Doordenken over onderwijsstructuren, schoolloopbanen, belangstelling van leerlingen, vroegtijdig schoolverlaten … Jan Van Damme Brussel, GO! 21 november 2012
Overzicht Inleiding Goede studiekeuzes en optimale talentontwikkeling vereisen een goede onderwijsstructuur Belangrijkste zwakke punten van huidige onderwijsstructuur S.O. Over sociale (on)gelijkheid en gelijke waardering Over de belangstelling van leerlingen Over vroegtijdig schoolverlaten Wat te denken over huidige voorstellen? Mijn voorstellen Tot slot …
1. Belangrijkste zwakke punten 1.1. Vervroeging van studiekeuze 1.2. Reeds bij aanvang: ‘ASO is beter dan TSO en BSO’ 1.3. Integratie ASO - TSO - KSO in eerste graad A nog niet gelukt 1.4. Tweede graad ASO is geen ASO
1.1. Vervroeging van studiekeuze Bij invoering van structuur wenste men ‘uitstel van studiekeuze’ Echter, voor sommige leerlingen is de keuze tussen onderwijsvormen VERVROEGD
1.2. Bij start: ‘ASO is beter dan TSO en BSO’ Boodschap aan minder sterk presterende leerlingen: ‘Jij bent te zwak voor ASO, kies maar technische vakken of BSO’
1.3. Integratie van ASO - TSO - KSO Is in eerste graad A wellicht niet echt gelukt Beschouwen we allen iets leren ontwerpen en dat ontwerp uitvoeren iets leren creëren als essentiële opdrachten van algemeen onderwijs?
1.4. Tweede graad ASO is geen ASO Is eerste helft van een traditionele ASO- bovenbouw Techniek, kunst en praktijk ontbreekt grotendeels Fusie gewenst tussen ASO, TSO en KSO in tweede graad
Nieuwe structuur moet m.i. vooral die 4 problemen oplossen Bij start: meer tijd voor algemene vakken voor wie daar behoefte aan heeft en dat wenst Herwaarderen technische en artistieke vorming in eerste graad Een echt algemene tweede graad voor meerderheid van lln Die meerderheid kiest uit gehele derde graad, na tweede graad
2. Over sociale (on)gelijkheid en gelijke waardering Sociale ongelijkheid wordt overdreven negatief voorgesteld c.f. D. Van Damme (openingslezing VLOR): Onderwijsprestaties in Vlaanderen niet zeer sterk bepaald door sociale achtergrond thuismilieu Meer aandacht nodig voor aanwijzingen dat kwaliteit (gemiddeld prestatieniveau) daalt “Een misbegrepen gelijkekansenpedagogiek in scholen die te weinig uitdaagt en nivelleert onder mom van gelijke kansen.”
2. Over sociale (on)gelijkheid en gelijke waardering Sociale ongelijkheid (eigenlijk vooral achterstand van anderstalige leerlingen) moet vooral in periode van basisonderwijs aangepakt worden Sociale ongelijkheid is m.i. geen geldige reden voor grote structuurhervorming. Aan die ongelijkheid zal de structuurhervorming niet veel veranderen (tenzij men inlevert op kwaliteit).
