Je gaat kijken naar een diavoorstelling Als je nu nog in het POWERPOINT-programma zit, klik dan op de F5 toets bovenaan je toetsenbord. Dan begint de diavoorstelling. Als je alleen maar een dia ziet, kan je F5 overslaan. Lees de stukjes tekst goed en bekijk ook de plaatjes en illustraties goed. Als je naar de volgende dia wilt, druk je op de pijltjestoets naar beneden. Als je naar een vorige dia wilt, druk je op de pijltjestoets naar boven. Als je wilt stoppen, druk dan op de ESC-toets links boven op je toetsenbord. * VEEL KIJKPLEZIER *
Van rendierjager tot boer DE PRE-HISTORIE Van rendierjager tot boer
Wat is de pré-historie? De geschiedenis kan je verdelen in tweeën: de pré-historie en de historie. De historie begint pas als een volk leert schrijven. De historie in Europa begint eigenlijk pas bij de Romeinen, zo’n 500 jaar voor Christus. Vóór die tijd kon men in Europa nog niet schrijven. De pré-historie begint dus eigenlijk al bij het ontstaan van het leven. Je begrijpt dat deze periode ontzettend lang heeft geduurd. De eerste ‘mensen’ waren nog erg primitief en hadden nog niet echt een taal, maar aan het eind van de pré-historie droegen de mensen al echte kleding, bouwden ze grote huizen en spraken ze gewoon met elkaar.
De eerste ijstijd (200.000 – 130.000 jaar geleden) Van 200.000 tot 130.000 jaar geleden was er in Europa een ijstijd. Toen leefden er nog geen mensen in Europa. Je ziet dat de grens van de ijsmassa precies over Nederland ligt. De gletsjer was vaak kilometers dik en vernielde alles op zijn weg. De gletsjer nam ook grote rotsblokken met zich mee. Toen het ijs ging smelten bleven die grote rotsblokken achter. Van die zwerfkeien werden later bijv. de hunebedden gemaakt. Niet alleen de grote rotsblokken bleven liggen. De ijsmassa had ook de aarde en het zand voor zich uitgeschoven. Heuvelachtige gebieden als de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Hondsrug in Drente bleven over toen het ijs smolt.
De tweede ijstijd (100.000 – 10.000 jaar geleden) Later volgde nog een tweede ijstijd, al kwam het ijs toen niet meer in Nederland. Hiernaast op de kaart zie je hoever het ijs kwam. In deze tijd leefden de Neanderthalers, de eerste ‘mensen’ en later de modernere mens. Links zie je hoe de gletsjer smelt en het ijs zich langzaam terugtrekt. Er ontstaan vele riviertjes en alle stenen en andere dingen die de ijsmassa met zich heeft ‘meegesleurd’ blijven liggen. Van die zwerfkeien werden dus de hunebedden gemaakt.
De eerste mens Sommige mensen geloven dat God de eerste mensen, Adam en Eva, heeft geschapen in het paradijs. Anderen geloven dat de eerste mens afstamt van de apen. Apen gebruiken namelijk gereedschappen zoals takken en stenen. De vroegst bekende ‘mens’-soort komt uit Afrika en van daar heeft de mens zich over de wereld verspreid. Sommige ‘apensoorten’ gingen zich steeds iets verder ontwikkelen, leerden meer gereedschappen te gebruiken, gingen meer op de grond leven, etc. Na duizenden jaren van ‘evolutie’ werden ze steeds ‘slimmer’ en kregen ze een ander uiterlijk.
De Neanderthaler De eerste mensachtigen worden Neanderthalers genoemd. Ze lijken nog best veel op apen en zijn flink behaard, maar ze lopen al wel wat rechterop. Sommige mensen denken dat ze rechterop moeten zijn gaan lopen, omdat ze op de steppes tussen de oerwouden leefden. Daar was hoog gras waar ze bovenuit moesten kijken. Bovendien scheen de hete middagzon – de eerste mens komt uit Afrika – dan alleen maar op je schouders in plaats van op je hele rug.
