Organisatietheorieën
Planner Lessen 18 17-10-2011 4.1 Organisatieleer 17-10-2011 4.1 Organisatieleer leren theorie en maken wb 4.1 tm 4.4
Managementtheorieën
Historische ontwikkelingen Klassieke managementtheorie (1890+) Wetenschappelijk management (F. Taylor) Klassieke organisatietheorie (H. Fayol, M. Weber) Gedrag in organisaties (1925+) Hawthorne-experiment (Elton Mayo) Behoeftenpiramide (A. Maslow) Revisionisme (1950+) Systeemtheorie (1960+) Contingentiebenadering (1965+) Lerende organisatie (1975+)
Scientific Management Fredrick Winslow Taylor (‘werker’) De theorie van wetenschappelijk management Gebruik van wetenschappelijke methodes om ‘een beste manier’ waarop een taak kan worden uitgevoerd te definiëren: De juiste persoon het werk laten doen met de juiste tools en apparatuur Gestandaardiseerde methoden hanteren voor het uitvoeren van een taak De arbeider een financiële beloning bieden Principles of Scientific Management (1911)
Vier managementprincipes Taylor Samenwerking Ford & Taylor: http://www.youtube.com/watch?v=8PdmNbqtDdI&feature=related
Nadelen? De mens als machine, als robot
Klassieke organisatietheorie Henri Fayol (‘leiding’) Geloofde dat de managementpraktijk afwijkend was van andere organisatiefuncties Ontwikkelde veertien managementprincipes die van toepassing waren op alle organisatiesituaties Max Weber (‘organisatie’) Ontwikkelde een theorie over autoriteit die was gebaseerd op een ideaal type organisatie (bureaucratie) rationaliteit, onpersoonlijkheid, technische competentie en een hiërarchische autoriteitsstructuur.
14 grondbeginselen Fayol
Gedrag in organisaties De studie naar activiteiten en gedrag van mensen op het werk Uitgangspunt: mensen vormen het belangrijkste bezit van een organisatie Human relations (sociologie) Behaviorisme (psychologie)
Menselijke kant George Elton Mayo het gaat niet om geld of om fysieke werkomstandigheden, maar om je belangrijk voelen als lid van een groep… Onderstreepte het belang van sociale normen voor individueel werkgedrag. Veranderde de heersende overtuiging dat werknemers in feite niet van machines verschilden. The Human Problems of an Industrialised Civilisation (1933)
Western Electric – Hawthorne I
Western Electric – Hawthorne II
Hawthorne-Experiment Een serie productiviteitsexperimenten bij Western Electric van 1927 tot 1932. Uitkomsten van de experimenten Productiviteit groeide onverwachts onder tegengestelde werkcondities Het effect van beloningsplannen was minder dan verwacht Onderzoeksconclusie Sociale normen, groepstandaarden en -attitudes hadden meer invloed op de individuele output dan geldelijke beloningen Aandacht schenken is voldoende om gedrag te beinvloeden… (zg. Hawthorne-effect)
Behoeftenpiramide (A. Maslow)
Behoeftenhiërarchie Je voldoet eerst aan je basisbehoeften, voordat je aan meer luxe, minder noodzakelijk behoeften kunt voldoen. Pas indien je aan alle ontberingsbehoeften voldaan hebt kun je aan zelfactualisatie gaan doen en ben je psychisch gezond. De behoeftenvolgorde: Primaire biologische behoeften, ook wel fysieke behoeften (eten, drinken, kleding, onderdak) Bestaanszekerheid (behoefte aan lichamelijke veiligheid) Sociale behoefte (er bij horen, saamhorigheid, liefde) Erkenning (zelf-imago, reputatie, eigendunk, zelfrespect) Zelfactualisatie (zelfverwezenlijking, doen wat je roeping is)
De systeembenadering Een systeem is een verzameling van onderling verbonden en van elkaar afhankelijke onderdelen die samen een samenhangend geheel vormen. Basistypen van systemen Gesloten systemen: kennen geen wisselwerking met de omgeving en worden er niet door beinvloed (alle input en output is intern) Open systemen: staan in een dynamische wisselwerking met hun omgeving door input te transformeren in output die worden verspreid in hun omgeving
De organisatie als open systeem
Gevolgen van de systeembenadering Coordinatie van de onderdelen van de organisatie is essentieel voor het goed functioneren van de gehele organisatie. Beslissingen en acties die worden ondernomen in een gebied van de organisatie zijn van invloed op andere onderdelen van de organisatie. Organisaties zijn geen op zichzelf staande eenheden en moeten zich daarom aanpassen aan veranderingen in hun externe omgeving.
Contingentiebenadering Ook wel de situationele benadering. Er is geen universeel toepasbare set van managementprincipes (regels) aan de hand waarvan organisaties kunnen worden gemanaged. Organisaties verschillen van elkaar, hebben te maken met verschillende situaties (contin-gentievariabelen) en vragen om verschillende managementmethodes. Wat in de ene situatie werkt, hoeft in andere niet te werken…
Contingentievariabelen
Lerende organisatie de organisatie die het best kan inspelen op veranderingen heeft het grootste concurrentievoordeel
Vragen?