PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE HOOFDSTUK 4 EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING INHOUDSOPGAVE 4.1 Inleiding 4.2 De balans en de resultatenrekening: algemeen 4.3 Activa: vaste en vlottende activa 4.4 Passiva: eigen en vreemd vermogen 4.5 Financiële kengetallen 4.6 Balansmanipulatie PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 2
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING 4.1 INLEIDING LEERDOELEN Inzicht verkrijgen in hoe de financiële structuur van een onderneming kan worden aangegeven. Het kunnen onderkennen van de verschillende onderdelen van een balans. Het kunnen analyseren van de financiële situatie van een onderneming aan de hand van financiële ratio’s. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 3
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING BALANS 4.2 DE BALANS: ALGEMEEN Definitie: De balans geeft de financiële situatie (bezittingen, schulden en eigen vermogen) weer van een onderneming op een bepaald moment (datum). Belangrijkste en meeste gebruikte financiële overzichten: Liquiditeitenbegroting: Overzicht van inkomende en uitgaande ‘contante’ geldstromen over een bepaalde periode. (zie hoofdstuk 7) Resultatenrekening: Overzicht van de opbrengsten uit verkoop, verminderd met de kosten van inkoop en bedrijfsuitvoering resulterend in winst of verlies. (zie hoofdstuk 6) PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 4
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING BALANS Belangrijke kenmerken van de balans Het is een overzicht van bezittingen en wijze van financieren. Er is een evenwicht tussen bezittingen en financieringen (eigen vermogen en schulden). Horizontaal in T-vorm opgesteld (zgn. ‘scrontovorm’) Links de debetzijde met bezittingen ook wel activa genoemd. Rechts de creditzijde met de financiering van de debetkant (eigen en vreemd vermogen) ook wel passiva genoemd. Momentopname: PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 5
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING BALANS Resultaten rekening: OMZET 50000 Verkoopwaarde van de omzet 20000 BRUTO MARGE (of brutowinst) 30000 Lonen en salarissen 12000 Overige bedrijfskosten 2000 Afschrijvingen 1500 BEDRIJFSRESULTAAT (of ondernemingswinst) 14500 Rentekosten 1000 WINST voor belastingen 13500 Belastingen 2500 WINST na belastingen 11 000 PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 6
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING DE ACTIVA 4.3 DE BALANS: ACTIVA, VASTE en VLOTTENDE ACTIVA Totaal van activa geeft aan hoeveel er op een bepaald moment in de onderneming is geïnvesteerd. Soorten: Vaste activa: Langdurig in de onderneming aanwezig (>1 jaar) Vlottende activa: Gedurende de productie/verkoopperiode aanwezig in de onderneming (<1 jaar) Minst liquide bezittingen bovenaan, meest liquide bezittingen onderaan PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 7
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING DE PASSIVA 4.4 DE BALANS: PASSIVA, EIGEN VERMOGEN en VREEMD VERMOGEN De bezittingen moeten worden gefinancierd hetzij door de eigenaar/aandeelhouder, hetzij door derde partijen (banken, investeringsmaatschappijen, etc.) Soorten: Eigen vermogen: Kapitaal door de eigenaar/eigenaren ter beschikking gesteld. Vreemd vermogen: Kapitaal van derden Lang (contractsduur >1 jaar) Kort (contractduur <1 jaar) PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 8
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE Om een onderneming op financiële gronden door te lichten, kan gebruik worden gemaakt van de ratioanalyse. Deze bestaat uit vier soorten kengetallen. Liquiditeitskengetallen Solvabiliteitskengetallen Rentabiliteitskengetallen Activiteitskengetallen Ze belichten een bepaald aspect van de onderneming en maken een vergelijking in de tijd en tussen verschillende ondernemingen mogelijk. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 9
