Levenslooppsychologie Hoorcollege 1 Jennifer de Vries-Aydogdu Med.hr.nl/vrije vrije@hr.nl
Vandaag Uitleg module Inleiding levenslooppsychologie De babytijd
Literatuur
Studiebelasting 4 EC = 112 uur 14 uur hoorcollege 14 uur werkcollege 2 uur tentamen maken 82 uur zelfstudie
Weetjes Hoorcollege’s Werkcollege’s (verdieping, oefenen etc) GEEN POA (fout in studiehandleiding)
Toetsing Schriftelijk tentamen - 40 mc vragen 27 goed is 5.5
Wat mag wel en wat mag niet??? Regels Wat mag wel en wat mag niet??? Wel Niet
Levenslooppsychologie Wat is dat???
Levenslooppsychologie De wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering, en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijd
Wat bestuderen we?
Wat bestuderen we? lichamelijk/fysiek cognitief sociaal persoonlijkheid 11
Leeftijdsgroepen Prenatale periode (conceptie tot geboorte) Baby- en peutertijd (0-3 jaar) Kleutertijd (3-6 jaar) Basisschooltijd (6-12 jaar) Adolescentie (12-20 jaar) Jongvolwassenheid (20-40 jaar) Middelbare leeftijd (40-60 jaar) Ouderdom (60-overlijden)
Ontwikkelen in een sociale wereld Ieder mens behoort tot een specifieke cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd zijn geboren Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken
Belangrijke vraagstukken 1. continue versus discontinue verandering Voltrekt de ontwikkeling zich op een continue of op een discontinue manier?? Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling Discontinue verandering: in stappen/stadia
Belangrijke vraagstukken: 2: kritieke en gevoelige perioden Kritieke perioden, plasticiteit en gevoelige perioden Kritieke periode: specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een gebeurtenis de grootste gevolgen heeft Plasticiteit: de mate waarin een ontwikkelingsgedrag of fysieke structuur kan worden gewijzigd Gevoelige periode: een afgebakende periode, waarin een organisme extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden
Belangrijke vraagstukken: 3 Belangrijke vraagstukken: 3. levensloopmodel of focus op specifieke perioden Op welk deel van de levensloop moeten ontwikkelingspsychologen zich richten? Vroeger: richten op babytijd en adolescentie Nu: gehele levensloop is belangrijk (er is groei en verandering in elke fase!)
Belangrijke vraagstukken: 4. nature versus nurture Wordt het gedrag van mensen bepaald door nature of door nurture? Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die men van ouders erft Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
5 belangrijke visies op ontwikkeling Psychodynamisch perspectief Behavioristisch perspectief Cognitief perspectief Contextueel perspectief Evolutionair perspectief
Het psychodynamisch perspectief Psychoanalyse van Freud - id, ego en superego - orale, anale, fallische, latentie en genitale fase (tot adolescentie!) Erikson - 8 stadia van psychosociale ontwikkeling (tot de dood) - in elk stadium is er een crisis/conflict
Erikson
Behavioristisch perspectief Klassiek conditioneren (Watson & Pavlov) Operant conditioneren (Skinner) Sociaal cognitieve leertheorie (Bandura) 21
Cognitief perspectief Cognitieve ontwikkelingstheorie (Piaget) - Adaptatie, assimilatie & accommodatie - 4 cognitieve fases Informatieverwerkingstherorie - Wijze van informatie opnemen, gebruiken en opslaan Cognitieve neurowetenschap - Hersenprocessen 22
Contextueel perspectief Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner) Sociaal culturele theorie van Vygotsky 23
Evolutionair perspectief Gedrag is resultaat van genetische erfenis Darwin: natuurlijk selectieproces, genen beïnvloeden persoonlijkheid en sociale gedragspatronen Lorenz: ontwikkeling wordt beïnvloed door biologische en evolutionaire factoren 24
De babytijd (0-3 jaar)
De babytijd (geboorte tot 3 jaar) A. Cognitieve ontwikkeling Piaget Informatieverwerkingstheorie B. Sociale ontwikkeling Emoties TOM Hechting C. Persoonlijkheidsontwikkeling Temperament Gender
Cognitieve ontwikkeling: Piaget Actie = kennis Schema = ‘programma’ (functioneringspatronen) waarmee je kennis kan plaatsen. Deze veranderen als kinderen zich ontwikkelen. Assimilatie = je past de feiten aan aan het bestaande schema Accommodatie = je past je schema aan, omdat je nieuwe feiten hebt
Stadia Piaget Actie = kennis en objectpermanentie Taal en doen alsof Verduurzaming en onomkeerbaarheid Logisch en abstract denken
Sensomotorische periode Substadium 1: eenvoudige reflexen (0-1 maand) Substadium 2: eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden) Substadium 3: secundaire circulaire reacties (4-8 maanden) Substadium 4: coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden) https://www.youtube.com/watch?v=NjBh9ld_yIo Substadium 5: tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden) Substadium 6: het begin van het denken (18-24 maanden)
Informatieverwerkingstheorie Drie basisaspecten: Codering: opgenomen informatie opslaan in bruikbare vorm Opslag: onderhoud materiaal dat in geheugen is opgeslagen Retrieval: proces om materiaal in geheugenopslag lokaliseren, naar bewustzijn te brengen en gebruiken Automatisatie: mate waarin een activiteit aandacht vereist
Vraag? Hebben baby’s geheugen? Zo ja, wat is je vroegste herinnering?
