Spelmethodieken Memory – en dobbelspel Silke Vanmol

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Voorlichting over de taalontwikkeling
Advertisements

Competentieprofielen 10 juni Overzicht 10 juni 2014 • 2 • 2.
Agenda Kennismaken met elkaar Workshop Pauze Gesprekspunten Deze powerpoint is bekeken door de buitenkring van utrecht en binnenkringen van Utrecht en.
De Veilig in elke Vezel campagne is een initiatief van VERAS en VVTB ter bevordering van de veilige verwijdering van asbest in Nederland. Deze campagne.
Activeren van ouders met behulp van video-beelden
Doorstroming en kritieke overgangen
Sociaal emotionele ontwikkeling en groepsgedrag
‘Samen werken aan een Taalbeleid.’
(ieder kind speelt toch…!?!) Jeugdformaat, 30 januari 2013
Introductiebijeenkomst
Samen opvoeden; ouders en pedagogisch medewerkers
Ouders en Kinderen Centraal
Marc Van Gils – Marc Mathyssen
INFO-AVOND DE SCHOM 18 JANUARI 2010
Omgaan met kinderen en gezinnen 22 november 2013.
Hogescholen in Dialoog
onderwijsstromingen Ontwikkelingsgericht onderwijs
Herfst 2010 basisschool Jacinta
Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat
Inleiding Komende periode gaan we het hebben over kinderen die ziek-zijn: Verzorging, Het herkennen van de symptomen/de klachten Wat kun/moet je doen.
#MT1412 Management Tomorrow. #MT1412 Frank Robben.
Iedereen coach naar Jef Clement.
SOCIALE COMPETENTIE Jacqueline Blaak-Venneman.
Ondernemen(d) in het onderwijs
Clusteroverleg groen ’11
Competentieprofielen
HELP MIJN KIND IS DRUK! Welkom en voorstellen Karin Ariës
Aan de slag met waarderend vernieuwen
voor familie en vrienden van
HOE WORD JE EEN WINNING TEAM?
Loopbaan oriëntatie en begeleiding
Groepsdynamica & Interactief communiceren
Opvoeden.
Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 6 Pascal van Schajik.
Opvoeding en pedagogiek
Pedagogische theorieën
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek 7 Hafida El-Gharbaoui
Niets is wat het lijkt.
De kracht van positief opvoeden
Sowebatraining bovenbouw. Doel van de Sowebalessen! Het aanleren van sociaal competent gedrag en de daarbij behorende vaardigheden Het aanleren van sociale.
Welkom Module Autisme in de Sport. Programma Voorstelrondje Doel Autisme en sport Structuren Vragen.
Inzicht in ZIEN!. Wat kun je verwachten? ZIEN!-dimensies De scores en normering Relaties tussen de vaardigheden Overzichten Informatief.
MATHEKINGS - 25 JAAR KINDEROPVANG HUMANITAS -MATHEKINGSTENTOONSTELLING BERLIJN - ONDERDEEL VAN EEN RIJK ONTWIKKELINGSAANBOD.
Hoe pedagogisch handelen?
Hoe pedagogisch handelen?
In raden of commissies van een kerkelijke gemeente, als er conflicten dreigen.
7 de specialisatiejaar kinderzorg Toelichting bij AD5.
Hoe maak je een presentatie die mensen kan overtuigen van jouw idee.
Assertief zijn Hoofdstuk 25 VP15 Begeleidingskunde Carin Hogenbirk
Communicatie (les 1) verbaal (mondeling,praten,luisteren)
Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang
Module 1 Leren omgaan met dementie
Het loopbaangesprek.
Hand-Out.
Passend onderwijs.
Teambarometer.
In gesprek met elkaar Gebruik eventueel rode en groene kaartjes waarmee mensen kunnen aangeven of ze het eens of oneens zijn met de stelling.
Praktijk Opleiders Cursus
Houd je aandacht erbij! Trainers: Jan de Groot Henk Torreman.
Nee Zeggen!.
BOM-model PV 25/03/2014.
Assertief zijn Hoofdstuk 25 VZ Begeleidingskunde Carin Hogenbirk
Hoofdstuk 1 Wie ben je? Wat kun je? Wat wil je?
Behandelgroep voor mensen met beginnende dementie
Werken met plezier en goed presteren
Ontwikkeling, wij als EBS
Gewoon pubergedrag? Over Relaties
Eigenaarschap.
Zorginspectie en MeMoQ Monitoringinstrument in de praktijk
Overzicht gedragingen per competentie
Transcript van de presentatie:

Spelmethodieken Memory – en dobbelspel Silke Vanmol Kindbegeleidster IBO De Speelvogel Inspiratiedagen MeMoQ silke_vanmol@hotmail.com 09/10/2018; Gent

Inhoud Mijn achtergrond Ontstaan spelmethodieken Doel spelmethodieken Visie onthaalouders Memoryspel + materiaal Dobbelspel + materiaal

Mijn achtergrond Sinds 2011 werkzaam als kindbegeleidster Flextraject Pedagogie van het Jonge Kind Laatstejaars stage: Kinderopvang Gezinsbond Project: MeMoQ introduceren bij onthaalouders

