Het Sectorwerkstuk
Hoe weet je wat er van je verwacht wordt? Je krijgt een SWS-boekje. Daarin staat: waarom je een SWS moet maken, wat de eisen zijn waaraan je moet voldoen, wat de planning is. Hoe weet je hoe je het SWS moet maken? *Je krijgt voorlichting: daar ben je nu mee bezig: dus let op! *Kijk in Nieuw Nederlands. Daarin staan tips over hoe je een SWS kunt maken. *Je krijgt een begeleider. Die kan je helpen bij elk onderdeel van het maken.
Het onderwerp: de keuze Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: Het kon beter als we voordat we aan het sws begonnen ons eerst nog beter hadden georiënteerd en nog beter hadden gekeken naar andere en misschien betere onderwerpen. Een onderwerp kiezen waar meer informatie over te vinden is. We moesten een onderwerp bedenken, maar die dag was ik bij de tandarts. Dus toen bedacht Kewin infrastructuur, wat ik ook wel goed vond. Beter is meer communiceren met elkaar .
De instructies in het SWS boekje en van de begeleider: wat doe je ermee? Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: De instructies hebben wij vrijwel niet gebruikt omdat iedereen daar een ander idee over had. Beter is eerst de instructies met iedereen doornemen en daar ook weer afspraken over maken. Naar onze begeleiders gaan en niet zelf oplossingen bedenken als we dingen totaal niet snapten. De instructies op het papier vond ik niet altijd duidelijk genoeg. In het begin had ik het idee dat je zelf maar moest uitzoeken wat je moest doen. Beter is in het begin beter informeren zodat je precies weet waar je aan toe bent.
De planning: hoe doe je dat? Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: De planning was wel een beetje bagger. Eerder beginnen en een schema maken, wanneer, wie, wat doet. En strenger zijn voor je zelf en niet telkens uit te stellen. Meteen beginnen met het sws, nu hadden we het toch wel uitgesteld tot het laatste moment. We deden er in het begin erg makkelijk over. Beter ons best doen en in elke tussenuur er mee bezig zijn. Strenger en beter controleren of iedereen zich wel aan de planning houdt.
De samenwerking: hoe doe je dat? Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: Het was onduidelijk wie wat ging doen uiteindelijk. Beter afspreken wie wat precies doet. We hebben allemaal ongeveer even veel gedaan aan het werkstuk.Daar hebben we ons allemaal goed aan gehouden. Toch beter samen aan het sws werken en niet dat de een iets doet en de ander er niet bij is, en andersom. We werkten altijd samen, en we hadden onze eigen onderwerpen waar we individueel mee bezig waren en hielpen elkaar als het nodig was.
Wat zijn moeilijke dingen? Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: Deelvragen maken en grote stukken tekst samenvatten. De belangrijkste punten uit een tekst halen en daar een goed verhaal van maken. Goede informatie vinden. Beter is meteen vragen hoe we het beste konden zoeken. De planning en het communiceren tussen de mensen in ons groepje. Het kan beter door meer met elkaar te praten en om te tafel te gaan zitten en plannen wat we gaan doen; wanneer we het gaan sturen. Dat alles op 2 computers stond en je de hele tijd bij elkaar moest voegen.
Wat kun je er van leren? Wat zeiden leerlingen van vorig jaar: Het belangrijkste wat ik heb geleerd is dat het toch erg moeilijk is om in een groep te werken. Want als je niet goed communiceert en niet goed dingen afspreekt dan loopt alles echt in de soep. Een werkstuk samen te stellen en de juiste informatie te vinden. Ik heb redelijk geleerd hoe ik een werkstuk moet maken en in elkaar moet zetten. Zelfstandig leren werken en met z’n tweeën en geleerd om een filmpje te maken. Het samenwerken en oplossen van problemen. Jongeren hebben veel schulden. Dat komt vooral door de verkeerde uitgavenpatroon. Plannen, dat ik niet altijd alles tot het laatste moment uit moet stellen. Een goed begin maken met een goede planning, dan gaat de rest ook makkelijker. Dat ik nooit meer een sectorwerkstuk wil doen!
het maken van goede vragen. Het zoeken van informatie. Zoeken begint met het maken van goede vragen.
Vragen maken: Het lijkt gemakkelijker om 1 vraag te beantwoorden dan 20. Toch is bij het maken van het SWS het omgekeerde vaak waar. Heb je maar 1 vraag dan kun je heel veel kanten op en dus kun je eindeloos zoeken en vinden! Een voorbeeld: H2 Wat wordt er in een evenementenvergunning geregeld? Natuurlijk kun je met deze vraag gaan zoeken. Maar wanneer ben je klaar? Het wordt een stuk gemakkelijker als je meer vragen hebt die over een kleiner deel gaan. H2.1 Wanneer is een evenementen vergunning nodig? H2.2 Welke onderdelen heeft een evenementen vergunning? H2.3 Wat zijn de maatregelen die een organisator moet nemen? H2.4 Hoelang kan het duren om een evenementenvergunning te krijgen?