De nieuwe mens De eerste mensen leken nog heel ‘dierlijk’: heel behaard en met een vreemde schedelbouw. Toch waren ze niet dom. Ze konden niet echt met elkaar praten, al hadden ze wel bepaalde klanken die ze gebruikten voor bepaalde dingen. Ze spraken door middel van gebaren en ze hadden best een goede ‘woordenschat’. Ook hadden ze ontzettend veel kennis van de natuur, van geneeskrachtige planten en kruiden. Ook hadden ze een soort ‘godsdienst’. Na verloop van tijd veranderden mensen en kreeg je de modernere mens. Zij waren veel langer en liepen meer rechtop. Hun schedel had een andere vorm, ze konden (glim-)lachen en huilen - als een neanderthaler huilde, dan zat er gewoon wat in zijn oog. Ze ontwikkelden steeds betere werktuigen, wapens en manieren van jagen en ze besteedden ook meer aandacht aan hun uiterlijk. Ook versierden ze werktuigen, kleding en ook hun grotten.
Verschillen in lichaamsbouw Hier zie je de verschillen bij de schedels en de skeletten van de verschillende mensen-soorten in de evolutie. De Neanderthaler had bijna geen kin. Bij de modernere mens stak de kin meer vooruit. Bij de schedels hiernaast zie je links een schedel van een aap, in het midden van een Neanderthaler en rechts die van ‘n modernere mens. Niet alleen de grootte, maar ook de vorm is anders. Kijk maar eens naar de oogkassen en naar de bovenkaak. Soms kwamen stammen van de modernere mens die van de ‘platkoppen’ tegen. Ze leefden dus, aan het eind van de tweede ijstijd, een tijdje tegelijkertijd.
Verschillende periodes van de pré-historie De pré-historie kan je verdelen in verschillende periodes, die zijn genoemd naar het materiaal dat ze gebruikten. De steentijd In de oude steentijd gebruikte men naast hout en beenderen alleen (vuur-)steen om werktuigen te maken. Vooral vuistbijlen en andere werktuigen voor in de hand. In de nieuwe steentijd maakte men ook stenen voorwerpen met een steel, zoals bijlen en speren. De bronstijd Handelaren uit andere streken, als Engeland, komen langs met een nieuw materiaal: brons. Men gaat naast steen nu ook dit metaal gebruiken. Brons bestaat voor 90% uit koper en 10% uit tin. Het wordt vooral gebruikt voor wapens en sieraden. Het wordt door handelaren meegenomen en geruild.
De ijzertijd IJzer is een stuk harder dan brons en is heel gewild, omdat er veel betere gereedschappen van gemaakt kunnen worden. Het is moeilijker te maken dan brons, omdat er een veel heter vuur nodig is om het ijzererts te laten smelten. Het is daarom heel kostbaar: alleen belangrijke en rijke mensen kunnen zich een bijl van ijzer veroorloven. Brons wordt steeds vaker alleen voor sieraden gebruikt. In alle periodes, van de oude steentijd tot aan de ijzertijd, blijft men ook nog gewoon voorwerpen maken van been (botten) of geweien. Van been maakten ze bijvoorbeeld kammen of naalden. Ook maakte men in de ijzertijd nog gewoon werktuigen van brons en ook van steen.
Werktuigen in de steentijd De allereerste werktuigen waren eigenlijk gewoon voorwerpen die ze vonden. Stenen, takken, botten van dode dieren. De eerste mensen hadden het vermogen dingen te leren en nieuwe ideeën te verzinnen. Zo ging men stenen in een bepaalde vorm slaan, of maakte men punten aan de uiteinden van stokken. De eerste bijlen, in de oude steentijd, waren handbijlen. Ze waren vaak verrassend scherp. Ze werden gemaakt van vuursteen, wat hard is, maar toch vrij gemakkelijk te bewerken. Kleine scherpe schilfers werden gebruikt voor het villen van dieren en het schoonkrabben van de huid. Vaak lag het vuursteen aan de oppervlakte, maar soms maakten ze zelf een soort mijnen zoals hiernaast.
Werktuigen in de steentijd 2 In de steentijd sloeg men met een klopsteen en daarna met een bot of stuk hertengewei de steen in de goede vorm. Eerst maakte men vuistbijlen, die ze in de hand hielden. Die waren voor het jagen niet echt handig. Later maakte men bijlen met een houten steel en speren.
