Omgaan met internaliserende problemen op school Drs Trees Das Welkom Mijn naam is TD en ik ben werkzaam bij Fontys OSO Het opleidingscentrum Speciale onderwijszorg. Ik ben docent en onderzoeksbegeleider in de Master SEN, ik verzorg nascholingstrajecten voor het VO en ik ben lid van de kenniskring Evaluerend Handelen van Anita Blonk.
Op school De meeste aandacht gaat uit naar leerlingen die op een “luidruchtige” en vaak “negatieve wijze” de aandacht vragen. De leerlingen waar docenten in de klassensituatie last van hebben en waar ze vaak ook niet om heen kunnen.
Op school Leraren zetten leerlingen die moeilijk contact maken, stil, angstig of onzeker zijn niet boven aan de lijst van moeilijke kinderen in de klas. Het lijkt erop dat ze geen grote handelingsverlegenheid ervaren ten opzichte van deze leerlingen. Als je docenten zes weken na de start van het nieuwe schooljaar vraagt “wie zijn de stille, teruggetrokken leerlingen in jouw klas?” moeten ze vaak nadenken over de naam van die leerlingen. De drukke leerlingen waar ze zich zorgen over maken kunnen ze direct noemen. Echter het niet vroeg signaleren en voorkomen van internaliserende problematiek kan ernstige gevolgen hebben voor de verdere schoolloopbaan van deze leerlingen.
Internaliserende problemen Het kind / de jongere heeft er zelf het meeste last van en lijdt soms in stilte Rigter, 2006 Angst en angststoornissen Faalangst Stemmingsstoornissen: bv depressie Internaliserende problemen bij kinderen en adolescenten, zoals angst en depressie behoren tot de top drie van psychische problemen.
Angst in de schoolcontext Rusteloos, gespannen en nerveus gedrag Door lichamelijk symptomen concentratieproblemen Sociale isolatie Dwangmatig om aandacht vragen Concrete verschijningvormen van angst op school kunnen zijn dat een leerling rusteloos, gespannen en nerveus gedrag vertoont. Door te veel gericht te zijn op de lichamelijke symptomen van angst (hyperventilatie, hartkloppingen en klamme handen) heeft de jongere last van concentratieproblemen. Ook sociale isolatie is een veel voorkomende probleem van angst doordat de jongere nieuwe sociale situaties vermijdt en de realiteit ontvlucht; in de pauzes is deze jongere vaak alleen. Een derde voorbeeld is het kind dat uit onzekerheid en angst steeds dwangmatig om aandacht vraagt. Hij stelt veel vragen, maakt zichzelf veel verwijten en controleert zichzelf voortdurend.
Faalangst Faalangst is taakgebonden angst die optreedt in situaties waarin een prestatie geleverd moet worden en men zich beoordeeld voelt (van Lieshout, 2009). De faalangst gaat gepaard met cognitieve reacties, zoals negatieve, belemmerende gedachten, fysieke reacties zoals zweten, hoofdpijn en aandrang om naar het toilet te gaan en gedragsmatige reacties zoals chaotisch te werk gaan, onevenredige tijdsverdeling van de opdrachten, afdwalen enzovoort. Het is geen persoonskenmerk, maar het resultaat van aangeleerde denkstappen.
Schoolweigering Ernstige angst kan leiden tot schoolweigering Schoolweigering kenmerkt zich door ernstige emotionele opwinding of lichamelijke klachten bij het vooruitzicht naar school te gaan Angst kan dusdanige vormen aannemen dat de jongere niet meer naar school gaat. Dat noemen we schoolweigering. Het is een vorm van schoolverzuim, die tot enige jaren geleden veelal werd aangeduid met de term schoolfobie. Schoolweigering onderscheidt zich van andere vormen van schoolverzuim, zoals spijbelen, afwezig zijn vanwege een puur somatische ziekte of thuisblijven om te zorgen voor een zieke of fobische ouder. Schoolweigering kenmerkt zich door ernstige emotionele opwinding of lichamelijke klachten bij het vooruitzicht naar school te gaan. Het thuis blijven gebeurt met medeweten van ouders. Bovendien is er bij schoolweigering geen sprake van een antisociale gedragsstoornissen.