2. Over sociale (on)gelijkheid en gelijke waardering Alle studierichtingen zijn principieel gelijkwaardig. Elke richting kan optimaal zijn voor sommige leerlingen. Op dit punt is nog werk aan de winkel voor beleid, scholen en leraren. Een gelijke kansenbeleid houdt veelal in: gelijke kansen op afstuderen in meer prestigieuze richtingen. Daarom bestaat steeds de kans dat zo’n beleid afbreuk zou doen aan de nodige ‘gelijke waardering’. (c.f. term watervalsysteem)
3. Over de belangstelling Evolueert in de loop van het S.O. Verschilt sterk tussen jongens en meisjes Verschilt tussen socio-economische groepen Uit het (nauwelijks gebruikte) LOSO-onderzoek blijkt dat gedurende het hele S.O. en ook in het H.O. de belangstelling van jongeren een grote invloed heeft op studiekeuzes
Correlaties Jongens (N=1558) Correlaties Meisjes (N=1913) Correlaties tussen belangstelling in eerste en zesde jaar S.O. Correlaties Jongens (N=1558) Correlaties Meisjes (N=1913) Buitenhuisactiviteiten .51 .48 Kunst .41 .40 Handel .44 Literatuur .54 .45 PSD Techniek .58 .42 Wetenschappen .46
Grote verschillen inzake belangstelling tussen ♂ en ♀ Wat is de hoogste interesse (voor beroepsdomeinen) in het eerste jaar S.O.? Meisjes (N=1547) Jongens (N=1335) Buitenhuisactiviteiten 5,3% 11,2% Kunst 16,8% 13,9% Handel 5,6% 1,4% Literatuur 28,1% 9,4% PSD 29,5% 4,0% Techniek 1,8% 21,6% Wetenschappen 13,0% 38,5%
De vergelijking van de gemiddelde belangstellingsscores van de leerlingen in de verschillende studierichtingen in het zesde middelbaar
De vergelijking van de gemiddelde belangstellingsscores in het eerste middelbaar voor de leerlingen uit de verschillende studierichtingen van het zesde middelbaar
Internationaal onderzoek Cf. onderzoek van Eccles e.a. over de sociaal-cognitieve processen die aan de basis liggen van individuele en geslachtsverschillen inzake kiezen van wiskunde en wetenschappen Mate van verwachting in die activiteit succesvol te zullen zijn De waarde die men aan die activiteit toeschrijft (intrinsieke waarde, nuttigheidswaarde en waarde van goede prestaties)
Geslachtsverschillen: Internationaal onderzoek Geslachtsverschillen: Succesverwachting: hoger bij jongens Waarde Globaal: geen geslachtverschillen Opgesplitst: Intrinsieke waarde: hoger bij jongens Nuttigheidswaarde en waarde van goede prestaties: geen verschil Het onderwijs moet erin slagen de meisjes de relevantie te verduidelijken.
4. Vroegtijdig schoolverlaten Algemeen overzicht Focus op BSO (excl. modulair BSO) Hoe verklaren?
Kwalificaties in het leerplichtonderwijs Diploma van secundair onderwijs via 6de leerjaar ASO, TSO, KSO Studiegetuigschrift 6de leerjaar voltijds gewoon beroepsonderwijs Kwalificatiegetuigschrift deeltijds beroepsonderwijs Getuigschrift leercontract (SYNTRA) Kwalificaties via de opleidingsvormen 3 en 4 van het buitengewoon secundair onderwijs Leerplichtonderwijs: Voltijds gewoon secundair onderwijs tot en met zesde leerjaar Deeltijds secundair beroepsonderwijs Leercontracten SYNTRA Buitengewoon secundair onderwijs
Vroege schoolverlaters per kalenderjaar Zwarte curven: zonder kwalificaties BuSO Witte curven: mét kwalificaties BuSO
Vroege schoolverlaters per kalenderjaar (cijfers mét BuSO) Jongens Meisjes J+M 2004 14,9% 8,9% 12,0% 2005 14,8% 9,1% 2006 15,8% 9,2% 12,6% 2007 16,3% 9,5% 13,0% 2008 16,0% 12,7% 2009 14,7% 2010 13,6% 8,6% 11,1% Globale trend 1999-2008: licht stijgend Opvallende afname van de ongekwalificeerde uitstroom tussen 2008 en 2010, vooral bij de jongens Op welk % mikken we? 7%?