Vragen maken: Er zijn verschillende soorten vragen b.v.: beschrijvende : Hoe maak ik een werkstuk? verklarende : Waarom moet ik een werkstuk maken? meninggevende: Moeten er meer werkstukken gemaakt worden? De beschrijvende vraag is meestal gemakkelijker te beantwoorden. Hoofdvraag en deelvragen. De hoofdvraag wordt beantwoord door middel van deelvragen. De deelvragen samen beantwoorden dus de hoofdvraag. Elke deelvraag bestaat weer uit kleinere vragen die een deel van de deelvraag beantwoorden. In het SWS ziet dat er als volgt uit: Hoofdvraag = hele SWS Deelvragen = hoofdstukken Kleinere vragen = paragrafen en alinea’s
Vragen maken: Bedenk zo veel mogelijk vragen met: wat, waarom, hoe, wie, welke, hoelang, wanneer, waar, hoeveel. Het helpt door op internet al vast wat te zoeken over je onderwerp. Je komt dan vaak al informatie tegen waar je een vraag bij kunt maken. Als je genoeg vragen hebt sorteer je die bij per deelvraag. Het maken van een goede lijst vragen is misschien wel het belangrijkste deel van het maken van het SWS.
Zoeken én vinden Zoeken is gemakkelijk. Maar echt vinden wat je nodig hebt niet. Het begint bij een goede vraag, maar dan…….. -Zoek bij officiële sites b.v. van de overheid.
Zoeken én vinden -Zoek bij een organisatie die zich bezig houdt met jouw onderwerp.
Zoeken én vinden -Kijk in de bronnenlijst van een document dat je al hebt gevonden.
Zoeken én vinden -Kijk naar links op sites die je tegenkomt.
Zoeken én vinden -Zoek met verschillende zoektermen.
Zoeken én vinden -Zoek met Davindi.
Zoeken én vinden -beZoek een bedrijf of organisatie dat zich met je onderwerp bezig houdt, bijvoorbeeld een gemeente.
Zijn alle bronnen goed? Nee! Hoe weet je of een bron goed is? Kijk wie er schuil gaan achter een website met info. De meeste sites hebben wel een kopje: “wie zijn wij”, of “over ons”. Bij twijfel vraag je begeleider.
Zijn alle bronnen goed? Nee! Uit werkstukken van andere leerlingen mag je geen tekst gebruiken. Je kunt ze wel gebruiken voor ideeën of in de bronnenopgave te kijken.
Bronvermelding In het SWS moeten de gebruikte bronnen in een bronnen- lijst worden vermeld. Noteer de bronnen per deelvraag. Bronnen: Bronnen Deelvraag 1: http://media.leidenuniv.nl/legacy/controlelijstevenementenunivleiden.pdf http://www.haarlemmermeer.nl/Digitale_balie/Alle_producten_alfabetisch/U_t_m_Z/Vergunning_evenementen http://www.voorst.nl/Internet/BIS/Raadsstukken/2007/09_september_03/bijlage_I_Beleidsnota_2007.pdf http://www.kiossk.nl/phocadownload/brochure_evenementen.pdf http://www.haren.nl/live/inwoners/u_en_de_gemeente/evenementenvergunning/Evene-mentenvergunning.pag Evenementenvergunning gemeente het Bildt. Bronnen Deelvraag 2: http://www.ehbocastricum.nl/page3.php http://www.rodekruis-wmz.nl/Default.aspx?pid=37 http://www.ehbo-overasselt.nl/index.php/ehboaanvraag http://www.ehbo-midden.nl/?menu=category&categoryID=190331 http://www.politie.nl/PolitieABC/Evenementen/
Bronnen beheren met een bronnen.docx. Vraag: Wanneer is een evenementenvergunning nodig? Je vindt het onderstaande. In een bronnen.doc zet je de vraag, onder de vraag plak je de tekst uit de bron, daaronder plak je het adres van de bron.
Bronnen beheren met een bronnen.docx. Het bronnen.doc komt er dus zo uit te zien:
Het schrijven van de tekst. *Schrijven is antwoord geven op vragen; *Schrijven doe je op basis van je bronnen; *Schrijven doe je in je eigen woorden; *Je mag best citeren maar gebruik dan aanhalingstekens; *Je mag ook hier en daar wel iets letterlijk uit een bron gebruiken als het b.v. een rijtje is; *Schrijven doe je voor een lezer die je iets wilt vertellen; *Schrijven is niet gemakkelijk: help en corrigeer elkaar; *Volg de instructies van de begeleider op; *Herschrijven hoort er bij: soms meer dan één keer; *Spelling is een belangrijke bijzaak: de spellingscorrectie haalt niet alle fouten uit de tekst.
Werken: wanneer, waar en hoe? *Je hebt in de 4e heel wat tussenuren: plan die in als SWS-uren; *Wat op school niet kan zal thuis moeten; *Lees nog eens wat de leerlingen van vorig jaar zeiden over plannen en werken; *Gebruik bij voorkeur de mediatheek: ga niet “gezellig” bij anderen zitten als je op wilt schieten; *Maak goede afspraken en houd elkaar daar aan; *Maak afspraken met de begeleider om regelmatig de voortgang te bespreken; *Gaat de samenwerking niet naar wens overleg dan met je begeleider.