Depressie “Een depressieve, dat wil zeggen matte, afgevlakte, sombere, droevige stemming, een onvermogen om plezier te hebben en te genieten van dingen waarvan men normaal kan genieten en een verlies aan interesse en motivatie” (De Wit 2000) Op alle leeftijden moeten de kernsymptomen aanwezig zijn om van een depressieve stoornis te spreken. Alleen uiten ze zich in elke leeftijdsfase in verschillende vormen afhankelijk van de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling. In de babytijd uit een depressie zich in onder andere onverschilligheid, overmatig huilen en verminderde eetlust. In de peuter – en kleuter leeftijd uit depressie zich vooral in prikkelbaarheid, veel huilen, agressie of overaangepast gedrag en driftbuien. In de Basisschool leeftijd: Droevigheid, huilen, somatische klachten spelremming, leerremming,dwangsymptomen Bij de adolescent zijn matte droefheid en prikkelbaarheid kenmerkende patronen. Depressies bij kinderen worden soms niet herkend omdat de uitingen soms tegenovergesteld zijn en niet depressief lijken.
Depressie in de schoolcontext Weinig levenslustig, toont weinig initiatief Heeft de neiging zich te isoleren Automutilatie en lichamelijke klachten als verminderde eetlust, laag energieniveau en slaapproblemen Een concrete verschijningvorm van depressie op school kan zijn dat een leerling zich anders gedraagt dan normaal. Hij is weinig levenslustig, toont weinig initiatief en heeft de neiging zich te isoleren. Er kan sprake zijn van automutilatie (zelfverwonding) en hij kan lichamelijke klachten hebben zoals verminderde eetlust, laag energieniveau en slaapproblemen.
Depressie in de schoolcontext Veel negatieve gedachten over zichzelf en de wereld, kan moeilijk naar de toekomst kijken Affectief moeilijk bereikbaar en zondebokrol Een andere verschijningsvorm is dat een jongere veel negatieve gedachten over zichzelf en de wereld heeft en moeilijk naar de toekomst kan kijken. Ook kan de jongere affectief moeilijk bereikbaar zijn en op school een zondebokrol vervullen. Tot slot kan er sprake zijn van een verminderd vermogen om na te denken, zich te concentreren en te plannen.
Behandeling CGT: cognitieve gedragstherapie Gezinstherapie Groepstherapie Farmacologische behandeling Dagbehandeling Opname kinderpsychiatrische kliniek Behandeling: Ambulant: Cognitieve gedragstherapie /Coping CAT/vrienden (angst) bij GGZ Nieuw online: Grip op je dip,. Zwaarweer(depressie behandeling on line) Gezinsinterventie Farmacologische behandeling Dagbehandeling / opname
Pedagogisch vakmanschap Positieve grondhouding Goed klassenmanagement en goede instructie Vaardigheden die goede relatie en interactie bevorderen Vaardigheden op meso niveau (van Lieshout,2009) Pedagogisch vakmanschap a. Positieve grondhouding (15) pag 45 - 48 1. De ‘nulde’ regel: alles draait om respect (empathie, interesse in kinderen, opbouwen van een band) 2. Verwelkom iedereen , noem iedereen bij de naam 3. overtuiging: gedrag is te beïnvloeden ; bereidheid om achter gedrag te kijken. 4. Kind is deskundig; weet wat hij nodig heeft 5.Positeve verwachtingen 6 vaardigheden expliciet aanleren b. Vaardigheden: goed klassenmanagement en goede instructie (6) : competentie, relatie en autonomie, goede voorbereiding, goede structuur (duidelijk lesopbouw), goede wisselmomenten, variatie. Aankleding klas C vaardigheden die goede relatie en interactie bevorderen Investeren in vertrouwensband, goede communicatie, goede feedback Bestraf zinvol en eenduidig; kritiek altijd op gedrag (niet de persoon afkeuren) Grenzen, goede groepssfeer creëren (nooit pesten) d. Vaardigheden op meso niveau Regel de begeleiding in het communicatieproces wanneer de communicatie verstoord is School als sociale organisatie: sfeer, teamgewest, doelstellingen helder. Eenduidige aanpak Overleg met zorg en ouders, veilige school
Beste aanpak internaliserende problemen (Trix van Lieshout, (2009) “Pedagogische adviezen voor speciale kinderen”) Positief school- en klassenklimaat Duidelijke regels en structuur Maak angst en depressie bespreekbaar in de klas Positieve bevestiging en succeservaringen Aanleren van copingsvaardigheden Eenduidige afspraken in het lerarenteam Internaliserend: Schep een school- en klassenklimaat waarin veiligheid, respect, positiviteit en een sfeer van tolerantie voor fouten heerst, en aan pestpreventie gedaan wordt. Wees voorspelbaar als leerkracht en bied een omgeving met duidelijke regels en structuur.
