Acharee Mot: “Na de dood” 1
Mattheus 5: vers 19 Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. 2
3
Hebreeën 12: vers 14 Jaag de vrede na met allen en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zal zien. 4
5
Leviticus 18: 1 t/m 4 De HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Ik ben de HEERE, uw God. U mag de gebruiken van het land Egypte, waarin u gewoond hebt, niet navolgen en ook de gebruiken van het land Kanaän, waar Ik u naar toe breng, mag u niet navolgen. U mag niet in hun verordeningen gaan. Mijn bepalingen moet u houden en Mijn verordeningen moet u in acht nemen door daarnaar te wandelen, Ik ben de HEERE, uw God. 6
Kolossenzen 2: vers 8 Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus. 7
Kolossenzen 2: 2 en 3 … opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn. 8
Genesis 15: vers 6 De vierde generatie zal hier (dat is het land Kanaän) terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol. 9
Efeze 4: 17 t/m 19 Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart. Zij hebben zich, ongevoelig als ze zijn geworden, overgegeven aan losbandigheid, om alle onreinheid begerig te bedrijven. 10
Efeze 4: 20 t/m 24 Maar u hebt Christus zo niet leren kennen, als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid Jezus is, namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid. 11
Leviticus 18, vers 5: Mijn verordeningen en Mijn bepalingen moet u in acht nemen. De mens die ze houdt, zal er door leven. Ik ben de Heere. 12
LEVEN: Ezechiël 20, 11: Ik gaf hun Mijn verordeningen en maakte hun Mijn bepalingen bekend: de mens die ze doet, zal erdoor leven. Ezechiël 20, 13: …Zij (Israël) gingen niet in Mijn verordeningen en verwierpen Mijn bepalingen – de mens die ze doet, zal erdoor leven… 13
LEVEN: Ezechiël 20, 21: ….Zij (die kinderen) gingen niet in Mijn verordeningen en verwierpen Mijn bepalingen – de mens die ze doet, zal erdoor leven … Nehemia 9, 29: …Ze (hun kinderen) hebben niet naar Uw geboden geluisterd, maar hebben gezondigd tegen Uw bepalingen, waardoor een mens die ze houdt, leven zal … 14
LEVEN: Lukas 10, 27 t/m 28: Hij (een wetgeleerde) antwoorde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Hij (Yeshua) zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doe dat en u zult leven. 15
LEVEN: Romeinen 10, 5: Want Mozes schrijft over de gerechtigheid die uit de wet is: De mens die deze dingen gedaan heeft, zal daardoor leven. Galaten 3, 12: Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven. 16
Leviticus 18: 6 t/m 8 Niemand mag tot welke bloedverwant van zijn eigen familie dan ook naderen om de schaamdelen te ontbloten. Ik ben de HEERE. U mag de schaamte van uw vader, namelijk de schaamdelen van uw moeder, niet ontbloten. Zij is uw moeder, u mag haar schaamdelen niet ontbloten. U mag de schaamdelen van de vrouw van uw vader niet ontbloten. Het is de schaamte van uw vader. 17
Leviticus 18: 9 t/m 11 De schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen mag u niet ontbloten. De schaamdelen van de dochter van uw zoon of van de dochter van uw moeder mag u niet ontbloten, want zij zijn uw schaamte. De schaamdelen van de dochter van de vrouw van uw vader, die bij uw vader geboren is – zij is uw zuster – haar schaamdelen mag u niet ontbloten. 18
Leviticus 18: 12 t/m 14 U mag de schaamdelen van de zuster van uw vader niet ontbloten. Zij is een bloedverwante van uw vader. U mag de schaamdelen van de zuster van uw moeder niet ontbloten, want zij is een bloedverwante van uw moeder. U mag de schaamte van de broer van uw vader niet ontbloten. U mag niet tot zijn vrouw naderen, zij is uw tante. 19
Leviticus 18: 15 en 16 U mag de schaamdelen van uw schoondochter niet ontbloten. Zij is de vrouw van uw zoon, u mag haar schaamdelen niet ontbloten. U mag de schaamdelen van de vrouw van uw broer niet ontbloten. Het is de schaamte van uw broer. 20
21
Leviticus 18: 17 en 18 U mag de schaamdelen van een vrouw én die van haar dochter niet ontbloten. U mag niet de dochter van haar zoon en ook niet de dochter van haar dochter tot vrouw nemen om haar schaamdelen te ontbloten. Zij zijn bloedverwanten, het is schandelijk gedrag. Verder mag u niet naast uw eigen vrouw haar zuster tot vrouw nemen. U zou haar krenken door haar schaamte te ontbloten terwijl zij nog in leven is. 22