Leeftijdsverdeling 18-21-jarigen Jongens Meisjes
Kwalificatiepercentages per leeftijd Jongens Meisjes
Doorstroompercentages per leeftijd Jongens Meisjes
Financieel-economische crisis 2008 Conclusie Factor die de daling in het percentage mannelijke vroege schoolverlaters tussen 2009 en 2010 bepaalt: Meer jongens die geen kwalificatie verwerven beslissen om door te gaan met leerplichtonderwijs in de plaats van zonder kwalificatie weg te gaan Verandering in beslissingspatroon valt samen met abrupte wijziging in externe omstandigheden: Financieel-economische crisis 2008
Jongens van 19 en ouder die een kwalificatie behalen, per leeftijd Grotere doorstroom in 2009 gevolgd door grotere kwalificatiestroom in 2010 ‘Langetermijneffect’ van de crisis
Vroege schoolverlaters uit het BSO Stroom schoolverlaters uit BSO heeft groter percentage vroege schoolverlaters dan stroom schoolverlaters uit leerplichtonderwijs als geheel. ‘Gender gap’ minder groot in BSO dan in geheel.
Evolutie van ongekwalificeerde uitstroom verdeeld volgens leeftijd Jongeren die een of meer jaren na het einde van hun leerplicht verder zijn blijven studeren in het leerplichtonderwijs, hebben hun risico op voortijdig schoolverlaten zien toenemen. Dit geldt zowel in het BSO als in het het leerplichtonderwijs als geheel. Evolutie van ongekwalificeerde uitstroom verdeeld volgens leeftijd Tevoren al voor leerplichtonderwijs als geheel. Nu ook voor BSO.
Indeling BSO volgens kans op voortijdig schoolverlaten Vertra-ging Leerjaar 3 4 5 6 4% 1 12% 7% 2 24% 20% 14% 45% 32% 28% 18% 46% 39% 29% 19% 43% 27% 30% Kans: percentage van de populatie in de cel die op het einde van het lopend schooljaar definitief weggaat uit het leerplichtonderwijs zonder een kwalificatie. Voorbeeld: jongens, 2007. Indeling van toepassing op meisjes en jongens van 2002 tot 2007. G (‘Gunstig’): zwart kader V (‘Vertraagd’): grijs kader T (‘Tussengroep’): grijze achtergrond
Evolutie van kans op voortijdig schoolverlaten per doelgroep Kalender-jaar Doelgroep G T V 2002 6,7% 18,0% 33,3% 2003 7,1% 17,8% 31,8% 2004 6,9% 18,1% 30,9% 2005 7,8% 19,3% 30,3% 2006 9,6% 24,4% 36,4% 2007 8,9% 21,4% 34,7% Kans: percentage van de populatie in de doelgroep die op het einde van het lopend schooljaar definitief weggaat uit het leerplichtonderwijs zonder een kwalificatie. Voorbeeld: jongens
Componenten van ongekwalificeerde uitstroom uit BSO Kalender-jaar Doelgroep BSO G T V G+T+V 2002 8,6% 6,6% 3,7% 18,9% 2003 9,2% 6,4% 3,8% 19,3% 2004 8,9% 6,5% 4,1% 19,5% 2005 10,0% 7,0% 4,0% 21,1% 2006 12,0% 8,3% 4,6% 24,9% 2007 11,3% 7,7% 23,6% Splitsing van de indicator van de vroege schoolverlaters uit het BSO volgens de herkomst (G, T, V). Voorbeeld: jongens. Twee factoren: (1) kans per doelgroep; (2) verdeling populatie over doelgroepen (hier niet getoond).
