Geloven als ‘dankbare rede’ Bert Roebben Theologische Faculteit Tilburg
1. Ik spreek als theoloog Organisch verbonden met een concrete geloofsgemeenschap Vertrouwend op het ‘fides quaerens intellectum’ Gesitueerd in tijd en ruimte: als gehuwde man, als vader van drie opgroeiende kinderen, als grensganger tussen werelden
2. Afgenomen ‘leesbaarheid’ van de leefomgeving Door (gewelddadige) diversiteit: “wat is het beste voor onze kinderen?” Door (ontwortelende) mobiliteit: weinig mensen ‘geven’ echt thuis Door (overweldigende) globalisering: verontschuldiging in het lokale
“Ik sta [voor U] in leegte en gemis [vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen]” Antwoord: vertier, want nadenken is bedreigend Antwoord: zoeken naar woorden om de beweging van de ziel uit te drukken en zo het verlangen wakker te houden
3. Leesbril van Vaticanum II is aangeslagen Hoe de tekenen van de tijd lezen in het licht van het evangelie, tegen de achtergrond van (1) de afwezigheid van religieuze socialisatie bij jongeren en (2) de grote religieuze diversiteit in onze leefomgeving?
Paradoxale opvoedingssituatie: grote religieuze verlegenheid bij christenen ten aanzien van jongeren (“Wat betekent dat eigenlijk: gelovig zijn?”) – regelmatige confrontatie met andersgelovigen die vaak zeer overtuigd spreken en handelen
4. Jongeren kloppen op de deur Niet beladen met ballast van religieuze zingeving-op-de-terugweg Op school leren ze religie kritisch waarnemen en interpreteren Waar leren ze het eigene van religieuze ervaring smaken en meemaken? Waar doen ze krachtvoer op? Voelen ze dat wij naar hen ‘omzien’ in hun onafheid?
Hun ontluikend idealisme waarnemen en ‘voeden’ met voorbeeldgedrag en gezond verstand Geen aanpassingsstrategie, maar confrontatiestrategie (“Leest U de krant of de bijbel?”) Het zwijgen over God in onze tijd wordt bij jongeren ‘hoorbaar’: ze dwingen ons weer naar de kern van de zaak te gaan
‘Actus credentis non terminatur ad enuntiabile, sed ad rem’ (Thomas van Aquino) Het evangelie dichter bij zichzelf brengen: als de ruimte van vriendschap waarin God gebeurt (Tentenkamp VBM 2003)
5. Leven ‘etsi Deus daretur’ God als dwingende noodzaak is voor velen achterhaald: “Ik heb niets met God” God wordt hoorbaar in de spannende ruimte tussen leegte en verlangen: “Ik sta voor U in leegte en gemis” (Coram Deo) Met andere levensbeschouwelijke overtuigingen deze ruimte verkennen en benoemen Neen aan elke vorm van binnenreligieus fundamentalisme: God is altijd groter
6. En de kerk? Kerk als correlatieve ontmoetingsruimte – belang van de narthex, tussen buiten en binnen, waar men op verhaal komt en zich uitgedaagd weet door verhalen Kerk als communicatieve Bühne, waar stemmen gehoord worden met het oog op overeenstemming, zonder elkaar te overstemmen
7. Geloven als ‘dankbare rede’ Mensen zijn klungelaars, ook inzake geloven Maar bij hen leeft een visioen van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ Van een kerk mag je redelijkerwijs verwachten dat ze dit visioen levend houdt Zo legt zij getuigenis af van de ‘dankbare rede’