Ecologische drogredeneringen uit de sociale methodologie En inhoudelijk belangwekkende Macro-microparadoxen en macro-microverklaringen uit de theoretische sociologie Wout Ultee Macro- en microsociologie 6 september 2007
De stelling dat de overgang van een macro- uitspraak op de bijbehorende micro- uitspraak een drogredenering is, Houdt de scheiding tussen macrosociologie en microsociologie in stand En houdt de scheiding tussen kwantitatieve methoden en kwalitatieve methoden in stand
Weber stelde vast dat het bedrijfskapitalisme in de zeventiende eeuw als eerste opkwam in de protestante landen van Europa en niet in de katholieke Die bevinding wilde hij verklaren en hij ging bijna meteen over tot de vraag waarom protestanten een hogere kans om bedrijfseigenaar en bedrijfsleider te worden dan katholieken Hij vertaalde een macrobevinding bijna onmiddellijk in een microbevinding Van de sociale methodologie mag dat niet: Een theoreticus die dat doet begaat dan de ecologische drogredenering
De theoretisch socioloog Wout Ultee: Er mag wel meer niet Hoe zou de microverklaring van de macrobevinding van de sociale methodoloog dan wel luiden? Sombart had beweerd dat Joden in alle delen van Europa de belangrijkste kapitalisten waren En dat ze aan het begin van de zeventiende eeuw uit het katholieke Spanje en Portugal waren verdreven en ondermeer in Nederland terecht waren gekomen
Volgens Weber kwam het kapitalisme niet alleen van de grond in Nederland Maar ook in Engeland, dat geen Joden toeliet En het kwam niet van de grond in wat nu Marokko en Europees Turkije is, waar wel Joden naar toegingen En als Joden ‘kapitalistisch’ waren, dan richtten ze geen productiebedrijven op Maar zaten ze in de handel en het bankwezen
De twee, toevallig niet-politiek-correcte, voorbeelden van de ecologische drogredenering: Als er aan het begin van de 20 ste eeuw meer zwarten in een Amerikaanse staat woonden, was het moordcijfer daar hogere Moorden negers meer, of lynchen blanken zwarten en hebben ze daartoe meer gelegenheid in staten met meer zwarten? In bedrijfsafdelingen waar meer vrouwen werken, wordt meer gevloekt. Vloeken vrouwen meer dan mannen, of vloeken mannen graag en vooral tegen vrouwen, en hebben ze daartoe op afdelingen met meer vrouwen meer gelegenheid?
Welke is de logische structuur van de uitspraak die duidelijk moet maken dat je niet eenvoudig van de macro-uitspraak op de micro-uitspraak mag overgaan? De alternatieve micro-uitspraak is geen zuivere micro- uitspraak maar een macro-micro-uitspraak Een uitspraak met in het als-gedeelte een absoluut individueel kenmerk en een contextueel kenmerk Persoon die Jood is en in een protestant dan wel katholiek land woont Persoon die blank is en woont in een staat met meer zwarten Persoon die man is en werkt in een afdeling met meer vrouwen Macro-eenheid is eerst land, dan staat, dan bedrijfsafdeling
Zijn zulke macro-micro-verklaringen gezocht? Ik kan ze bij een heleboel macro-bevindingen niet bedenken. En we weten ook heel goed dat we ze soms wel en soms niet hebben. Wie vindt de bevinding: Hoe meer buitenlanders in een wijk, des te meer extreem rechts stemmen Verbazingwekkend? Iedereen denkt: in wijk met meer buitenlanders stemmen inheemsen met grotere kans extreem rechts Niemand denkt: Buitenlanders stemmen met hogere kans extreem rechts
Het denken in termen van contextuele kenmerken is dus niet altijd niet moeilijker dan het denken in termen van absolute kenmerken
We willen de vraag beantwoorden of Nederland echt zo veel geseculariseerd is. Er zijn bevindelijk gereformeerden en die hebben zich behoorlijk van de wereldse wereld weten af te sluiten met Niet alleen Eigen kerkgenootschap Maar ook Eigen politieke partij, Eigen middelbare scholen, eigen televisie-omroep.
