit de roos van Leary verklaren (2) Voorbeelden geven van beïnvloeden van (groeps)gedrag Conflicthantering met speciale aandacht voor pestgedrag in klas en school (inclusief de werk- en stageplek) toepassen (2) Vanuit verschillende perspectieven (preventie, schoolbrede afspraken, aanpak en straatcultuur) beschrijven op welke manier u omgaat met een lastige klas (1) Illustreren hoe negatieve relatiepatronen met een groep te doorbreken zijn(1) demonstreren hoe sociaal gedrag effectief beloond, gestraft of gemodelleerd kan worden (2)
Onderwerpen De volgende onderwerpen worden in deze les behandeld: Gedrag leerlingen in de klas Omgaan met een lastige klas Beïnvloeden van gedrag Groepsdynamica Weerstand Belonen en straffen Preventie Straatcultuur Pesten
Voorbereiding Voor deze les: leest u hoofdstuk 4.8 en 6 uit het boek Handboek voor leraren; leest u hoofdstuk 5 en 6 uit het boek Lessen in orde; leest u hoofdstuk 3.8.2; 4.1-4.3; 4.12 - 4.18 en 6.3 uit het boek Groepsdynamica maakt u de opdrachten bij deze les. 4. Hou houd ik orde 4.8 Conflicthantering 4.8.1 Belang 4.8.2 Soorten conflicten 4.8.3 Conflicthanteringsstijlen 4.8.4 Welke conflicthanteringsstijl is de beste? 4.8.5 Thomas-Kilmantest voor leraren 4.8.6 Conflicthanteringsstijlen in de praktijk 6. Groepsprocessen
Voorbereiding Voor deze les: leest u hoofdstuk 4.8 en 6 uit het boek Handboek voor leraren; leest u hoofdstuk 5 en 6 uit het boek Lessen in orde; leest u hoofdstuk 3.8.2; 4.1-4.3; 4.12 - 4.18 en 6.3 uit het boek Groepsdynamica maakt u de opdrachten bij deze les. 5. Het beïnvloeden van het gedrag van leerlingen in de klas 6. Omgaan met een lastige klas
Voorbereiding Voor deze les: Het ontstaan van een groep: de inclusiefase 3.8.2 Pesten De controlefase: de groep in beweging/op zoek naar stabiliteit 4.1 Inleiding 4.2 Basisbehoeften in de controlefase 4.3 Leiden en volgen en de Roos van Leary 4.12 Ben je een leider of volger 4.13 De groep helpen bij het nemen van beslissingen 4.14 Conflicten 4.15 Macht en machtsmisbruik in de groep 4.16 Bedreigingen voor de groep in de controlefase 4.16.1 De aanwezigheid van informele leiders 4.16.2 ‘Afgemaakt’ door de groep 4.16.3 Weerstand 4.16.4 Bedreigende oefensituaties in groepen 6.3 Succesvol door sociaal leren, modelling, ‘belonen’ en ‘straffen’ Voor deze les: leest u hoofdstuk 4.8 en 6 uit het boek Handboek voor leraren; leest u hoofdstuk 5 en 6 uit het boek Lessen in orde; leest u hoofdstuk 3.8.2; 4.1-4.3; 4.12 - 4.18 en 6.3 uit het boek Groepsdynamica maakt u de opdrachten bij deze les.
Schaamte en schuld zijn geen basisgevoelens maar aangeleerd. OVERT – UITERLIJK - UITWENDIG Noteer begrippen die in je brein zijn gekoppeld aan het psychologische begrip: GEDRAG GEDRAG Begrippen bij gedrag: Bewust – onbewust Actie – reactie Vrijwillig – onvrijwillig Bepaald door zenuwstelsel Willen wordt vaak gekoppeld als element dat onderdeel uit- maakt van gedrag. Vijf basisgevoelens: Bang Blij Bedroefd Boos Body HANDELEN DENKEN VOELEN COVERT – INNERLIJK - INWENDIG
Gedrag Denken Handelen Voelen Balanstheorie Cognitieve dissonantie De balanstheorie stelt dat interpersoonlijke verhoudingen in balans of in onbalans kunnen zijn. Ongebalanceerde relaties creëren een onprettige spanning die verlicht wordt door aanpassing van de verhouding. Voorbeeld Karin vindt Marieke wel aardig, maar Marieke vindt Karin niet aardig. Door de verhouding aan te passen: Karin vindt Marieke ook niet aardig, of Marieke vindt Karin wel aardig ontstaat er een nieuwe balans in de verhouding tussen de twee. Impact voor het werken in groepen In groepen vindt bovenstaand proces ook plaats, zij het vaak niet alleen tussen tweetallen. Het gevolg is meestal dat er sub-groepen gevormd zullen worden. Deze subgroepen hebben vaak “eigen overeenkomsten” ten opzichte van de grotere groep. Cognitieve dissonantie Het gevoel van ongemak door een innerlijk conflict dat ontstaat bij het kennisnemen van feiten die strijdig zijn met de eigen overtuiging of mening of bij gedrag dat strijdig is met de eigen overtuiging, waarden en normen. (vb. roken onder druk, geen geld geven aan goede doelen) Vermijden van informatie Zoeken naar ondersteunende informatie (het is toch niet zo slecht als men zegt) Veranderen van de attitude (sociale beloning is zo groot dat je blijft roken. Roken en houding (positief) komen weer overeen) Bagatelliseren (anderen zorgden ervoor dat ik een trekje nam). Relativeren en trivialiseren: je sport, eet gezond dus roken valt in het niet.