Werkmodel ontwikkeling en leren Leerkrachten, school pedagogen en - psychologen zijn geneigd om naar kinderen en jongeren te kijken vanuit vaardigheden, leerprestaties, maar ook leerproblemen. (taakgericht) Daarbij passen bepaalde wetenschappelijke kaders. Psychotherapeuten, ontwikkelingspsychologen en kinder - en jeugdpsychiaters zijn geneigd om in ontwikkelingstermen te denken ten aanzien van cognitie, emoties en/of gedrag. (relatiegericht) Ook zij hebben hun eigen wetenschappelijke kaders en modellen. Verheij en Van Doorn (2008) hebben getracht deze polariteit te overbruggen door één werkmodel voor ontwikkeling en leren te construeren. Aan de linkerkant zijn de kind-gebonden ontwikkelingsfactoren weergegeven; vanuit de start van een biologisch-genetische kern ontstaat de lichamelijke, emotionele en cognitieve ontwikkeling. Later wordt dit aangevuld met de sociale ontwikkeling. Als vijfde factor komt daar de omgeving, de sociale context bij die van grote invloed is op de ontwikkeling van de jongere. Aan de rechterkant zijn de variabelen van het schoolse leerproces weergegeven. Ze bestaan uit het voldoen aan bepaalde emotioneel-sociale leervoorwaarden en didactische leervoorwaarden. Met andere woorden kan het kind beantwoorden aan de impliciete en expliciete eisen die de leerkracht, het klassenklimaat en de groep leeftijdsgenoten aan hem stelt? (Verheij en van Doorn 2008)
Brede Aanpak Gedrag (BAG) School Wide Positive Behavior Support (SWPBS) University of Oregon Schoolbrede, preventieve aanpak van gedrag, gericht op alle leerlingen Gericht op het aanleren en bekrachtigen van gewenst positief gedrag Nieuw en wat zich door een positieve, constructieve en preventieve invalshoek mag verheugen in een groeiende belangstelling is Brede Aanpak Gedrag Doel: Een veilige omgeving scheppen die leerling- en leerkrachtvriendelijk is bevordert dat leerlingen zich sociaal gedragen en zo goed mogelijk presteren. BAG richt zich op: Verbeteren van het leerling gedrag op school, in de klas en thuis; Het bereiken van betere leerprestaties; Betere samenwerking van het schoolteam met ouders en (jeugd)zorg.
Groen Voor 80 % van de kinderen is het aanleren van gewenst gedrag en leervaardigheden voldoende om zich op alle levensgebieden positief te ontwikkelen en om een positieve bijdrage aan het leefklimaat op school te kunnen leveren. Dit is het groene niveau; hier vindt de primaire preventie plaats. De strategieën moeten efficiënt en gemakkelijk zijn. Het zijn geen standaard interventies maar interventies die bij elke individuele school met zijn eigen cultuur passen. Geel Voor leerlingen die niet goed reageren op de benadering op schoolniveau is meer gerichte steun nodig. Dit gaat om 5 -10 % van de leerlingen, die een verhoogd risico lopen in hun ontwikkeling. Dit is het gele niveau. Hier vindt secundaire preventie plaats. Het zijn speciale (groeps)interventies voor kinderen met ricisogedrag. Dit kunnen ook didactische interventies zijn om schoolsucces te verhogen. Rood Als leerlingen nog niet reageren op de extra ondersteuning uit het gele gebied, dan is er een intensievere interventie nodig. Hiervoor is wellicht gespecialiseerde hulp nodig. Dit is het rode niveau. Op dit niveau van de piramide bevinden zich 5 % van de leerlingen. Voor iedere school zijn de interventies verschillend. Wat voor de ene school een interventie op rood is, kan voor een andere school een interventie op groen zijn.