Ontstaan spelmethodieken Project: Lerend netwerk onthaalouders opgestart Verkenning MeMoQ bij onthaalouders  weerstand Onzekerheid Geen tijd voor Weer extra papierwerk Moeilijk te begrijpen (woordgebruik, samenstelling werkinstrument) Spelmethodieken: creatieve manier om deze weerstand weg te werken

Doel spelmethodieken Memoryspel Basisverkenning van dimensie 1 t.e.m. 5 van MeMoQ Onzekerheid wegwerken door alledaagse afbeeldingen te gebruiken De 5 dimensies concreter maken Dobbelspel Dieper ingaan op 1 dimensie van MeMoQ Duidelijkheid geven over inhoud dimensie Ervaringen, tips en ideeën uitwisselen met elkaar

Visie onthaalouders Memory De dimensies staan in verbinding met elkaar Geruststelling  de afbeelding gaan over alledaagse zaken Een duidelijke manier om te ontdekken wat de dimensies inhouden Dobbelspel Interactieve en leuke manier om met een dimensie aan de slag te gaan Bewustwording van de dimensie door vragen te beantwoorden en gesprekken te voeren Door uitwisseling van ervaringen, ideeën en tips de eigen werking verbeteren

Memoryspel Materiaal Het memoryspel, 1 spel per groep Uitlegblad dimensies MeMoQ Speluitleg Afhankelijk van het aantal deelnemers worden er verschillende groepen gevormd. Er zitten maximum 6 personen in een groep. Dit is geen gewone memory. Het is niet de bedoeling om twee dezelfde kaartjes te zoeken, maar om twee kaartjes te zoeken die bij dezelfde dimensie horen. Je eigen interpretatie bepaalt of de kaartjes bij elkaar horen, er zijn geen juiste of foute antwoorden. Na het vinden van twee bij elkaar horende kaartjes legt deze persoon uit waarom hij/zij vindt dat deze kaartjes bij elkaar horen en legt de kaartjes aan de kant. Hierna is de volgende deelnemer aan de beurt.

Uitlegblad (1) Dimensie 1: Welbevinden Dimensie 2: Betrokkenheid Welbevinden is het positieve gevoel dat een kind heeft als de situatie waarin het zich bevindt tegemoetkomt aan zijn basisbehoeften. Kinderen die zich echt goed voelen, gedragen zich als ‘een vis in het water’. Ze tonen op veel manieren dat ze zich goed voelen in de groep, zoals het uitstralen van vitaliteit en innerlijke rust, een spontane en open houding en zichzelf durven zijn. Dimensie 2: Betrokkenheid Betrokkenheid gaat over geboeid bezig zijn met iets. Het is zo intens bezig zijn dat je er ‘helemaal door opgeslorpt wordt’. Het is de voorwaarde om tot ontwikkeling en diepgaand leren te komen. Als kinderen sterk betrokken zijn bij een activiteit, dan spreken ze al hun mogelijkheden aan. Ze verleggen de grenzen van hun kunnen. Ze zijn volop aan het groeien en zichzelf aan het ontwikkelen. Dimensie 3: Emotionele ondersteuning Kinderen emotioneel ondersteunen is warm, respectvol en enthousiast met hen omgaan. Het is aandacht hebben en zorg dragen voor hun emotionele behoeften en in die zin hun gedrag begeleiden. Heel belangrijk, want zo ontwikkelen kinderen ook positieve relaties met elkaar. Emotionele ondersteuning kan onderverdeeld worden in twee delen: Positieve relaties: je gaat respectvol om met kinderen en er is sprake van verbondenheid tussen jou en de kinderen onderling Sensitief-responsief handelen: je merkt op wat een kind nodig heeft en je reageert er passend op

Uitlegblad (2) Dimensie 4: Educatieve ondersteuning Kinderen educatief ondersteunen betekent dat je het leren en de ontwikkeling van de kinderen stimuleert. Je hebt aandacht voor de ideeën, de initiatieven en het standpunt van de kinderen zelf en geeft hen hiervoor veel ruimte. Je breidt de leefwereld van kinderen ook uit via interacties en activiteiten. Je zet kinderen aan om verder te exploreren en spreekt de kinderen aan in hun zone van naaste ontwikkeling. Educatieve ondersteuning kan onderverdeeld worden in twee delen: Actief-stimulerende omgeving: je merkt op wat een kind nodig heeft en speelt er passend op in. Je daagt een kind uit om aan de grens van zijn kunnen bezig te zijn. Taalondersteuning: je gebruikt een correcte, rijke en gevarieerde taal, biedt veel spreekkansen aan kinderen en speelt in op hun taaluitingen. Dimensie 5: Omgeving Een interessante omgeving voor kinderen bestaat uit een toegankelijke en uitnodigende ruimte die overzichtelijk is ingedeeld waar een boeiend en gevarieerd aanbod van materialen en activiteiten wordt aangeboden. Een goede organisatie van tijd is belangrijk zodat kinderen op vele manieren actief kunnen zijn zonder te veel afhankelijk te zijn van de kindbegeleid(st)er. De omgeving kan onderverdeeld worden in twee delen: Een ‘rijk’ aanbod: een kindgerichte indeling, invulling van de ruimte met toegankelijke materialen en de aanvulling van dit aanbod met extra activiteiten en materialen. Een ‘doeltreffende’ organisatie: een flexibel en voorspelbaar dagverloop met jou als beschikbare kindbegeleid(st)er. De kinderen krijgen veel ruimte om zelf initiatieven te nemen.

