Staten-Generaal Opvang en Vrije Tijd van Schoolkinderen Een initiatief van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, gelijke kansen en Brussel Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke ordening en Sport Aanbevelingen werkgroep 3 Organisatie, afstemming, bevoegdheden Voorzitter prof. Bram Verschuere Universiteit Gent
Samenstelling Werkgroep Leen AckaertKinderrechtencommissariaat Lia BlatonSteunpunt Diversiteit & Leren Irene BosmansVlaams Platform voor Buitenschoolse opvang Carine BreughelmansVlaams Platform buitenschoolse opvang Marianne CoopmanChristelijk Onderwijzersverbond Els CuisinierAgentschap Sociaal-Cultureel Werk – Afdeling Jeugd Jan De CromOnderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap Paul De MeesterVlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs Heidi DesmetGO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Barbara DevosVlaams Welzijnsverbond Rijn Van den BerghStad Antwerpen Bert MentenDepartement Cultuur, Jeugd, Sport en Media David NassenVlaams Instituut voor Sportbeheer vzw Jan PanhuysenVlaamse Onderwijsraad Gunther RensVereniging van Vlaamse steden en gemeenten Marie-Helene SabbeDepartement onderwijs en vorming Hanne SchreursStad Leuven Ilse VerbekeVlaamse Gemeenschapscommissie Lutgard VrintsGezinsbond Filip WinderickxKind en Gezin Verontschuldigd Ann RombautUnieKO 2
Enkele inleidende bedenkingen Complexiteit van de problematiek ‘bestuurlijke organisatie van opvang en vrije tijd’ -Veel actoren (publiek, privaat) met verschillende onderlinge relaties -De vraag naar een ‘integrale’ benadering -Het bestaan van verschillende doelgroepen en verschillende opvangmomenten -Verschillende betrokken actoren/domeinen op niveau centrale overheid -Diversiteit tussen lokale besturen (schaal, noden, aanbod, capaciteit, …) -De ‘schaalproblematiek’: regie op lokale, bovenlokale, binnenlokale schaal? Schaal waarop private actoren actief zijn? 3
Enkele inleidende bedenkingen De vraagstelling gebeurt ook niet in een bestuurlijk vacuüm -Er zijn beleidsprincipes over hoe de Vlaamse overheid de rol van lokale besturen ziet, en over de wenselijke verhouding centrale besturen – lokale besturen (cf. ‘Witboek interne staatshervorming’ ) -Lokale besturen ‘coördineren’ en ‘regisseren’ al heel wat, ook op andere domeinen Ambitieniveau van de oefening in de werkgroep die deze Staten-Generaal voorafging Specifieke werkwijze binnen de werkgroep, ook gelet op de verschillende belangen rond de tafel: voldoende algemeen discussiëren (loskomen van eigen organisatiebelang), uitgaande vanuit positie kind/jongere, met als doel: -Identificatie van de te bespreken thema’s inzake ‘bestuurlijke organisatie’ -Positie innemen over principes van mogelijke organisatiemodellen ( ↔ ontwikkelen van organisatiemodellen zelf) -Aangeven van mogelijke consequenties van die principes 4
Enkele inleidende bedenkingen Hoewel de oefening zeker zinvol en nuttig was (cf. resultaten straks), moeten er o.i. nu ook vervolgstappen gezet worden, voortbouwend op de (heel generieke) bevindingen van de Staten-Generaal. Eerste beleidsaanbeveling op basis van de vastgestelde discrepantie tussen ambitieniveau (ontwikkelen toekomstige bestuurlijke modellen) en hier gehanteerde methode (organisatie focusgroepen met stakeholders): Om organisatiemodellen te ontwikkelen die legitiem zijn en doordacht is er nood aan verder onderzoek waarbij alle stakeholders betrokken zijn. Dergelijk onderzoek moet qua vraagstelling en conceptualisering van de probleemgebieden omvattend genoeg zijn om de hierboven geschetste complexiteit te vatten 5
THEMA’S & AANDACHTSPUNTEN* *We nemen hierover geen positie in. Enkel identificatie van belangrijke thema’s inzake bestuurlijke organisatie
T1. Lokale autonomie vs. centrale aansturing • Lokale autonomie – Op het niveau van de beleidskeuzes – Op het niveau van de organisatieprincipes – Op het vlak van eigen lokale publieke dienstverlening – De ‘geïntegreerde subsidiestroom’ & nodige nuancering • Centraal beleid gericht op gelijkberechtiging – Diversiteit in het opvangaanbod – Toegankelijkheid voor verschillende doelgroepen 8
