Het Trendmodel Presentatie voor: bestuurlijke bijeenkomst verdeelmodel WWB Den Haag, 5 maart 2014 Lucy Kok
Essentie van het trendmodel Het trendmodel combineert historie en objectiviteit. De uitgaven in een bepaald jaar (bv t-5) vormen het uitgangspunt voor de verdeling. Hier wordt een objectieve ontwikkeling in de uitgaven vanaf dat jaar bij opgeteld (of afgehaald). De objectieve ontwikkeling wordt geschat op basis van niet- beïnvloedbare factoren
Het basisjaar De uitgaven in dit jaar dienen als uitgangspunt voor de verdeling. Prikkel wordt in sterke mate bepaald door basisjaar: Hoe verder terug in de tijd, hoe groter de prikkel Basisjaar dat meebeweegt geeft kleinere prikkel dan vast basisjaar Voorkeursvariant is: basisjaar t-5, meebewegend Dit vanwege de sterkere prikkelwerking. Een vast basisjaar is op termijn moeilijk houdbaar.
De objectieve ontwikkeling van de uitgaven De objectieve ontwikkeling wordt geschat met een panelmodel Het model verklaart veranderingen in de bijstandsuitgaven van jaar op jaar uit veranderingen in de verdeelkenmerken Data vanaf 2005, alle gemeenten Het model houdt rekening met gemeentespecifieke kenmerken die niet veranderen in de tijd (ligging, centrumfunctie, bepaald beleid, uitvoering, samenstelling bevolking).
De objectieve ontwikkeling van de uitgaven Objectieve ontwikkeling wordt bepaald door: Jaareffecten (om te corrigeren voor effecten die voor alle gemeenten tegelijkertijd optreden zoals landelijke conjunctuur, vergrijzing, landelijk beleid) Lage inkomens WW-uitkeringen AO-uitkeringen Een groei in lage inkomens, WW-uitkeringen en AO- uitkeringen leidt tot een groei in de uitgaven.
Een beeld van de herverdeeleffecten Percentage gemeenten met herverdeeleffect minder dan 10%
Beoordelingskader samengevat Prikkelwerking: iedere gemeente, maar tijdelijk (max 7 jaar) Rechtvaardigheid: basisjaar wordt mogelijk als onrechtvaardig ervaren: slecht/goed beleid tot basisjaar wordt niet gestraft/beloond Betrouwbaarheid: model is betrouwbaar: wetenschappelijke en reproduceerbare methode, relaties logisch, systematiek is stabiel Voorspelbaarheid: redelijk voorspelbaar Uitlegbaarheid: principe goed uitlegbaar, schattingsmethodiek is lastiger Financiële beheersbaarheid: historische component leidt tot grotere beheersbaarheid Praktische toepasbaarheid: model is praktisch toepasbaar
Dank voor jullie aandacht! Vragen?