Leviticus 18: 19 en 20 U mag niet naderen tot een vrouw die vanwege haar afzondering onrein is, om haar schaamdelen te ontbloten. U mag niet met de vrouw van uw naaste de geslachtsdaad verrichten om gemeenschap met haar te hebben. Dan verontreinigt u zich met haar. 23
Leviticus 18: vers 21 U mag niemand uit uw nageslacht overgeven om aan Molech geofferd te worden. De Naam van uw God mag u niet ontheiligen. Ik ben de HEERE. 24
Leviticus 18: vers 22 U mag niet slapen met een mannelijk persoon, zoals u met een vrouw slaapt. Dat is een gruwel. 25
Genesis 19: vers 5 Zij (mannen uit de stad Sodom) riepen naar Lot en zeiden tegen hem: Waar zijn die mannen die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen naar buiten, naar ons toe, zodat wij gemeenschap met hen kunnen hebben. 26
Genesis 19: 4 Nog voor zij (Lot en de twee engelen) zich te slapen legden, omsingelden de mannen van die stad, de mannen van Sodom, van jong tot oud, het huis; heel het volk, niemand uitgezonderd. 27
Richteren 19: vers 22 Terwijl zij (de Levitische en de oude man) hun hart vrolijk maakten, zie, toen omsingelden de mannen van de stad, verdorven lieden, het huis en bonsden op de deur. En zij spraken de oude man, de heer des huizes, aan en zeiden: Breng de man die in uw huis gekomen is, naar buiten, zodat wij gemeenschap met hem kunnen hebben. 28
Romeinen 1: 24 en 25 Daarom ook heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan de onreinheid om hun lichamen onder elkaar te onteren. Zij hebben de waarheid van God vervangen door de leugen, en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, Die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. 29
Romeinen 1: 26 en 27 Daarom heeft God hen overgegeven aan oneervolle hartstochten, want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de onnatuurlijke. En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkaar ontbrand: mannen doen schandelijke dingen met mannen en ontvangen het gepaste loon voor hun dwaling in zichzelf. 30
Leviticus 18: vers 23 Ook mag u met geen enkel dier de geslachtdaad verrichten. Dan verontreinigt u uzelf daarmee. Een vrouw mag ook niet vóór een beest gaan staan om ermee te paren. Het is een afschuwelijke schanddaad. 31
Niet met dieren Exodus 22, 19: Ieder die met een dier gemeenschap heeft, moet zeker gedood worden. 32
Niet met dieren Leviticus 20, 15 t/m 16: Een man die met een dier de geslachtsdaad verricht, moet zeker gedood worden. Ook het dier moet u doden. Wanneer een vrouw tot welk dier dan ook nadert om ermee te paren, dan moet u de vrouw en het dier doden. Zij moeten zeker ter dood gebracht worden. Hun bloed rust op henzelf. 33
Niet met dieren Deuteronomium 27, 21: Vervloekt is wie gemeenschap heeft met welk dier dan ook! 34
Romeinen 1: 18 t/m 32 Mensen, die de Heere God niet willen erkennen heeft Hij overgegeven aan drie dingen: 1. aan onreinheid, in hun hartstochten, 2. aan schandelijke lusten en, 3. aan een verwerpelijk denken, om te doen wat niet betaamt. 35
Leviticus 18: 24 en 25 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die ik vóór u uit ga drijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd, zodat het land onrein geworden is. Ik zal het zijn ongerechtigheid vergelden, zodat het land zijn bewoners zal uitspuwen. 36
Leviticus 18: 26 en 27 Maar ú moet Mijn verordeningen en Mijn bepalingen in acht nemen. U mag geen enkele van die gruweldaden doen, de ingezetene van het land niet, en ook de vreemdeling niet die in uw midden verblijft. Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruwelheden gedaan, zodat het land onrein geworden is. 37
Leviticus 18: 28 en 29 Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft. Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de personen die ze doen, moeten uit het midden van hun volk uitgeroeid worden. 38
Leviticus 18: vers 30 Daarom moet u Mijn voorschriften in acht nemen en geen van die gruwelijke gebruiken die vóór u gedaan zijn, navolgen, en u daardoor niet verontreinigen. Ik ben de HEERE, uw God. 39
Genesis 2: vers 24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten en zij zullen tot één vlees zijn. 40
het blijven in het Woord van de Heere God TEGENGIF Het tegengif tegen gruwelijke gebruiken is: het blijven in het Woord van de Heere God 41
Handelingen 4: vers 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden. 42