Indeling BSO volgens kans op voortijdig schoolverlaten Vertra-ging Leerjaar 3 4 5 6 4% 1 13% 6% 2 24% 17% 11% 43% 25% 27% 14% 37% 70% 50% 16% Kans: percentage van de populatie in de cel die op het einde van het lopend schooljaar definitief weggaat uit het leerplichtonderwijs zonder een kwalificatie. Voorbeeld: meisjes, 2007. Indeling van toepassing op meisjes en jongens van 2002 tot 2007. G (‘Gunstig’): zwart kader V (‘Vertraagd’): grijs kader T (‘Tussengroep’): grijze achtergrond
Evolutie van kans op voortijdig schoolverlaten per doelgroep Kalender-jaar Doelgroep G T V 2002 6,5% 20,4% 34,2% 2003 6,8% 20,5% 30,7% 2004 6,1% 18,9% 2005 19,7% 28,2% 2006 7,7% 21,9% 35,5% 2007 8,0% 32,3% Kans: percentage van de populatie in de doelgroep die op het einde van het lopend schooljaar definitief weggaat uit het leerplichtonderwijs zonder een kwalificatie. Voorbeeld: meisjes
Componenten van ongekwalificeerde uitstroom uit BSO Kalender-jaar Doelgroep BSO G T V G+T+V 2002 8,3% 5,2% 2,9% 16,4% 2003 8,5% 4,9% 2,6% 16,0% 2004 7,8% 4,7% 3,2% 15,7% 2005 8,7% 5,1% 2,7% 16,5% 2006 9,7% 5,7% 3,6% 19,1% 2007 10,2% 5,4% 3,4% 19,0% Splitsing van de indicator van de vroege schoolverlaters uit het BSO volgens de herkomst (G, T, V). Voorbeeld: meisjes. Twee factoren: (1) kans per doelgroep; (2) verdeling populatie over doelgroepen (hier niet getoond).
Beleid differentiëren volgens doelgroepen Vroege schoolverlaters vanuit een gunstige positie (G): Verrassend grote component Over de streep halen via flexibele vormen van onderwijs? Samenwerking leerplichtonderwijs en tweedekansonderwijs? Vroege schoolverlaters vanuit een ongunstige positie (V): Onderwijsloopbaan is fout gelopen Te oud voor lagere leerjaren Eenvoudige startersjob in de plaats van verderzetten hopeloze onderwijsloopbaan?
Verschillende verklaringen Geslacht en zittenblijven Jongens meer kans op zittenblijven -> zittenblijven verhoogt kans op vsv Geslacht en prestatie Jongens presteren lager dan meisjes -> toetsprestaties al zeer vroeg voorspeller van latere vsv Geslacht en buitengewoon onderwijs Meer jongens in buitengewoon (lager) onderwijs (Van Landeghem & Van Damme, 2011) -> niet elke OV in BuO wordt gezien als volwaardige ‘kwalificatie’
Schoolse betrokkenheid (school engagement) (Fredricks, Blumenfeld, & Paris, 2004) Gedragsmatige betrokkenheid Emotionele betrokkenheid Cognitieve betrokkenheid Betrokkenheid en vsv: Vooral lage betrokkenheid én snel dalende betrokkenheidsverlopen sterke voorspellers van vsv
Achtergrondkenmerken van leerlingen in bepaald groeiverloop? Onderzoek in Vlaanderen (Lamote, Speybroeck, Van Den Noortgate, & Van Damme, 2012) Gedragsmatige betrokkenheid (huiswerkattitude) Emotionele betrokkenheid (leerling-leerkrachtrelatie) In welke mate voorspelt het groeiverloop van deze betrokkenheidsindicatoren vsv? Achtergrondkenmerken van leerlingen in bepaald groeiverloop?
Data: 4063 gekwalificeerd, 541 ongekwalificeerd Achtergrondkenmerken: geslacht, SES, etniciteit, cognitief aanvangsniveau, zittenblijven BaO, zittenblijven SO, instroom 1B. ‘discrete-time survival mixture analyse’
Gedragsmatige betrokkenheid 3 verschillende groei verlopen Hoog startende en relatief stabiele groep Hoog startende en sterk dalende groep Laag startende en relatief stabiele groep
Interpretatie figuur: survival van de leerlingen per leerjaar: hoe dichter bij 1, hoe lager de kans op uitval. Lidmaatschap in ‘hoge en dalende’ groep en ‘lage groep’ verhoogt significant kans op uitval!
