Genezing!
Mattheüs : Jezus Christus als koning
Kern van Mattheüs: het koninkrijk – aangekondigd 4:12-7:29 de Koning – geheraut 8:1–16:20 de Koning – verworpen 16:21-20:34 het koninkrijk – afgewezen 21:1-26:34
De Heer ontmoet twee blinde mensen
Jericho uit naar Jeruzalem (lijden)
De Heer ontmoet meer blinden in Jericho, op weg naar Jeruzalem): De Heer ontmoet meer blinden in Jericho, op weg naar Jeruzalem): * een blinde (Marcus 10) * twee blinden (Mattheüs 20) * Bartimeüs (Lucas 18) …maar ook Zacheüs (Lucas 19)
Jericho : de stad die er niet had mogen zijn
Jericho : palmstad In die tijd liet Jozua zweren: Vervloekt is die man voor het aangezicht van Ieue (Jahweh) die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op (in) zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op (in) zijn jongste zoon! (Jozua 6:26)
In zijn dagen bouwde de Betheliet Chiël Jericho op In zijn dagen bouwde de Betheliet Chiël Jericho op. Op (in) zijn eerstgeborene Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op (in) zijn jongste Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van Ieue (Jahweh), dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun. (1 Koningen 16:34)
Chiël – God leeft, leven van God Bethel – huis van God Abiram – mijn vader is hoog Segub – verheven (ontoegankelijk)
Jericho: welriekend, Hij zal geest geven Beeld: deze oude wereld
Jericho : gebouwd – verwoest – opgebouwd (tijdelijk) oude wereld: gebouwd (Genesis 1:1) neergeworpen – water (Genesis 1:2) opgebouwd (Genesis 1:3-2:4) vergaan - vuur (2 Petrus 3)
En zie, twee blinden, naast de weg zittend, riepen, toen zij hoorden dat Jezus voorbijging, zeggend: ontferm U (wees barmhartig) over ons Heer, Zoon van David! (Mattheüs 20:30)
dat Jezus voorbijging…… door Jericho naar Jeruzalem: Hij trok door deze wereld/de Joodse staat naar het koninkrijk van de hemelen
De menigte bestrafte hen, opdat zij zouden zwijgen; maar zij riepen luider: Ontferm U (wees barmhartig) over ons, Heer, Zoon van David! (Mattheüs 20:31)
En Jezus stond stil, riep hen en zei: Wat willen jullie dat Ik voor jullie doen zal? Mattheüs 20:32 genezing; lichamelijk / geestelijk probleem: blindheid
Zij zeiden tegen Hem: Heer, dat onze ogen geopend worden Zij zeiden tegen Hem: Heer, dat onze ogen geopend worden. (Mattheüs 20:33)
Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw Thora (onderwijzing) Psalm 119:18
verlicht zijnde de ogen van jullie hart, opdat jullie zien wat de verwachting van Zijn roeping is, en wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotgenieting te midden van de heiligen is Efeziërs 1:18
en Jezus, die innerlijk met ontferming bewogen was, raakte hun ogen aan; en meteen werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem Mattheüs 20:34