Dobbelspel (Educatieve ondersteuning) Materiaal 1 dobbelsteen per groep Spelkaartjes: 4 categorieën Speluitleg Afhankelijk van het aantal deelnemers worden er verschillende groepen gevormd. Er zitten maximum 6 personen in een groep. De deelnemers gooien om de beurt met de dobbelsteen. Ze moeten het kaartje nemen dat bij het gegooide aantal ogen hoort en de vraag beantwoorden. Hoe doe jij dat nu? Stellingen Actie  Reactie Akkoord of niet akkoord Zelf een kaartje kiezen Anderen mogen een kaartje voor je kiezen

Spelkaartjes dobbelspel Hoe doe jij dat nu? Formuleer een antwoord op de vraag op het spelkaartje. Leg uit hoe jij het zou aanpakken. Stellingen Geef aan op welke manier jij deze stellingen toepast in de praktijk. De stellingen op de spelkaartjes zijn dezelfde stellingen die in het MeMoQ-instrument gebruikt worden. Actie  Reactie Op het spelkaartje wordt een situatie geschetst die in de praktijk kan voorkomen. Leg uit op welke manier je op het kind/de kinderen zou reageren. Akkoord of niet akkoord Leg uit of je wel of niet akkoord gaat met de beschreven situatie op het kaartje.

Wanneer speel je mee met de kinderen? B Hoe speel jij in op de noden en interesses van de kinderen? C Hoe bevorder je spontane interacties tussen kinderen en zorg je dat er meer kinderen bij betrokken worden? D Wanneer komen de kinderen in jouw opvang in aanraking met taal? E Op welke manier stimuleer jij de taalontwikkeling van kinderen? F Hoe breid jij de woordenschat van kinderen uit?

Ik vertel en verwoord mijn eigen handelingen en die van de kinderen. Ik ondersteun kinderen consequent om zich te verplaatsen in anderen en ik betrek hen actief bij het oplossen van conflicten. B Ik voel goed aan wat de kinderen boeit en bezighoudt. Mijn tussenkomsten lokken heel wat ideeën, initiatief en communicatie uit bij de kinderen. C Ik doe heel wat inspanningen om de verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de kinderen te maximaliseren. D Ik speel in op spontane taaluitingen van kinderen en heb gesprekjes met hen over zaken die ze boeiend vinden. E Ik vertel en verwoord mijn eigen handelingen en die van de kinderen. F Ik ben expressief in mijn taalgebruik: tempowisselingen, toonhoogte, enthousiasme, gebaren, mimiek, klemtonen, …

A Tijdens een kleuractiviteit zie je dat een peuter zijn kleurplaat kapot scheurt. Op welke manier kan je hierop inspelen, welke spelprikkels kan je aanbieden? B Je merkt dat een peuter regelmatig met de gekleurde blokken bezig is. Hij pakt ze uit de doos en legt ze er terug in. Op welke manier kan je hierop inspelen, welke spelprikkels kan je aanbieden? C Je merkt dat een baby met veel verwondering naar zijn eigen spiegelbeeld kijkt. Op welke manier kan je hierop inspelen? D Bij het naar buiten gaan wil een peuter zelf zijn jas aandoen, maar je merkt dat hij dit nog niet kan. Op welke manier kan je hierop inspelen? E Het is herfst en de bladeren beginnen te vallen van de bomen. Je merkt op dat de kinderen dit interessant vinden. op welke manier kan je hierop inspelen? F Je zit op de mat tussen de kinderen, die vrij aan het spelen zijn met de auto’s en boerderijdieren. Welke prikkels kan je geven om de taal van de kinderen te ondersteunen?

Je reageert hierop met: “Nee, dit is geen laap, maar een schaap.” Je bent samen met een peuter met de boerderijdieren aan het spelen. De peuter neemt het schaap en zegt: “laap, laap.” Je reageert hierop met: “Nee, dit is geen laap, maar een schaap.” B Tijdens het verluieren van een baby begint de baby te brabbelen. Je reageert hierop door terug te brabbelen. C Het aanbieden van kosteloos materiaal is een goede verrijking van het aanbod. D Door de kinderen te observeren weet ik waar hun interesses liggen. Zo kan ik gepast spelmateriaal en gepaste spelprikkels aanbieden. E Een peuter heeft het knuffeldoekje van een baby aangepakt en hierdoor begint te baby te wenen. Jij pakt het knuffeldoekje af, zegt dat hij stout is geweest en geeft het doekje terug aan de baby. F Tijdens mijn dagelijkse handelingen leg ik uit aan de kinderen wat ik doe en welke voorwerpen ik hiervoor gebruik.

Bedankt voor jullie aandacht! Zijn er nog vragen?