Les 9 voor 27 februari 2016
Veel veldslagen van de Grote Strijd vonden plaats gedurende de geboorte van de Christelijke Kerk. De eerste Christenen moesten omgaan met persoonlijke conflicten en oppositie. Verkeerde opvattingen aangaande het Koninkrijk Communicatie problemen. Oppositie van de leiders Overwinning over oppositie Verslagen door oppositie. Nationale vooroordelen
“Zij dan die samengekomen waren, vroegen Hem: ‘Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?’” (Handelingen 1:6) Na drie en een half jaar plus veertig dagen, waren de discipelen nog steeds in afwachting van het politieke herstel van Israel. Zij hadden hun eigen opvattingen over het werk van de Messias, dus konden zij de ware aard van het Evangelie niet verstaan (Psalm 22:27; Jesaja 42:1-4). In plaats van hun verkeerde opvattingen te corrigeren, gaf Jezus hen een werk te doen: “u zult Mijn getuigen zijn” (Handelingen 1:8). Zij moesten op de Kracht wachten; de doop van de Heilige Geest. Dan zouden zij waarlijk hun zending kunnen begrijpen, en zouden zij voorbereid zijn om die te vervullen
“Toen dan dit geluid zich voordeed, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.” (Handelingen 2:6) Paulus greep die gelegenheid aan en sprak krachtig over het werk van Jezus. De toehoorders voelden berouw en werden aangemoedigd om zich te bekeren en hun Verlosser te accepteren. Het resultaat was… 3000 bekeerde mensen op één dag God won de slag van de Strijd bij Babel (Genesis 11:9). Hij verwarde de taal van de kwade machten. Tijdens Pinksteren deed Hij het omgekeerde. Het communicatieprobleem, het spreken van diverse talen, werd direct opgelost. Iedereen hoorde het Evangelie in zijn eigen taal.
“Nu dan, Heere, sla acht op hun bedreigingen en geef Uw dienstknechten Uw Woord met alle vrijmoedigheid te spreken.” (Handelingen 4:29)
“En zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem, en de getuigen legden hun kleren af aan de voeten van een jongeman, die Saulus heette.” (Handelingen 7:58) Stefanus nodigde, net als Petrus en Johannes, ook de leiders uit, die hen veroordeelden om Jezus te accepteren. Maar op dat moment was er geen overwinning. Satan vulde de harten van de leiders met haat. Hij nam het fysieke leven van Stefanus en trok samen met Paulus op om de Kerk te vervolgen (Handelingen 8:1). Desondanks, God gebruikte dat verlies om een andere slag te winnen. Hij gebruikte degene die Satan aanvankelijk als een instrument van kwaad had gekozen, als een instrument om de hele wereld te bereiken: Paulus/Saulus, de laatste der apostelen.
“En hij zei tegen hen: ‘U weet, dat het een Joodse man niet toegestaan is om met iemand van een ander volk om te gaan of bij hem binnen te gaan. Maar God heeft mij laten zien, dat ik geen mens onheilig of onrein mag noemen.’” (Handelingen 10:28)
“Dit visioen hield voor Petrus zowel een berisping als een onderwijzing in. Het openbaarde hem Gods bedoeling, dat door de dood van Christus, de heidenen mede- erfgenaam zouden worden gemaakt met de Joden, van de zegeningen van verlossing. Tot nog toe had geen van de discipelen het evangelie aan de heidenen gepredikt. De scheidsmuur, die door de dood van Christus was neergehaald, bestond naar hun mening nog altijd, en hun werk had zich tot de Joden beperkt, omdat zij de heidenen beschouwden als uitgesloten van de zegeningen van het evangelie. Nu zocht de Here Petrus de wereldomvattende uitbreiding van het goddelijk plan te doen begrijpen.” E.G.W. (Handelingen der Apostelen [= Van Jeruzalem tot Rome], hoofdstuk 14, bladzijde 103)