Brede Aanpak Gedrag (BAG) Focus op gewenst gedrag Data gestuurd werken Samenwerking met ouders en zorginstellingen Leerprestaties Focus op gewenst gedrag BAG scholen maken hun verwachtingen ten aanzien van gewenst gedrag concreet. Uitgangspunt daarvoor zijn de basiswaarden die de school hanteert. Veel voorkomende waarden zijn: respect, veiligheid en verantwoordelijkheid. Het docententeam vertaalt deze waarden, in samenspraak met de leerlingen en hun ouders, naar concreet gewenst gedrag voor alle ruimtes in de school (klassen, gangen, toiletten en aula). De scholen vertalen hun waarden veelal in gedragsregels, die positief geformuleerd zijn. De waarden worden ook visueel uitgebeeld en op herkenbare plaatsen getoond door het ophangen van posters, weergave op beeldschermen, in de kabelkrant etc. Het weten en kennen van de verwachtingen rond gewenst gedrag is in de SWPBS benadering niet voldoende. De verwachtingen moeten actief aangeleerd worden waarbij de docent als rolmodel fungeert. Het meermalen inoefenen van de verwachtingen is onderdeel van het curriculum. Een derde aspect is dat gewenst gedrag systematisch bekrachtigd wordt. Binnen school wordt er een leeftijdadequaat systeem van bekrachtiging ontwikkeld en alle medewerkers maken gebruik van dit systeem. Veelal worden beloningskaarten uitgereikt aan leerlingen, in samenhang met het benoemen van het gewenste gedrag “ik vind het fijn dat jij Eva geholpen hebt toen ze viel. Dat is verantwoordelijk en respectvol”. De andere kant van deze medaille is dat er duidelijke eenduidige consequenties zijn voor ongewenst gedrag. Voor de leerling en de docent is het duidelijk wat de consequenties zijn van bepaalde overtredingen. Belangrijk is dat aan kleine misdragingen maar weinig tijd en aandacht geschonken wordt. Uit onderzoek is gebleken dat ‘gewone’ kinderen zich gezond ontwikkelen als zij voor elke correctie die zij ontvangen vier keer positieve aandacht krijgen. Dit kan een knipoog, een duim of een schouderklopje zijn of een verbaal complimentje. Doordat kinderen weten dat er wordt gelet op wat zij goed doen, bouwen zij zelfvertrouwen op en kunnen zij beter met een correctie omgaan. Dit is voor alle kinderen belangrijk, ook voor de stille teruggetrokken leerling. Data gestuurd werken: Data zijn de basis voor 1. besluitvorming: waar gaan we op deze school aan werken? 2. Implementatie: hoe ver zijn we 3. Effecten meten Leerprestaties: Tot nu toe lag de focus op het creëren van een positieve sfeer, gewenst gedrag en samenwerking met de sociale omgeving. Het verbeteren van de leerprestaties is ook een belangrijk doel van BAG. Ook daar geldt dezelfde indeling naar interventies (zie figuur 2). Ook hier zijn data belangrijk voor het signaleren van belemmeringen. Doordat er minder tijd besteed hoeft te worden aan gedragsincidenten, is er meer tijd beschikbaar voor effectieve instructie en begeleiding van leerlingen met betrekking tot hun academische vaardigheden.
Preventieve interventies Schoolbreed In de klas Voor de individuele leerling Samenwerking met ouders en zorg Wanneer er gebruik gemaakt wordt de hierboven beschreven positieve gedragsbenadering, zal dit goed werken voor kinderen met internaliserende problemen. Zij zullen zich veiliger voelen omdat ze weten wat er van hen verwacht wordt, ze zullen minder het slachtoffer zijn van pestgedrag. Er wordt immers goed toezicht gehouden in alle ruimtes van de school. Als bovendien het datasysteem goed functioneert en docenten reflecteren op hun handelen, komen deze leerlingen sneller in beeld omdat ze bijvoorbeeld minder positieve beloningen ontvangen hebben, hun prestaties verslechteren of meer verzuimen. Uit onderzoek van Reschly ea (2008) blijkt dat een warme positieve sfeer op school invloed heeft op de emoties van leerlingen. Als leerlingen vaak positieve emoties ervaren, heeft dit een positieve invloed op hun betrokkenheid op school en dit heeft positieve gevolgen voor hun leerprestaties. Negatieve emoties hebben een negatieve invloed op de betrokkenheid. Positieve emoties helpen de leerlingen om moeilijke situaties het hoofd te bieden.