Opdracht tijdens de les: Directief en responsief handelen Inhoud U oefent met het omzetten van directieve handelingen in responsieve handelingen en krijgt zo inzicht in het verschil hiertussen. 'Ga zitten!' is bijvoorbeeld directief terwijl 'Werk je niet beter als je zit?' responsief is. Doe je jas uit. Hou daar eens mee op. Ga recht zitten. Niet doen. Let op. Ga zitten. Niet van je plaats. Werk eens door. Geen vinger opsteken. Niet bij mijn tafel komen. Pak je pen. Doe de deur dicht. Schrijf op. Niet praten.
Opdracht tijdens de les: Directief en responsief handelen Inhoud U oefent met het omzetten van directieve handelingen in responsieve handelingen en krijgt zo inzicht in het verschil hiertussen. 'Ga zitten!' is bijvoorbeeld directief terwijl 'Werk je niet beter als je zit?' responsief is. Vergeet je niet je jas uit te doen? Waarom ga je daar nou mee door? Heb je geen zin? Weet je niet meer dat ik dat niet wil hebben? Laat je je niet te veel afleiden? Weet je niet dat je moet blijven zitten? Werk je niet beter als je zit? Ben je vergeten dat je je vinger niet mag opsteken? Weet je wat er gebeurt als je het niet af hebt? Schrijf je het op? Mag je me storen? Schrijf jij het ook op? Wanneer gaat de bel? Hoe komt het dat je zit te praten?
Opdracht tijdens de les: Belonen en straffen U oefent met het inzetten van een passende manier van gedragsbeïnvloeding van leerlingen. Hierbij worden onder andere de volgende voorbeelden besproken: Voorbeeld 1: Aisha komt altijd te laat. Vandaag is zij op tijd. De docent beloont Aisha aan het begin van de les klassikaal door haar een compliment te geven. Wat vindt u hiervan? Wat zou u doen en waarom? Voorbeeld 2: Bram zit tijdens de les te praten met zijn buurman. De docent waarschuwt Mohamed vijf keer en stuurt hem bij de zesde keer de klas uit. Wat vindt hiervan? Wat zou u doen en waarom? Voorbeeld 3: Mo heeft zijn boek niet mee. De docent stuurt hem meteen de klas uit want zonder boek is er geen toegang in de les. Wat vindt u hiervan? Wat zou u doen en waarom?
U gaat op zoek naar een lastige klas die voldoet aan de criteria uit de literatuur. Dit kan een klas zijn die u zelf lesgeeft, of een andere klas op uw school, of een klas op de school van uw medestudent. Mocht u een klas kunnen vinden waarin er straatcultuur heerst, dan bent u uiteraard vrij om voor deze groep te kiezen. Dat maakt de opdracht extra uitdagend. Doe dan het volgende: Beschrijf de betreffende klas. Hoeveel leerlingen zitten er in deze klas, hoelang kennen ze elkaar, wat weet u over de achtergronden van deze leerlingen, wat weet u over hun thuissituatie enzovoort? Interview minstens twee docenten die deze klas lesgeven en vraag naar hun ervaringen met deze klas. Welk gedrag zien zij? Vraag aan deze docenten welke aanpak zij hebben gehanteerd en wat het resultaat hiervan was. Ga na of er ook een teambrede aanpak is geweest en wat daarvan het resultaat was. Vertel aan de betreffende teamleider dat u voor uw opleiding wordt gevraagd een advies te schrijven voor de aanpak van een lastige klas en vraag of hij nog tips heeft en of hij geïnteresseerd is in het advies.
In de literatuur en in de les is uitgebreid gesproken over belonen en straffen. Schrijf aan de hand van de theorie de belangrijkste tips op dit gebied op één A4'tje. Beschrijf dan voor uw eigen lespraktijk drie verschillende manieren waarop u kunt belonen en drie verschillende manieren waarop u straf kunt inzetten. Beschrijf uitgebreid de context van de situaties en geeft toelichting over het waarom en hoe. Bedenk dan een experiment dat u in uw klassenpraktijk wilt uitvoeren op het gebied van belonen of straffen. Beschrijf heel concreet hoe dat experiment eruitziet. Let erop dat het past bij uw eigen manier van lesgeven. Leg het experiment voor aan uw praktijkbegeleider of een collega. Stel het eventueel bij op basis van hun feedback. Voer het experiment vervolgens uit in de praktijk. Als u afwijkt van uw normale manier van reageren op leerlinggedrag, bereid dan uw leerlingen van tevoren voor op het experiment. Benoem dat u iets nieuws gaat doen. Reflecteer op de resultaten. Wat hebt u ervan geleerd?