Werktuigen in de bronstijd In de bronstijd mengden ze twee soorten metaal: koper en tin. Brons kan je herkennen omdat het na verloop van tijd een groenige glans of aanslag krijgt. Brons was minder snel breekbaar dan steen. In deze tijd ging men het ook voor sieraden gebruiken.
Werktuigen in de ijzertijd In de ijzertijd leerde men ijzererts uit de grond te halen en daar ijzer uit te smelten. Er zijn maar weinig voorwerpen uit de ijzertijd, omdat de meeste voorwerpen in de loop der eeuwen zijn verroest. Ze leerden ook hoe je een ijzeren lemmet (het scherpe gedeelte van een mes) vast kan maken in een handvat van bijvoorbeeld been. Deze ijzeren voorwerpen zijn nog niet zo stevig als staal. IJzer is wat poreuzer. Er zitten nog hele kleine luchtbelletjes in. Bij staal is alle lucht eruit gewalst.
Het leven in grotten De Neanderthalers hadden al snel de behoefte om beschutting te zoeken tegen de felle zon, de regen, maar ‘s winters ook tegen de barre kou. Ze gingen in grotten wonen. In de grotten overnachtten ze, ieder gezin bij een eigen vuurplaats. Overdag gingen de mannen uit jagen. Vrouwen bleven thuis om eten te maken, of zochten eetbare bessen en wortels of (geneeskrachtige) kruiden. Ook moesten de vrouwen de gevangen dieren villen en schoonmaken. Bijna alles van het dier werd gebruikt. De pezen als touw, de botten als werktuigen en de huiden voor de warmte.
Het leven in grotten 2 Een stam had geluk als het een goede grot had gevonden. Een goede grot moest aan een heleboel eisen voldoen: Er moesten geen wilde dieren in leven. Hij moest groot genoeg zijn om de hele stam ruimte te bieden. Hij moest dicht bij water zijn, om te drinken en om te vissen. De belangrijkste personen binnen de stam hadden de beste plek in de grot; niet te dicht bij de ingang tegen de tocht, maar ook niet te ver naar binnen, waar de rook bleef hangen
Rotstekeningen In grotten zijn heel veel rotstekeningen uit de pré-historie gevonden. Vaak zie je daarop figuren van dieren en jagende mensen. Waarom die tekeningen zijn gemaakt is onduidelijk. Om een goede jacht te vieren, of misschien juist om te goden te vragen om een goede jacht. Of misschien wel voor de lol.
De jacht Alleen mannen mochten jagen. Ze trokken vaak meerdere dagen weg om een kudde elanden, rendieren, paarden of zelfs mammoeten op te sporen. Bij het aanvallen hadden ze verschillende manieren. Ze zorgden er voor dat ze de wind niet in de rug hadden, want dan konden de dieren de mensen ruiken. Ze sloten van verschillende kanten een kudde in, kozen één bepaald dier uit en renden één voor één achter het dier aan. Telkens nam een ander het over. Zo putten ze het dier helemaal uit. < Deze modernere jagers hadden speerwer-pers, zodat ze speren verder konden werpen.
De dieren die toen leefden
Het bewerken van huiden De gedode dieren werden gevild en de huid werd schoongemaakt. Al het vlees moest er af worden geschraapt, anders zou het gaan rotten. De huiden werden gebruikt als ‘deur’ voor de ingang van een grot, als beddengoed, maar natuurlijk vooral voor kleding. In de vroege steentijd, in de tijd van de Neanderthalers, sloegen ze hele huiden om zich heen. De modernere mensen gingen stukken huid op maat snijden en aan elkaar naaien met pezen. Hoe dat gaat zie je hiernaast. De huiden waren vaak verrassend zacht en soepel.
Van rendierjagers tot boeren In de oude steentijd leeft men van de jacht. Het zijn rendierjagers. Deze nomaden hebben geen vaste woonplaats: ze volgen kuddes rendieren. Ze zetten tenten op als ze in de buurt van een kudde zijn. De mannen gaan jagen. De vrouwen gaan noten of zaden zoeken. In de nieuwe steentijd verandert er veel. Ten eerste wordt het, na de ijstijd, langzamerhand warmer in Europa. De rendieren trekken weg naar het noorden. Ten tweede wordt het drukker in 'Europa'. Er zijn nu zoveel stammen dat niet iedere stam als 'nomadestam' verder kan leven. Ze moeten dus meer op één plek blijven en daar voor hun eten zorgen. Ze moeten dus nu dieren gaan fokken en groenten en gewassen (bv. graan) gaan verbouwen. De tenten verdwijnen en de mensen gaan blijvende huizen maken. De rendierjagers worden boeren. De nieuwe bijl met steel is heel handig voor het bewerken van het land, maar een ploeg kennen ze nog niet.