Schoolbrede interventies Veilig schoolklimaat Heldere gedragsverwachtingen Voorspelbaar gedrag van het hele team Actief aanleren van gewenst gedrag Gedragsverwachtingen zijn zichtbaar Schoolbreed bekrachtigingsysteem Eenduidige consequenties voor ongewenst gedrag Datagestuurd Verzuim registratie en beleid Pestbeleid/protocol
Interventies in de klas Veilig klassenklimaat Sfeervol ordelijk ingericht lokaal Heldere gedragsverwachtingen Voorspelbaar gedrag van de docent Systeem van bekrachtiging voor gewenst gedrag Lessen om gedrag aan te leren Duidelijke consequenties voor ongewenst gedrag Datagestuurd Proactief handelen Doelmatig klassenmanagement Tolerantie voor fouten
Interventies in de klas Werken met de basis communicatie SVIB: schoolvideo interactiebegeleiding Synchroon coachen Registratie contact met elke leerling Leefstijl Kanjertraining Kid Skills Het Dappere kat programma (Coping Cat) Het vriendenprogramma (Friends, Paula Barrett, vertaald door Lisbeth Utens) Het protocol 'Denken + Doen = Durven‘ (Bögels)
Interventies voor de individuele leerling Adaptief onderwijs Individuele aanmoediging Succeservaringen creëren Aanleren van positieve/helpende gedachten (RET) Aanleren van copingsvaardigheden Zelfmanagement Gedragsfunctie analyses Gedragsinterventie strategie (handelingsplan)
Samenwerking Constructieve communicatie met ouders Ouders zien als partner Brug tussen ouders → school → zorg/ hulpverlening Psycho-educatie Aansluiten en samenwerken met programma's uit de hulpverlening waar nadrukkelijk met ouders wordt samen gewerkt; PMTO: Parent Management training Oregon en Triple P Triple P Positive Parenting Program, uit Australië vertaald in: Positief pedagogisch programma PMTO: Sociaal Interactie leren model Stimuleren door aanmoediging;Grenzen stellen; Zicht en toezicht houden;Probleem oplossen en Positief betrokken zijn Duidelijke instructies geven Ouders leren duidelijke instructies te geven, waardoor de kans toeneemt dat het kind deze ook opvolgt. Emotie-regulatie Voor veel kinderen maar ook voor veel ouders is het moeilijk om rustig te blijven in situaties die stress oproepen. Indien nodig, wordt hier binnen de behandeling aan gewerkt. Bijhouden van gedrag Door middel van gerichte observatie- en registratieopdrachten krijgen ouders een reëler beeld van het gedrag van hun kind en het effect van hun eigen handelen op het gedrag van hun kind.. Communicatie Het komt voor dat er iets structureel mis gaat in de communicatie tussen ouder en kind. Zo kan het zijn dat ouders bepaalde gesprekstechnieken onvoldoende beheersen, zoals actief luisteren of een goede timing in gesprek met hun kind. Indien dit het geval is, wordt hier in de behandeling aandacht aan besteed. Triple P: uitgangspunten Kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden Een aansprekende discipline hanteren Realistische verwachtingen hebben van het kind Kinderen laten leren door positieve ondersteuning Als ouder Goed voor jezelf zorgen Interventies; 5 niveaus: informatiecampagnes,voorlichtingsgesprekken , gericht advies bij specifieke zorgen, ondersteuning bij ernstige gedragsproblemen, , gezinsinterventie.
Effectief Voor 80 - 85% van alle leerlingen is de BAG aanpak effectief Is preventief ten aanzien van het ontwikkelen van internaliserende problemen maar ook externaliserend probleemgedrag Voor 15 % van de leerlingen zijn extra interventies nodig Voor 5 % van de leerlingen zijn individuele interventies nodig (Horner 2008) Al deze aandachtpunten vallen bij BAG onder de effectieve preventieve interventies op het groene niveau. Goed onderwijs (ook voor gedrag!) is de meest effectieve interventie voor gedragsproblemen. (Van der Wolf en Van Beukering 2009)