Laten bevindelijk gereformeerden hun kinderen nog steeds niet inenten? Er wordt in Nederland goed per gemeente en per jaar bijgehouden hoeveel procent van de kinderen geboren in jaar x op jaar x + 3 is ingeënt
Verkiezings- uitkomsten per gemeente verbeeld De Nederlandse bijbelgordel
Ook nog eens de inentingsuitkomsten per gemeente verbeeld
In hoeverre vallen de twee gordels samen? Als je met deze gegevens deze vraag gaat stellen Ben je volgens een sociaal methodoloog al de ecologische drogredenering aan het begaan Nou dat doet deze empirisch geworden theoretisch socioloog niet want die methodoloog heeft geen micro- gegevens voor me verzameld en ik probeer uit de bestaande macrogegevens zo veel mogelijk te halen
We gaan proberen iets uit de regressievergelijking af te leiden Als er in een gemeente geen SGP wordt gestemd, hoe groot is de kans dan dat een inwoner, dat wil zeggen niet-SGP stremmer, is ingeënt? De kans is gelijk aan het intercept, dwz 97,79 % Als er in een gemeente 100 % SGP wordt gestemd, hoe groot is dan de kans dat een inwoner, dat een wil zeggen een SGP stemmer is ingeënt? 97,79 – 100 *0,66 = 31,79 % Onze sociale methodoloog: maar je mag niet zo ver extrapoleren buiten het observatiebereik Dat is zo, maar ik kan bij een goed observatiebereik wel microgegevens uit macrogegevens afleiden!
En als ik deze macrogegevens voor meerdere tijdstippen heb, kan ik uit de veranderende regressiecoëfficiënt afleiden of SGP stemmers vaker hun kinderen zijn gaan inenten De sociale methodoloog: maar je veronderstelt dat SGP stemmers evenveel kinderen krijgen als niet-SGP stemmers Maar zelfs dat is geen goed bezwaar van onze sociale methodoloog, want als ze twee keer zoveel kinderen hebben, Kunnen met een beetje rekenen nog schattingen maken van het percentage ingeënte personen onder SGP stemmers
Ik kan ook nog eens goed naar de cijfers gaan kijken Hier nu de provinciale cijfers Telkens percentage niet-gevaccineerde personen groter dan het percentage SGP stemmers. En dan de gemeentecijfers In de jaren zeventig waren er gemeenten met meer niet-ingeënte kinderen dan SGP stemmers Maar nu in elke gemeente andersom
Achter de macrobevinding Meer SGP stemmen, meer niet-ingeënte kinderen Kan dus best de microhypothese SGP stemmers laten hun kinderen met kleinere kans inenten Worden verondersteld We kunnen wel naast dit effect van het absolute individuele kenmerk een effect van een contextueel kenmerk postuleren
Hoe kunnen contextuele kenmerken, macro- micro uitspraken hier luiden? Als niet-SGP stemmers in een gemeente met meer SGP stemmers wonen, laten ze hun kinderen met grote kans inenten (de angst hypothese) Als een SGP stemmer woont in een gemeente met meer SGP stemmers is de kans dat deze persoon de kinderen laat inenten groter (besmettinghypothese of normleving-door- groepsdruk hypothese )
Deze macro-micro hypothesen vallen niet te toetsen met de bestaande administratieve gegevens Maar de contextuele effecten zijn niet zodanig dat het individuele verband tegenovergesteld aan het macroverband wordt Zoals bij bedrijfskapitalisme, lynchen en vloeken
De inhoudelijke les: Macroverband Bestaat uit Compositie effect Plus contexteffect
In de methodologie van kwalitatief onderzoek wordt vaker gezegd dat het enquête-onderzoek een individu uit zijn context isoleert Terwijl individuen juist tegen de achtergrond van hun context moeten worden bestudeerd Nou, kwantitatieve sociologen vragen individuen altijd naar hun achtergrondkenmerken En de goede kwantitatieve sociologen onderzoeken ook nog het effect van contextkenmerken
Zijn er vaak contextuele effecten naast het compositie effect? Als meer laagstbetaalden in een wijk, meer thuisblijvers bij verkiezingen Blijven veelverdieners in een wijk met meer laagstbetaalden eerder thuis? Als meer leden van handarbeidende klasse in een kiesdistrict, meer stemmen op arbeiderspartij Stemt een handarbeider met meer kans op een arbeiderspartij als er meer handarbeiders in een kiesdistrict wonen?