Hoe is de verhouding jongens/meisjes binnen deze groepen? Hoog en stabiel (n=3018) 35% jongens, 65% meisjes Hoog en dalend (n=609) 64% jongens, 36% meisjes Laag (n=977) 79% jongens, 21% meisjes
Emotionele betrokkenheid 2 verschillende groei verlopen Hoog startend en relatief stabiel/licht dalend Lager startend en relatief stabiel/licht dalend
Lage en dalende groep hogere kans op uitval
Hoe is de verhouding jongens/meisjes binnen deze groepen? Hoge en ‘stabiele’ groep (n=3732) 40% jongens, 60% meisjes Lage en ‘dalende’ groep (n=872) 83% jongens, 17% meisjes
Gedragsmatige betrokkenheid: verschil tussen jongens en meisjes ook gerapporteerd in voorgaand onderzoek, maar reden niet steeds duidelijk Jackson (2002): ‘laddishness’ (‘machogedrag’) Inspanning voor schoolwerk = vrouwelijke karaktereigenschap Goed presteren met minste moeite = duidelijk signaal van talent (falen zonder inspanning ≠ gebrek aan talent) Maar: lagere attitude gevolg van daadwerkelijk minder inspanning of enkel maar rapportering van minder inspanning (conformeren)?
Ook meisjes kennen een daling, maar minder steil. Emotionele betrokkenheid: ook in voorgaand onderzoek oververtegenwoordiging van jongens in lage(re) groep: Jongens vertonen meer storend gedrag in klas: verzuring van relatie met leerkracht. Ook meisjes kennen een daling, maar minder steil. Probleem: nagenoeg al het onderzoek houdt geen rekening met feit dat leerling steeds van leerkracht wisselt… Zorgt deze wissel voor verlaging in relatie? Ervaren jongens hier meer problemen?
Que faire? Vroegtijdig remediëren voor basisvaardigheden (kleuterschool, aanvangsjaren lager onderwijs) Ook minder sterke leerlingen kunnen opteren voor meer tijd voor algemene vakken in aanvangsjaren S.O. Een vertrouwenspersoon die individuele leerlingen volgt Ons concept van ‘algemeen onderwijs’ verruimen door o.a.: Techniek en/of technologie in eerste én tweede graad Artistieke vorming wordt een volwaardig onderdeel van ASO (school doet aanbod van mogelijkheden inzake actieve artistieke vorming, en leerling kiest voor 4 jaar) Zo tot grotere binding tussen school en individuele jongere
5. Nieuwe voorstellen 5.1. Een meer gemeenschappelijke eerste graad 5.2. ‘Afschaffen van onderwijsvormen’ 5.3. Kiezen tussen belangstellingsgebieden bij begin van tweede graad
5.1. Een meer gemeenschappelijke eerste graad Toch grote verschillen tussen lln bij start Behoefte aan aangepaste B-stroom (zou vroeger moeten beginnen) Vlaams L.O. daagt sterkpresterende lln onvoldoende uit (extra vak is OK, liefst geen wiskunde … )
5.2. ‘Afschaffen van onderwijsvormen’ Niet O.V. zijn probleem Niet overgaan van ‘algemeen’ naar ‘beroepsonderwijs’ is probleem Wie voorstellen VVKSO bekijkt, ziet in derde graad vier onderwijsniveaus Dus O.V. komen onder nieuwe vorm terug Te vroeg moeten kiezen is (voor sommigen) een probleem Gebruik van term ‘waterval’ getuigt van weinig respect
5.3. Kiezen tussen belangstellingsgebieden bij begin van tweede graad Belangstellingsgebieden kiezen Bij begin van tweede graad? En dit structureel vastleggen (c.f. diverse scholen)? Klinkt sympathiek Maar …
Belangstellingsgebieden kiezen… Maar Geleidelijke ontwikkeling… Ook nu kiest men in functie van belangstelling Maar zelfs voor 17-18-jarigen is dat niet gemakkelijk… Belangstelling moet gewekt worden door onderwijs/leerkrachten (STEM, meisjes, …)
Belangstellingsgebieden kiezen…(vervolg) Vroeg een belangstellingsgebied kiezen: onvermijdelijk in BSO, niet wenselijk voor wie naar H.O. gaat Hoe zullen leerkrachten voldoende zicht krijgen op belangstelling? Is er één land waarin 13- à 14-jarigen moeten kiezen in functie van hun belangstelling?