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; LIQUIDITEIT 4.5.1 LIQUIDITEIT: FINANCIËLE SITUATIE OP KORTE TERMIJN In welke mate kan de onderneming aan haar lopende betalingsverplichtingen voldoen? Bepalen op twee manieren: Dynamische liquiditeit: Geeft inzicht in de geldstromen die het bedrijf binnenkomen en uitgaan binnen een bepaald tijdsbestek. Statische liquiditeit: Geeft aan in welke mate een onderneming kan voldoen aan haar kortlopende schulden. Dit gebeurt door de samenstelling en hoeveelheid vlottende activa af te zetten tegen het kort vreemd vermogen. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 10
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; LIQUIDITEIT De statische liquiditeit kan op drie manieren worden weergegeven: 1. Financiële zekerheidsmarge: Deel van het eigen vermogen en het vreemd vermogen op lange termijn dat na de financiering van de vaste activa overblijft ter financiering van de vlottende activa. Netto Werkkapitaal = permanente middelen – vaste activa Netto Werkkapitaal = vlottende activa – schulden op korte termijn NWK = VA –KVV 2. Current Ratio : Geeft een idee over de liquiditeitspositie Mogelijkheid om uit de activa op korte termijn vastgelegd de nodige liquiditeiten te verkrijgen. current ratio = VA / KVV Indien ratio 1.2 – 2.0 OK. 3. Quick Ratio: Verhouding vlottende activa, gecorrigeerd voor de voorraden en kort vreemd vermogen. Quik ratio= (VA – voorraden) / KVV Indien ratio 0.8-1.0 OK PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 11
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; SOLVABILITEIT 4.5.2 SOLVABILITEIT: FINANCIËLE SITUATIE OP LANGE TERMIJN In welke mate kan de ondermening voldoen aan de verplichtingen jegens de vreemdvermogenverschaffers? Financiële afhankelijkheid wordt berekend door de schuldratio, oftewel de Debt Ratio: PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 12
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; RENTABILITEIT 4.5.3 RENTABILITEIT: WINSTGEVENDHEID VAN EEN ORGANISATIE Mate waarin de onderneming erin slaagt om met het aangewende vermogen een bevredigende winst te behalen. TW = Toegevoegde waarde, vertegenwoordigt de verhoging van de waarde van een product dat geproduceerd wordt door de onderneming. TW = Bedrijfsopbrengsten – intermediair verbruik Intermediair verbruik is verschillend van de bedrijfskosten in die zin dat enkel de kosten van de aangekochte goederen en diensten die gebruikt werden in beschouwing worden genomen. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 13
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; RENTABILITEIT Cash Flow = Maatstaf ter beoordeling van de mate waarin de onderneming erin slaagt haar creativiteit te financieren met interne financiële middelen. CF = Nettowinst + Afschrijvingen Geldmiddelen die de onderneming via haar normale activiteiten kan overkrijgen en die niet besteed hoeven worden aan de normale bedrijfsuitgaven. Is datgene wat de onderneming had kunnen bewaren. Autofinanciering = datgene wat de onderneming werkelijk bewaard heeft. AF = Cash Flow - dividenden PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 14
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; RENTABILITEIT 4.5.3 RENTABILITEIT: WINSTGEVENDHEID VAN EEN ORGANISATIE Mate waarin de onderneming erin slaagt om met het aangewende vermogen een bevredigende winst te behalen. Winst is een sterke indicator voor de mate waarin een onderneming succesvol is. Rentabiliteit totaal vermogen: Rentabiliteit eigen vermogen: Rentabiliteit vreemd vermogen: Financiële hefboom = VV/EV REV = RTV + (RTV – RVV) x VV/EV PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 15
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; ACTIVITEIT 4.5.4 ACTIVITEITSKENGETALLEN De mate van effectiviteit (doing the right things) en efficiency (doing the things right) van de organisatie, gerelateerd aan de winstgevendheid. Omloopsnelheid van het totale vermogen: Brutowinstmarge: RTV anders gedefinieerd: PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 16
HOOFDSTUK 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING RATIOANALYSE; ACTIVITEIT Rentabiliteit van het totale vermogen in een dupont-schema PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 17