Het eerste contextuele effect is minder plausibel dan het tweede contextuele effect Door op het tweede contextuele effect
De eerste plaatjes met contextuele effecten die ik heb gezien Butler & Stokes Political change in Britain 1969 Voor Amerikaanse contextuele effecten in micro-meso setting zie: Barton, American Behavioral Scientist 1968
Wat betekent het theoretisch of inhoudelijk dat er een kromme en geen rechte lijn door de punten loopt? Werkt groepsdruk pas als de groep heel groot wordt? Hypothese klopt voor eerste figuur, Maar niet voor tweede figuur
Maar contextuele effecten worden beslist niet altijd gevonden Er zijn bijvoorbeeld maar weinig invloeden van schoolkenmerken op individuele leerprestaties aangetoond
Macrobevinding: Sommige middelbare scholen hebben een hoger percentage geslaagden bij het eindexamen dan andere scholen En het blijkt dat als een school meer buitenlandse leerlingen heeft en meer leerlingen met laagopgeleide ouders, het slaagpercentage van deze scholen lager is Een compositie-effect en daarnaast een contextueel effect?
Leerlingen van middelbare scholen hebben een hogere kans om te slagen als hun ouders een hogere opleiding hebben en in Nederland zijn geboren Én als ze een school bezoeken waarvan de ouders van de leerlingen gemiddeld een hogere opleiding hebben en met grotere kans in Nederland zijn geboren
In de onderwijssociologie worden de effecten van de absolute kenmerken van leerlingen telkens weer gevonden Maar de gevolgen van de contextuele kenmerken van leerlingen veel minder vaak Daarom zijn scholen zo tegen de publicatie van rangordeningen in de kranten
Zeg niet dat de toetsing van micro-hypothesen met macro- gegevens altijd verkeerd is Door de stap van macro- bevindingen naar micro- hypothesen te maken Komt de sociologie tot spannend onderzoek
Je kan de stap van macro-bevindingen maken naar micro-hypothesen Hoe gemakkelijk valt nu de stap van micro-hypothesen naar macrohypothesen te maken? Of de stap van micro-bevindingen naar macro-bevindingen?
Als twee individuen bij hun verstand zijn en hun eigen nut nastreven Bewerkstelligen ze dan altijd de voor hen twee meest voordelige situatie? Neen Twee apart opgesloten verdachten die samen een misdrijf hebben gepleegd en alle twee rationeel zijn Weten hun gemeenschappelijk belang niet te verwezenlijken Indien de rechter de ene verdachte strafvermindering voor het verschaffen van bewijsmateriaal tegen de andere verdachte geeft
Individuele rationaliteit leidt niet tot collectieve rationaliteit Het dilemma der gevangenen Niet alleen in het Wilde westen in de VS Ook in Nederland bij de juridische constructie van kroongetuigen bij processen tegen de georganiseerde misdaad
Sociologie heeft drie hoofdvragen Rationalisering Ongelijkheid Cohesie Net gehad over micro-macro paradox bij de rationaliseringvraag Ook micro-macroparadoxen bij de ongelijkheidvraag en bij de cohesievraag?
Kunnen er bij ongelijkheidvragen wel micro- macroparadoxen zijn? Ongelijkheid is nooit een kenmerk van één persoon, om ongelijkheid vast te stellen heb je altijd meerdere personen nodig! Je zit altijd op het macro-niveau! Die opmerking is een quasi-slimheid Maar er kan beter worden gesproken over niveau-paradoxen
De personen waartussen de ongelijkheid wordt vastgesteld Bijvoorbeeld de inwoners van een land Vormen het lagere niveau En alle landen van de wereld en daarmee de gehele wereldbevolking bij elkaar Vormen het hogere niveau
In bijna alle landen van de wereld is de laatste 20 jaar de inkomensongelijkheid toegenomen Waarbij de inkomensongelijkheid wordt gemeten als de gini En de gini een optelsom is van de inkomensverschillen tussen alle paren inwoners van een land
In de meeste landen is de inkomensongelijkheid toegenomen Niet alleen de Verenigde Staten en Zweden Maar ook China en Brazilië Maar over de hele wereld gerekend is de inkomensongelijkheid afgenomen? Hoe kan dat?