Belangstellingsgebieden kiezen… Conclusie: Het invoeren van een keuze tussen belangstellingsgebieden op 13-14 jaar klinkt sympathiek, maar is een poging om een fout in onze structuur te handhaven (cf. vervroeging van studiekeuze): Men blijft ten onrechte veronderstellen dat iedereen bij begin van derde leerjaar (voor vier jaar) ‘op zijn plaats zit’.
6. Mijn voorstellen Start in secundair onderwijs B-stroom Is nodig tot ons lager onderwijs goed kan omgaan met verschillen tussen leerlingen. (Voorkomen en vroegtijdig remediëren van lacunes is aangewezen. Dus: in en voor basisonderwijs, ook tijdens grote vakantie.) Eventueel een derde jaar voor wie wenst over te schakelen naar ‘algemeen’ onderwijs (in sommige scholen)
6. Mijn voorstellen Start in secundair onderwijs A-stroom Kan techniek ‘iets ontwerpen en uitvoeren’ worden? Kan artistieke vorming echt een essentiële component van algemeen onderwijs worden? (lln laten kiezen tussen concrete alternatieven, voor 2 of liefst 4 jaar) Kansengelijkheid verhogen door iedereen de keuze te laten om voor meer tijd voor basisvakken te kiezen.
6. Mijn voorstellen Start in secundair onderwijs Hiërarchie binnen leerjaar A Extra techniek alleen voor liefhebbers Tweede leerjaar Idem, ook voor Beroepsvoorbereidend leerjaar Derde leerjaar Idem, tussen en binnen O.V. Dus: Iederéén heeft recht op de mogelijkheid van (aangepast) algemeen onderwijs gedurende 3 of 4 jaar Geen B-attest dat jongeren stimuleert om daar van af te zien, wel om ze dit op hun niveau te laten volgen
6. Mijn voorstellen Tweede graad (1) Ons huidig ASO verdient de naam ASO niet Idem voor TSO en KSO Slechts samen vormen ze een volwaardig ASO Daarnaast blijft BSO bestaan voor wie daarvoor kiest. (2) Prioritaire maatregelen: Aan sterkpresterende leerlingen wordt een veeleisend vak ‘technologie’ aangeboden Einde tweede graad ‘ASO’ wordt het belangrijkste keuzemoment (indien dit te laat is: terug naar 2 x 3 jaar)
6. Mijn voorstellen Derde graad Specifieke richtingen (BSO, nijverheidsscholen, kunstscholen …) moeten een aanbod doen dat zich richt op leerlingen die 4 jaar algemeen onderwijs gevolgd hebben, en dat voor hen aantrekkelijk is.
7. Tot slot Alleen individuele leerlingen competenties bijbrengen OF Een jonge generatie voorbereiden om haar verantwoordelijkheid voor de samenleving (en de vernieuwing daarvan!) op te nemen? Prioritaire taken voor alle scholen met gegevens leren werken om zichzelf te evalueren en eventueel bij te sturen Werk maken van keuzebegelieding én lln volgen … en voor overheid: Info over oud-lln bezorgen aan scholen Beleid onderzoeksmatig ondersteunen Beleidsvoorstellen moeten leiden tot ‘proeftuinen’ met wetenschappelijke evaluatie