T2: Integraal beleid • Integraal werken op lokaal niveau – Delen en afstemmen middelen over sectoren heen – Reeds bestaande regierol lokaal bestuur op flankerende domeinen – Verkokering Vlaams bestuursniveau • Integraal werken op Vlaams niveau 9
T3: Autonomie van de private sector • Wezenskenmerk van het Vlaamse welzijnsbeleid • Relatie private actoren met de verschillende bestuursniveaus • Kan coördinatie en regie los gezien worden van financierings- en subsidiemodellen? 10
T4. Gevolgen v/d diversiteit 308 lokale besturen • Wat kan ‘coördinatie’ op lokale schaal betekenen? • Wat is het lokale ‘mandaat’ om te coördineren? • Wat is de lokale ‘capaciteit’ om te coördineren? 11
T5: Efficiënte inzet van de middelen • De discussie kent ook een middelenfinaliteit • Link met vraag naar integraal beleid • Discussie over optimale schalen van ‘coördinatie’ 12
GENERIEKE AANBEVELINGEN ROND ALGEMENE BESTUURLIJKE ORGANISATIEPRINCIPES* EN MOGELIJKE CONSEQUENTIES *We streefden naar consensus. Waar dat niet mogelijk was geven we dat duidelijk aan. Het gaat hier om richtinggevende principes, die tegelijkertijd te lezen zijn als beleidsaanbevelingen
Principe: opvang- en vrijetijdsaanbod als ‘recht’ – Voldoende aanbod – Op maat van de lokale situatie – Dit impliceert een (financieel) groeipad in de richting van een vooropgestelde norm, door Vlaamse overheid te bepalen (i.f.v. gelijkberechtiging) – Groeipad heeft aandacht voor kwantiteit en kwaliteit CONSEQUENTIES: -Concretisering van de ‘norm’ -Normering kan niet los gezien worden van middelendiscussie -Normen houden best rekening met eigenheid sectoren (zeker in situatie van integraal beleid) én diversiteit lokale besturen 14
Principe: opvang- en vrijetijdsbeleid als integraal gegeven –Integrale visie op lokale schaal –Samenwerkingsmodel –Rekening houdend met diversiteit doelgroep –Als element van MJP en BBC –Integrale visie Vlaamse overheid –Vanuit perspectief (verschillende) doelgroepen –In functie van middelenefficiëntie –Doorbreken van verkokering –Werk maken van randvoorwaarden die integraal werken op lokale schaal moeten faciliteren (o.a. regelgeving) CONSEQUENTIES: -Discussie over beleidsstructuren en –culturen op de verschillende overheidsniveaus nodig -Essentiële rol voor Welzijn en Onderwijs 15
Principe: rekening houden met lokale diversiteit – Impliceert lokale autonomie om te coördineren (lokaal bestuur of andere actor) – Binnen het normatief kader dat Vlaamse overheid oplegt (cf. supra) – Coördinatie omhelst dan: –Lokale noden en aanbod in kaart brengen –Aanbod garanderen (evt. publiek bij afwezigheid van privaat) –Netwerken opzetten –Doelmatig aanwenden lokale infrastructuur (middelenefficiëntie) –De manier van coördinatie kan vele gedaanten aannemen, en vereist lokale autonomie: –Bepalen optimale schaal –Bepalen wie coördineert, en hoe 16
Principes inzake coördinatie en financieringsmodellen (1) Werkgroep schuift twee modellen naar voren bij gebrek aan consensus 1. Centraal gestuurd financieringsmodel Vlaamse overheid financiert actoren rechtstreeks, en vraagt daar verantwoording voor 2. Gedecentraliseerd financieringsmodel Lokaal bestuur krijgt enveloppe-subsidie om lokaal actieve actoren te financieren, wat ook stuk verantwoordingsplicht van actoren aan lokaal bestuur vereist ► Combinaties van deze twee ‘ideaaltypische’ modellen zijn ook mogelijk (vb. Huizen van het Kind) 17
Principes inzake coördinatie en financieringsmodellen (2) CONSEQUENTIES centraal gestuurd financieringsmodel -Aansturingsmogelijkheden (doorzettingsmacht) lokale besturen? -Gaat op die manier niet veel lokale capaciteit verloren: –Lokaal bestuur kent de lokale situatie (noden, actoren, …) –Aansprakelijkheid lokaal bestuur voor ‘alles wat lokaal is’ - Bestuurlijke realiteit (vb. jeugdwerk) 18
Principes inzake coördinatie en financieringsmodellen (3) CONSEQUENTIES gedecentraliseerd financieringsmodel -Potentieel sterkere aansturingsmogelijkheden (doorzettingsmacht) lokale besturen, en kunnen inspelen op lokale noden -Mogelijkheid tot koppelen lokale noden aan flankerende beleidsprioriteiten (verhoogde effectiviteit?) -Bestaanszekerheid private actoren? -Rechter/partij discussies? -Hoe zal lokaal bestuur haar ‘toezicht’ op de lokale actoren uitoefenen? -Als Vlaanderen de minimale norm zet (cf. supra), wat is dan nog de beleidsmarge voor het lokaal bestuur? 19