HOFAM - Financieel Management Module 3B
Algemeen Gele planbladen geven het programma weer Sheets zijn niet meer dan een ondersteuning Examen: Open boek 1 uur en 30 minuten Meestal 3 vragen 60 % sommen, 40 % inzicht / theorie Tijdsdruk !!
De voornaamste financieringdoelstellingen Financieringslasten minimaliseren: Rente / provisies / premies FINANCIELE MARKTEN BELEID Risk management: Insolventie, rente, valuta, fraude Asset – liability management: Funding, EV – VV, VV lang - kort
Cashflow in hoge mate van belang Subjectiviteit van het winstbegrip: “profit is an opinion, cash is a fact” Cashflow vormt basis voor waardebepaling
Cash flow en resultaat verschillen. Vragen: Zijn alle kosten = uitgaven? Zijn alle uitgaven = kosten? Zijn alle opbrengsten = ontvangsten? Zijn alle ontvangsten = opbrengsten?
Module 3B: de onderwerpen Inleiding, denken in termen van kasstromen, vermogensbehoefteplanning stuurvariabelen en hefboomwerking Werkkapitaalbeheer, rente- en valutamanagement Investeren bij zekerheid Investeren onder onzekerheid + vermogensmarkten Rente- en valutamanagement: instrumenten Waardebepaling en financiering Vermogensstructuur en –kostenvoet; afsluiting
Leseenheid 1 module 3B Financieel Management 1 Inleiding Financieel Management Relatie met andere modules (w.o. Portfolio) Besturingsconcept Managementinformatie over kasstromen en risico's Vertaling van informatie over kasstromen en risico's naar beleid Relatie tussen sturen op kasstromen, Fair Value Accounting en IFRS Rendementseisen van de financiers van de onderneming (de kostenvoet van het vermogen) Voorbereidende studie Uit "Vlottend Financieel Management": Hoofdstuk 1,2 en 3.
Lange en korte termijn planning Liquiditeitsplanning korte termijn Vertaalslag van controlling gegevens naar gegevens voor de cash manager Lange termijn planning Het cashflow begrip, zijnde de som van toekomstige vrije kasstromen Van netto resultaat naar vrije kasstroom
Het waardebegrip: gekapitaliseerde kasstromen Onder waarde wordt verstaan: de contante waarde van toekomstige vrije kasstromen
Waarde onderneming Contante waarde van de (te verwachten) vrije kasstromen V = Kas1/(1 + Ko) +Kas2/(1+Ko)2 + Kas3/(1+Ko)3 +….. Waarbij: V = waarde van de onderneming Kas1 = vrije kastroom jaar 1 Ko = vermogenskostenvoet van de onderneming
Vermogenskostenvoet Ko Ko = (EV/TV) x Ke + (VV/TV) x (1-f) x Kv Waarbij: EV = eigen vermogen VV = vreemd vermogen Ke = kostenvoet eigen vermogen Kv = kostenvoet vreemd vermogen f = belastingpercentage
Vermogenskosten Risicovrije rentevoet Optimale vermogensstructuur
Strategie gericht op creëren van waarde: De waardestuwers: duur van de waardegroei omzetgroei investeringen vermogenskosten kasstroommarge
Van resultaat naar kasstroom……. Winst na belasting + afschrijvingen ---------------------- cashflow + dotatie voorzieningen - onttrekking voorzieningen + of - rentelasten x (1-f) ------------------------ kasstroom op winstbasis + of- mutaties netto werkkapitaal --------------------------- kasstroom op operatiebasis - investeringen vrije kasstroom
Van resultaat naar kasstroom (2) Omzet - operationele kosten (loon, etc.) - afschrijvingen ---------------------- IVIB (-rente) Bruto resultaat Vennootschapsbelasting (in geval van verlies een “+”) netto winst +afschrijvingen (+rentelasten x (1-f)) ------------------------ + of- mutaties netto werkkapitaal ( als het werkkapitaal groeit per saldo een “-”) - investeringen (vaak alleen in jaar “0”) vrije kasstroom
