‘Toegang ...’
Romeinen 5: 1 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, 2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods.
Efeze 2: 17 En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; 18 want door Hem hebben wij beiden in een Geest de toegang tot de Vader... 21 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Wat, hoe, waar? Wat hebben wij? – Toegang Hoe hebben we dat? – Door Geloof in Jezus Waar hebben we toegang? – Tot deze genade Wat is die genade? – Toegang tot de Vader Jij bent Gods NAW...
De Jacobsladder Jacob was zonder thuis Genesis 28: 12 Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder. 13 En zie, de Here stond bovenaan …
Michael Willmann (1691, Staatliche Museen Berlijn)
Giovan Battista Tiepolo (1729) Palazzo Patriarcale, Udine
Een brug naar boven Engelen gaan van beneden naar boven ... en terug Er is toegang tot de Vader Het perspectief van de Hemel komt over hem (nageslacht, land, leven) Ladder = Verbinding van waar je bent en waar je moet zijn.
Marc Chagall
Jacob bij de Jabbok God gaat voor hem staan en er op of er onder... Wat was dat, een man of … Genesis 32: 28 Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht. Israël = een vorst Gods, of die vorstelijke macht heeft bij God
Paul Gauguin
Marc Chagall
Rembrandt
Israël Genesis 35: 1 En God zei tot Jakob: Maak u reisvaardig, trek naar Betel, blijf daar, en richt er een altaar op voor de God, die u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broeder Esau. 2 Toen zei Jakob tot zijn huis en tot allen die bij hem waren: Doe de vreemde goden weg die in uw midden zijn, reinig u en verwissel uw kleren.
Israël Genesis 35:9 ev. En God verscheen wederom aan Jakob, … en zegende hem; En God zei tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob heten, maar Israel zal uw naam zijn … En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar en word talrijk; een volk, ja een menigte van volken, zal uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen. En dit land, dat Ik Abraham en Isaak gegeven heb, zal Ik u geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven.
Jouw Betel Waar was Betel voor jou? God roept je regelmatig terug naar Betel Daar komen vragen aan de orde Wie ben je (naam)? Wat is je toekomst? Afgoden wegdoen (geen ander dan Hem) Twee plaatsen waar Jacob zijn naam krijgt: Bij de Jabok (in de strijd) Bij Betel (in de aanbidding)