Geheugen Baby’s kunnen oude en nieuwe stimuli van elkaar onderscheiden (herinnering) + = De geheugencapaciteit van baby’s verbetert Naarmate ze ouder worden Als ze gestimuleerd worden Als ze hints krijgen Hoe vaker herinneren, hoe beter Taal speelt een rol!
Sociale ontwikkeling Wat is nodig voor sociaal gedrag? Je moet zelf sociaal gedrag kunnen voelen en tonen - Hebben baby’s al emoties? Je moet sociaal gedrag van andere kunnen begrijpen - TOM - Hechting Je moet weten wie jezelf bent - Psychosociale ontwikkeling van Erikson - Temperament - Geslacht
Emoties bij baby’s Baby’s kunnen emoties uitdrukken en ervaren Differentiële emotietheorie: emotionele uitingen weerspiegelen emoties en reguleren ze
Video http://www.youtube.com/watch?v=apzXGEbZht0&NR=1
Emoties bij baby’s https://www.youtube.com/watch?v=h_UHkFUzHQA Vreemdenangst: terughoudendheid bij het ontmoeten van vreemden (vanaf 6 mnd) Scheidingsangst: angst door afwezigheid vaste verzorger (vanaf 7/8 mnd) Social referencing: zoeken naar info over gevoelens van anderen om onduidelijke situaties te interpreteren (vanaf 8/9 mnd) https://www.youtube.com/watch?v=h_UHkFUzHQA
Ik-besef bij baby’s Zelfbesef begint te groeien rond 12 maanden, dat men los is van de rest van de wereld Spiegel en rouge test: rond 17-24 maanden http://www.youtube.com/watch?v=M2I0kwSua44&feature=related Besef van eigen capaciteiten: rond 23-25 maanden
Theory of mind Kennis en opvattingen van kinderen over de mentale wereld van jezelf en anderen Empathie vanaf 2 jaar In tweede levensjaar: misleiding (in spel en jokken) http://www.youtube.com/watch?v=ETFjzvtvOnk&feature=related http://www.youtube.com/watch?v=I0zTg65aaCY
Hechting De positieve emotionele band tussen een kind en een specifiek individu (vaak de opvoeder)
Hechting Bowlby: hechting is gebaseerd op de behoefte van kinderen aan veiligheid en zekerheid Ainsworth: vreemde situatie procedure
Verschillen tussen baby’s
Persoonlijkheidsontwikkeling Erikson Vertrouwen versus wantrouwen stadium (0-18 mnd) - afhankelijk van reactie van verzorgers op behoeften kind Autonomie versus schaamte en twijfel stadium (18 mnd-3 jaar) - afhankelijk van stimulatie door ouder
Temperament Temperament = patronen van arousal en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen O.a.: - activiteitniveau - prikkelbaarheid
Temperamentclusters 3 categorieën: Gemakkelijke baby’s: positieve instelling, lichaamsfuncties werken goed, passen zich aan, milde emoties, 40% Moeilijke baby’s: negatieve buien, passen zich langzaam aan aan nieuwe situaties, geneigd om zich terug te trekken, 10% Langzame starters: inactief en kalm, negatieve stemming, passen langzaam aan, geneigd om zich terug te trekken, 15% Gevolgen voor later: afhankelijk van goodness of fit 45
Gender Gender = het besef een man of een vrouw te zijn Genderverschillen zijn (gedeeltelijk) aangeboren Mensen reageren verschillend op jongens en meisjes, waardoor verschillend gedrag wordt bekrachtigd Mannenelijke babys zijn actiever Kiezen ander speelgoed Ouders bbehandelen jongens en meisjes anders Meer fysiek bij jongens vader-jongens moeder – meisjes Moeder meer traditionele spelletjes bij meisjes 46
Tot volgende week!