Huizen bouwen Modernere stammen gingen uit hun grotten en gingen huizen bouwen. In het begin waren dat nog kleine hutten, gemaakt van stevige takken bekleed met huiden. Deze hutten kon je eventueel ook weer afbreken als de stam verder ging trekken. Links onder zie je ook zo’n simpel hutje. Het middelste plaatje is een huis dat wel blijvend is en niet makkelijk af te breken is.
Huizen bouwen 2 Nog later werden de huizen groter en kregen een dak van stro. De muren werden gemaakt door dunne takken te vlechten om staande paaltjes. Als al dat vlechtwerk af was, smeerden ze het in met leem, een soort modder. Op het plaatje rechtsonder zie je kinderen uit deze tijd zo’n muur proberen te maken.
Verschillende huizen Had je gedacht dat ze in de pré-historie al zulke huizen konden maken?
Hoe weten we hoe die huizen eruit zien? Geen van die huizen bestaan nu nog. Toch weten we ongeveer hoe zulke huizen er uit zagen. Dat komt omdat bij opgravingen plekken van verrot hout in de grond te zien zijn. Als je al die plekken hebt, kan je een soort plattegrond van een huis zien. Je weet wel wat, maar de rest is toch gissen, al kan iemand die veel van huizen bouwen afweet er toch een goed idee van krijgen. Hoe het huis er precies boven de grond uitzag en hoe het bijvoorbeeld versierd was, zullen we nooit te weten komen
Begraven worden Nu men op één plek blijft wonen, gaat men dode stamgenoten op meer typische wijzen begraven. Er zijn vele stammen en dus ook veel verschillende manieren om doden te begraven. Sommige stammen begraven hun doden in koepelgraven, een kleine aarden heuvel met de dode(-n) vaak in gehurkte houding. Deze houding wordt 'foetushouding' genoemd. Een 'foetus' [spreek uit: 'feutus'] is een ongeboren kind, dat nog in de buik van de moeder zit. Op die manier werd je geboren. En na je dood ging je op die manier naar ‘Moeder Aarde’ terug. In Nederland zijn veel van deze koepelgraven.
Hunebedden De bekendste manier is wel het hunebed. Wij kennen vandaag de dag hunebedden als een stapel grote stenen. Het is echter een soort hol heuveltje van een stapel grote stenen, bedekt met aarde. Die stenen kwamen normaal niet voor in deze streken, maar ze zijn hier gekomen in de ijstijd, toen ze, verscholen in een dikke laag ijs, deze kant op kwamen. Toen het warmer werd en het ijs ging smelten, bleven de stenen liggen. Ook zijn er nog veel hunebedden in Nederland, vooral in Drente.
Hunebedden 2 Zoals je op het plaatje hiernaast goed kan zien was een hunebed hol van binnen. In die holte legden ze de doden neer, samen met enkele spullen die de dode in het volgende leven goed zou kunnen gebruiken, zoals wapens, eten. Andere stammen cre-meerden (=verbrandden) hun doden en begroeven de as in urnen, een soort stenen potten.
Hunebedden-fantasieën In latere tijden fantaseerde men veel over hoe mensen die hunebedden konden bouwen. Veel verhalen gaan over grote reuzen die de mensen hebben geholpen om de stenen op elkaar te leggen. Hoe het wel ging weten we niet precies.
De voorstelling is afgelopen Hopelijk vond je het een leuke en interessante voorstelling en heb je er veel van geleerd. Als er nog iemand komt kijken naar deze voorstelling, mag je straks nog één keer klikken en dan de volgende gaan halen. Als er geen nieuwe kinderen meer komen, druk dan op de ESC-knop linksboven op je toetsenbord. Sluit dan het programma door rechtsboven op het kruisje te klikken.