Handelingen 7: 44 De tent der getuigenis hadden onze vaderen in de woestijn, zoals Hij het geboden had, die tot Mozes zeide, dat hij haar moest maken naar het voorbeeld, dat hij gezien had.
45 Onze vaderen namen die over en met Jozua brachten zij haar verder, bij de onderwerping van de heidenen, welke God heeft verdreven voor onze vaderen, in het land, tot de dagen van David.
46 Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.
47 Maar eerst Salomo bouwde Hem een huis.
48 De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:
49 De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten. Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here, of wat is de plaats mijner rust?
50 Heeft niet Mijn Hand dit alles gemaakt?
Wat voor huis zult gij Mij bouwen?
Exodus 25: 8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.
Jesaja 66: 1 Zo zegt de HERE: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?
2 Kronieken 5: 11 Toen de priesters uit het heiligdom naar buiten traden (want al de priesters, die zich daar bevonden, hadden zich geheiligd zonder zich aan de afdelingen te houden)
12 stonden al de levitische zangers, Asaf, Heman, Jedutun, hun zonen en hun broeders, met fijn linnen bekleed, ten oosten van het altaar, met cimbalen, harpen en citers; bij hen waren honderd twintig priesters, die op de trompetten bliezen.
13 Toen zij tezamen trompetten en eenstemmig een lied lieten horen, om de HERE te loven en te prijzen, en de stem verhieven bij trompetten, cimbalen en andere muziekinstrumenten, en de HERE aldus prezen: Want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid, toen werd het huis, het huis des HEREN, vervuld met een wolk,
14 zodat de priesters vanwege de wolk niet konden blijven staan om dienst te doen, want de heerlijkheid des HEREN had het huis Gods vervuld.
2 Kronieken 6: 32 Ook wanneer een vreemdeling die niet tot uw volk Israël behoort, ter wille van uw grote naam, uw sterke hand en uw uitgestrekte arm uit verren lande komt, en men komt bidden in dit huis, 33 hoor Gij dan uit de hemel,