De methodologen-opmerking Inkomensgegevens zijn notoir onbetrouwbaar Bij andere inkomensongelijkheidmaten dan de gini wordt misschien wel wat anders gevonden Nou neen En het berekenen van wereld-gini’s is belangrijk gezien theorieën over de gevolgen van mondialisering (in slecht Nederlands globalisering)
Wereldinkomensongelijkheid = Inkomensongelijkheid binnen landen + Inkomensongelijkheid tussen landen De gini is een genormeerde maat die tussen 0 en 1 loopt en waartoe door het gemiddeld inkomen in een land wordt gedeeld
De inkomensongelijkheid tussen landen wordt gemeten aan de hand van verschillen in gemiddeld inkomen En de laatste 20 jaar zijn de landen in de wereld naar elkaar gegroeid wat betreft gemiddeld inkomen Dat is vooral gebeurd door een stijging van het gemiddeld inkomen in de landen met het hoogste aantal inwoners Die landen zijn China, nu een jaar of 20 achter elkaar tien procent economische groei per jaar En India, nu een jaar of 15 achter elkaar meer dan vijf procent groei per jaar Terwijl de Verenigde Staten en de Europese Unie blij zijn als ze twee of drie procent groei per jaar in het gemiddeld inkomen hebben
Na deze door de socioloog Firebaugh ontdekte niveauparadox wat betreft ongelijkheidvragen De door de politicoloog Putnam niet goed onderkende niveauparadox wat betreft de cohesie van samenlevingen
Als de integratie van alle leden van een samenleving in intermediaire groeperingen toeneemt Neemt de cohesie van deze samenleving dan toe? Is cohesie van de maatschappij een eenvoudige aggregatie van de banden die individuen met andere individuen hebben?
Als de leden van een samenleving verschillen in bijvoorbeeld godsdienst en opleiding En als mensen van uiteenlopende godsdienst en opleiding tot andere intermediaire groepen behoren Zoals katholieke zangvereniging en academische hockeyploeg Dan leidt vaker lid zijn en meer naar bijeenkomsten gaan niet tot meer banden tussen mensen met uiteenlopende godsdienst en opleiding En wordt de cohesie van de samenleving niet groter
Putnam klaagde erover dat mensen in de Verenigde Staten tegenwoordig niet meer in clubverband bowlen Bowling alone is zijn beeldspraak met bredere strekking Maar in de jaren vijftig bowlden blanken met blanken en zwarten met zwarten Dus er was toen dan wel geen Bowling alone Maar wel Bowling apart
Niveauparadoxen Zijn Prachtige Onderzoekvragen
Het is uit macro-onderzoek bekend dat Het opleidingspeil van de Nederlandse bevolking de afgelopen dertig jaar is gestegen Het is uit verkoopcijfers bekend dat er in Nederland de laatste decennia minder boeken worden verkocht Twee macrobevingen Uit individuele enquêtes is bekend dat in elk jaar in die tijd hoger opgeleide personen meer lezen dan lager opgeleide personen Hoe kan dat?
Slechte macro-gegevens? Slechte micro-gegevens? Nou De niveauparadox ontstaat Omdat de uitspraak In elkaar jaar meer opleiding, meer lezen Te vaag is
Is de laatste dertig jaar iedereen minder gaan lezen? (is het intercept van de regressielijn kleiner geworden) Zijn de afgelopen jaren de laagst opgeleiden minder gaan lezen (wijziging in de regressiecoëfficiënt) Zijn de afgelopen jaren de hoogst opgeleiden minder gaan lezen (andere wijziging in de regressiecoëfficiënt)
Contexteffect? Zijn hoog opgeleiden minder gaan lezen omdat er meer hoog opgeleiden zijn gekomen? Dat klinkt niet als een plausibele en onderzoekwaardige hypothese Wat dan wel? Mensen lezen meer als zij en hun ouders hun hoge opleiding hebben Onder de hoog opgeleide personen is het aantal personen met laag opgeleide ouders toegenomen
Volgend keer: De Nederlandse paradox Een paradox in de zin van een aannemelijke hypothese en een goede onderzoeksbevinding die niet met deze hypothese strookt