Het begrip vrije kasstroom Kasstroom bepaling volgens de indirecte methode Herkomst Besteding . Kasstroom op operatiebasis Kasstroom op winstbasis mutaties geïnduceerd netto werkkapitaal (uitgezonderd de mutaties in de liquide middelen) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Investeren in duurzame activa Afstoting van duurzame activa Bruto investering in duurzame activa (tegen boekwaarde) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Mutaties in het autonome vermogen Storting door verschaffers van Terugbetaling aan verschaffers van eigen vermogen eigen vermogen vreemd vermogen lang vreemd vermogen lang vreemd vermogen kort vreemd vermogen kort ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Vergoeding voor het ter beschikking stellen van vermogen rentelast minus belastingeffect van de rentelast (contant) dividend ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Mutaties in liquide middelen afneming liquide middelen toeneming liquide middelen ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Vrije kas- stroom Financierings- kasstroom Resultante
Kasstroom bepaling volgens de directe methode
Waarde management – overige begrippen Marktwaarde versus boekwaarde Aanpassing NL regels conform IFRS Begrip fair value staat centraal Werkelijke waarde < boekwaarde kan leiden tot impairment Off balance financiering Operational lease en financiële lease factoring
Leseenheid 2 module 3B Het voorspellen van de vermogensbehoefte Onderwerpen Het voorspellen van de vermogensbehoefte Stuurvariabelen Hefboomwerking kostenstructuur Hefboomwerking vermogensstructuur Prestatiemeting Waarde management Voorbereidende studie Uit "Vlottend Financieel Management": Hoofdstukken 2 (§ 2.2), 6 en 10. Uit "Vermogensstructuur en Vermogensmarkt": Hoofdstuk 2.
Voorspellen van de vermogensbehoefte Onderscheidt geïnduceerd en autonoom vermogen Geïnduceerd vermogen: vermogen a.g.v. operationeel proces (bv crediteuren) Autonoom vermogen: vergt een beslissing (bijv. bankkrediet) van het management
Percentagemethode Vermogensbehoefte als percentage van de toename van de omzet: Stap 1: verdeelposten op de balans in wel of niet afhankelijk van omzetmutatie Stap 2: druk omzetafhankelijke balansposten uit als een percentage van de omzet Stap 3: bereken de procentuele additionele vermogens- behoefte per eenheid omzetgroei Stap 4: bepaal de verwachte omzet voor de komende periode Stap 5: bereken additionele vermogensbehoefte van verwachte omzettoename Stap 6: bepaal interne voorziening vermogensbehoefte Stap 7: bepaal externe voorziening vermogensbehoefte
Ratio’s De klassieke indeling: Liquiditeitsratio’s Financiële hefboomratio’s Rentabiliteitsratio’s Activiteitenratio’s
Kengetallen liquiditeit Current ratio kortlopende activa / kortlopende passiva Acid-test (=quick) ratio (kortlopende activa – voorraden) / kortlopende passiva netto werkkapitaal Kortlopende vorderingen + voorraden – crediteuren (inclusief andere kortlopende schulden)
Gebruikelijke indeling t.b.v. ratio’s Balans per ………… Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Eigen Vermogen Geplaatst kapitaal Diverse reserves Niet verdeelde winst Vreemd vermogen (VV) Langlopende schulden (=LVV) - Bancair Voorzieningen overig Kortlopende schulden (= KVV): Crediteuren bancair Vlottende activa Voorraden Vorderingen (= debiteuren) Overig kortlopend Liquide middelen
De verlies- en winstrekening Omzet …………… variabele kosten …… vaste kosten …… --------------- Bruto bedrijfsresultaat (EBITDA) ….… afschrijvingen ….… dotatie voorzieningen (soms) ------- Resultaat voor rente en belastingen (EBIT) ……. rentelasten ……. -------------- Resultaat voor belastingen …………… Vennootschapsbelasting …………… netto resultaat …………… reserves dividend
