Door: Gerard Rozing (CvTE) Historische vaardigheden, historisch redeneren en het vmbo-examen geschiedenis Door: Gerard Rozing (CvTE) en Huub Kurstjens (Cito)
Wat verstaan we onder historisch denken en redeneren? Historisch denken en redeneren is het organiseren van informatie over het verleden met als doel het beschrijven, vergelijken en/of verklaren van historische verschijnselen. (Van Boxtel en Van Drie, 2008)
Historisch denken en redeneren 1) het stellen van historische vragen 2) het gebruik van bronnen 3) het contextualiseren, het gebruik van een referentiekader 4) het argumenteren 5) het gebruik van historische begrippen (concepten) 6) het gebruik van structuurbegrippen (metaconcepten)
Historisch redeneren schematisch:
Uit Toetsgids 10 voor de leraar: Historisch redeneren op basis van vier redeneerwijzen: 1) Verzamelen (het gebruik van een bron, bron en vraagstelling, bruikbaarheid / betrouwbaarheid / representativiteit van bronnen, vastgestelde feiten) 2) Ordenen (verandering en continuïteit, bijzonder en algemeen, historische ontwikkeling, tempo van verandering, factoren die veranderingen bepalen, het belang van veranderingen, periodisering)
3) Verklaren (oorzaak, gevolg, waarden en belangen als oorzaken, omstandigheden en gebeurtenissen als oorzaken, verklaringen en interpretaties, gevolgen op lange en korte termijn, bedoelde en onbedoelde gevolgen, het belang van gevolgen) 4) Beeldvormen (beeld van het verleden, inleving, standplaatsgebondenheid, waarde, norm, interpretatie, objectiviteit)
Het gaat om het toepassen en verbinden van nieuwe kennis en bronnen in aanwezige kennis en inzichten. Het gaat om het kunnen beschrijven en analyseren van veranderingen, vergelijkingen en verklaringen. Wat betreft (examen)vragen: het gaat dus om productieve en niet om reproductieve vragen.
Opdracht : Analyseer het GTL-examen geschiedenis van 2015-1 door voor elk van de vier redeneerwijzen één voorbeeldvraag te geven. Maak op basis van de syllabus zelf een examenvraag op GTL-niveau waarbij sprake is van historische vaardigheden en/of historisch redeneren. - Bedenk een toetsdoel bij de vraag. - Welke eindterm uit het examenprogramma hoort bij de vraag? - Maak een cv bij de vraag mét scoreverdeling.