Investeringsselectie Hoofdstuk 8 Investeringsselectie
Investeringsoverzicht Investeringen Materiële vaste activa Immateriële vaste activa Vlottende activa (geïnduceerd werkkapitaal) Bruto Investeringen Netto investeringen Vervangingsinvesteringen Uitbreidingsinvesteringen Mutaties geïnduceerd werkkapitaal
Operational leverage Ondernemingen met relatief veel vaste activa hebben een starre kostenstructuur (de kosten veranderen niet mee met de omzet) Het bedrijfsresultaat van ondernemingen met relatief veel vaste activa schommelt meer bij veranderingen in de omzet dan dat van ondernemingen met relatief weinig vaste activa De mate waarin het bedrijsresultaat verandert als gevolg van een verandering in de omzet wordt weergegeven door de Operational leverage Operational leverage = Δ Bedrijfsresultaat / Δ Omzet
Soorten kasstromen bij een investering Initiële kasstroom tijdstip: begin soort kasstroom: investering Explotatie kasstroom tijdstip: gedurende de looptijd van het project soort kasstroom: debiteurenbetalingen, inkoop van grondstoffen, betaling van lonen etc. Liquidatiekasstroom tijdstip: op de einddatum van het project soort kasstroom: verkoop van machine of andere productiemiddelen die over zijn
Investeringsselectiecriteria Terugverdienperiode (pay back period) Netto contante waarde methode (NCW) Interne rentevoetmethode (IR) Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR)
Terugverdienperiode (TVP) Investeringsbedrag: 300.000 Jaarlijkse exploitatiekasstroom: Na vier jaar is 280.000 terugverdiend In het vijfde jaar moet nog 20.000 worden terugverdiend Uitgaande van een lineair verloop kost dat 20.000 / 120.000 = 0,17 jaar De terugverdienperiode = 4 + 0,17 = 4,17 jaar Moet dit project doorgaan? 1 2 3 4 5 6 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000
Netto contante waarde methode (NCW) Investeringsbedrag: 300.000 WACC = 7% Jaarlijkse exploitatiekasstroom: NCW = -300.000 + 37.383 + 52.406 + 65.304 + 76.290 + 85.558 + 79.961 = 96.902 Moet dit project doorgaan? 1 2 3 4 5 6 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 40.000 1,07 1,072 1,073 1,074 1,075 1,076 37.383 52.406 65.304 76.290 85.558 79.961
Interne rentevoet methode (NCW) Investeringsbedrag: 300.000 WACC = 7% Jaarlijkse exploitatiekasstroom: Zoeken naar rentevoet waarbij de NCW gelijk is aan nul = interne rentevoet: ? = 15,15% Moet dit project doorgaan? 1 2 3 4 5 6 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 40.000 1,0? 1,0?2 1,0?3 1,0?4 1,0?5 1,0?6
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR) gemiddelde winst na belasting GBR = gemiddeld geïnvesteerd vermogen Investeringsbedrag: 300.000 (geen liquidatiewaarde) Jaarlijkse winst: GBR = 86.667 / (300.000 + 0) / 2 = 57,78% 1 2 3 4 5 6 gem 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 86.667
Waardering van ondernemingen Intrinsieke waardemethode Rentabiliteitswaarde methode Dividend discount model
Intrinsieke waardemethode Waarderen van alle balansposten op marktwaarde (fair value) Waarde van de onderneming = marktwaarde activa – marktwaarde passiva Aandachtspunten Latente belastingen Balans is momentopname Geen rekening gehouden met toekomstige winsten Geen waarde toegekend aan goodwill
Rentabiliteitswaardemethode Waarde van het toekomstige bedrijfsresultaat Uitgangspunt: bedrijfsresultaat loopt tot in het oneindige door Vergelijking bij aanname nulgroei Bedrijfsresultaat na belasting Waarde onderneming = WACC Vergelijking bij aanname constante groei: Bedrijfsresultaat na belasting Waarde onderneming = WACC - groeivoet
Rentabiliteitswaardemethode Waarde van de toekomstige vrije kasstromen Uitgangspunt: vrije kasstromen lopen tot in het oneindige door Vergelijking bij aanname nulgroei Vrije kasstroom Waarde onderneming = WACC Vergelijking bij aanname constante groei: Vrije kasstroom Waarde onderneming = WACC - groeivoet