Beroepsvaardigheden onderdeel van SBC Argumenteren
Inhoud Notitie werkboekje Introductie argumentatie (retorica) Theorie Casus uitvoeren (indien tijd) oefening drogredenen
Werkboekje Vul het werkboekje in. - 5 min.
Zes iam-competenties in relatie tot BV-lessen
Terugblik: Maatschappij & Media (P) Wat is een argument? Argumentatiestructuur Verschillende debatvormen Ethos, pathos en logos Drogredenen wel genoemd, maar niet mee gewerkt
Argumentatie Wanneer je argumenteert probeer je een uitspraak te verdedigen door andere uitspraken aan te voeren ter ondersteuning Essentieel hierbij is de ondersteuningsrelatie tussen uitspraken.
Argumentatie De zin: “Het wordt mooi weer vandaag”, is een constatering.
Argumentatie De zin: “Het wordt mooi weer vandaag”, is een constatering. Maar kan ook een standpunt zijn: 1. Het wordt mooi weer vandaag, [standpunt] de zwaluwen vliegen al hoog. [argument]
Argumentatie Of een argument: 2. Laten we naar het strand gaan, [standpunt] het wordt mooi weer vandaag. [argument] Standpunt kan niet zonder argument.
de Retorica - 20 min. Zie handleiding docenten.
Vijf fasen van de Retorica Cicero schreef in zijn De Oratore (boek 1, xxxi, 142-143): "Elke activiteit en vaardigheid van een redenaar behoort bij één van vijf fasen. ... Eerst moet hij stuiten op wat hij moet zeggen; dan moet hij zijn ontdekkingen juist behandelen en ze rangschikken, niet alleen op ordelijke wijze, maar met een onderscheidend oog voor het exacte gewicht als het ware van elk argument; vervolgens moet hij ze tooien met de versierselen van stijl; daarna moet hij ze in zijn geheugen opslaan; en tenslotte moet hij ze doeltreffend en elegant voordragen".
De taken van de Redenaar Vinding (inventio) Ordening (dispositio) Verwoording (elocutio) Geheugen (memoria) Voordracht (actio)
Hulpmiddelen bij (1) Vinding Brainstorm Topische vragen Wie, wat, waar, waarmee, waarom, hoe, wanneer (quis, quid, uhi, quibus auxilus, cur, quomodo, quando) Bronnenonderzoek media-/bibliotheek, internet, actualiteiten rubrieken, tijdschriften Topische vragen gebruik je als hulpmiddel om tot nieuwe invalshoeken te komen na de brainstorm. Bronnen: zoek naar herkenbaar, traceerbaar, gezaghebbend en recent bronnenmateriaal. Meng soort argumenten (bijv. Cijfers naast ervaringen; feitelijke naast emotionele argumenten)
Hulpmiddelen bij (1) Vinding Doelgroepanalyse Oriëntatie op publiek Voorkennis uitleg op afstemmen Geen voorkennis gebruik zo mogelijk het publiek korte, begrijpelijke uitleg Voorkennis: bij een publiek vol IAM’ers kun je de naam Steve Jobs natuurlijk wel als bekend beschouwen. En hopelijk weten de meesten ook nog wel wie Marja Bijsterveldt is, maar Halbe Zijlstra (staatssecretaris van Onderwijs) zal minder studenten bekend in de oren klinken. Zorg dat je je publiek kent. Heb je geen informatie over aanwezige voorkennis (bijvoorbeeld omdat je het publiek niet kent) zorg voor interactie met publiek (stel vragen).
Doelgroepanalyse Oriëntatie op gewenste indruk betrokken begripvol betrouwbaar deskundig kritisch onpartijdig ……. De houding van het publiek ten aanzien van de spreker is onderdeel van zijn geloofwaardigheid. Kies de juiste argumenten op basis van de doelgroepanalyse.
Keuze van de argumenten Op basis van de doelgroepanalyse En verder: Actueel Concreet Gedetailleerd Onderbouwd Kies de juiste argumenten op basis van de doelgroepanalyse.
Hulpmiddelen bij (2) Ordening De indeling van een klassieke rede (PARTES ORATIONIS) Opening (exordium) Aandacht, Interesse, Welwillendheid Toedracht (narratio) Inleiding op het onderwerp Standpunt (propositio) Stelling nemen, de structuur van de argumentatie aankondigen Argumentatie (argumentatio) Positieve argumenten, en het weerleggen van tegenargumenten Afsluiting (peroratio) De stelling bewezen verklaren, de argumenten samenvatten, en het belang breed uitmeten
Hulpmiddelen bij (3) Verwoording Grammaticaal correct Duidelijk en begrijpelijk Versiering Stijlfiguren Beeldspraak Componeren en stileren Afstemming op tijd, plaats en publiek - 75 min. Wat extra uitleg bij versiering: metafoor en ironie zijn voorbeelden van vaakgebruikte stijlfiguren. Een metafoor kan in de eerste plaats dienen om een zaak of persoon subjectief te karakteriseren. Welk effect heeft dit op het publiek? Ten eerste wordt het publiek door een metafoor, zoals door elke vorm van beeldspraak en door alle gedachtefiguren, geactiveerd: hij moet opmerken dat er iets met de betekenis aan de hand is. Valt het oordeel over de stijlvondst negatief uit, dan zal de lezer minder geneigd zijn het waardeoordeel over te nemen. Valt het oordeel daarentegen positief uit, dan nog is het niet zeker dat het persuasieve doel bereikt wordt, maar de kansen worden vergroot. Een tweede functie van de metafoor is doceren vergelijkingen die het publiek iets abstracts moeten verduidelijken. Voorbeeld: Dierentuinen maken duidelijk dat veel apen in een relatief klein hok agressief gedrag gaan vertonen. Mensen zijn vergelijkbaar met apen. De verstedelijking zal dus een toename van de agressiviteit tot gevolg hebben. Ironie is een zeer subtiel retorisch middel, al geldt ook voor ironie dat de tegenstander er waarschijnlijk zelden mee gewonnen wordt. De werking van ironie is in veel opzichten te vergelijken met de werking van de metafoor. Ten eerste wordt ook hier het publiek geactiveerd. De ironicus wint het publiek door het te vleien. Hij neemt namelijk aan dat het net als hij in staat is tot relativeren. De ironicus, en met hem de goede verstaander, verheft zich boven het standpunt van de minder ruimdenkenden.
Hulpmiddelen bij (4&5) Voordracht Onthouden wordt makkelijker door een logische opbouw Bij een goede voordracht worden alle (bij 1 t/m 3) bedachte effecten bereikt Bewust van stemgebruik, gebaren, mimiek en houding http://www.youtube.com/watch?v=S4UEJMuo0dA (Present like Steve Jobs) Onthouden wordt makkelijker door een logische opbouw schik je argumenten op basis van logica. Voordracht: let op woordkeuze (verschil tussen vrijheidsstrijder of terrorist; zwakzinnige of geestelijk gehandicapte; volslank of dik verraad de sympathie van de spreker)
Presentaties…..
Drogredenen Lees de twaalf drogredenen door Maak oefening A t/m D
Werkboekje Vul het werkboekje in. - 100 min.