Financiële hefboomratio’s Weerstandsvermogen (vaak solvabiliteit genoemd) Eigen vermogen / totaal vermogen Debt ratio vreemd vermogen / totaal vermogen Interest coverage ratio Inkomen voor interest en belastingen / renteverplichtingen
Rentabiliteitsratio’s Rentabiliteit totaal vermogen (RTV) Inkomen voor interest en belastingen / totaal vermogen Rentabiliteit eigen vermogen (REV) Netto winst / eigen vermogen Bruto- en netto winstmarge Winst / omzet Basisrentabiliteit (1 – f) x RTV Financieringsbijdrage (1 – f) x (RTV – kv) x (VV / EV) waarbij kv = kostenvoet VV
Activiteitenratio’s omloopsnelheid voorraden Omzet / voorraden Gemiddelde voorraadtermijn (Voorraden / omzet) x 365 dagen omloopsnelheid debiteuren Omzet / debiteuren Gemiddelde krediettermijn (debiteuren / omzet) x 365 dagen omloopsnelheid van het totaal vermogen Omzet / totaal vermogen
Ratio’s: uiterst beperkt in het gebruik bedrijfstakvergelijking tijdreeks
Schijnzekerheid en de onbetrouwbaarheid van ratio’s Manipulatie 1: te hoge omzet Manipulatie 2: immateriële activa Manipulatie 3: verschuiven van kosten en winsten Manipulatie 4: balansmishandeling Manipulatie 5: financiële berichtgeving
DuPont analyse
Altman Insolventie methode Z = 1,2 X1 + 1,4 X2 + 3,3 X3 + 0,6 X4 + 1,0 X5 Z > 2,99 solvabel Z < 1,81 insolvabel X1 = NWK/TV X2 = Winstreserve/TV X3 = Bedrijfsresultaat/TV X4 = Marktwaarde EV/boekwaarde VV X5 = Omzet/TV
Operationele hefboomwerking Break-even analyse: bepaling van die afzet waarbij de totale kosten precies worden gedekt
Hefboomwerking Van de kostenstructuur Van de vermogensstructuur % verandering van winst t.o.v. % verandering van de omzet Van de vermogensstructuur impuls van financiering met vreemd vermogen op REV
Hefboomwerking van de kostenstructuur mutatie jaar 1 jaar 2 Omzet 150.000 180.000 20 % Variabele kosten 90.000 108.000 Vaste kosten 50.000 50.000 ---------- ---------- Operationele Winst 10.000 22.000 120 % Hefboomfactor is 120 / 20 = 6
Financiële hefboomwerking Met behulp van extra vreemd vermogen de winst per aandeel beïnvloeden Zonder belastingen: REV = RTV + (RTV - kv) x VV/EV Met belastingen: REV = (1 – f)(RTV + (RTV - kv) x VV/EV)
Samenvattend
Economic Value Added EVA = OW – k0 x GV Waarbij OW = operationele winst na belasting; dit is de kasstroom op winstbasis minus afschrijvingen k0 = vermogenskostenvoet GV = geïnvesteerd vermogen
Kanttekeningen bij de EVA Marktwaardebalans beter dan boekwaardebalans EVA houdt geen rekening met toekomstige kasstromen
De Cash Value Added CVA = (r – k0) x GV Waarbij: R = rendement op het geïnvesteerd vermogen k0 = de vermogenskostenvoet GV = geïnvesteerd vermogen
Enkele andere ratio’s Dividend per aandeel winst per aandeel koers / cashflow verhouding EBITDA kernwinst
Return on Capital Employed (ROCE) EBIT ROCE = Total assets – current liabilities Operating Profit = Equity Shareholders’ Funds
Bestuur versus aandeelhouder Centrale vraag: Wat is de waarde van de toekomstperspectieven van de onderneming Toekomstperspectieven zijn immaterieel en worden bij gebrek aan een bonnetje in de boekhoudkundige jaarrekening niet gewaardeerd.
Hoofdstuk 2 V&V: Waarde management
Waarde management Angelsaksisch model versus Rijnlands model rentestructuren Risico’s op de vermogensmarkt Aflossingsrisico Insolventierisico Valutarisico Renterisico Verhandelbaarheidrisico