Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
HET CSE NEDERLANDS. Je spreekt toch al jaren
Advertisements

Welkom bij de World Vision Quiz.
Wat maakt het leven zinvol?
Hoe ga je te werk bij aardrijkskunde?
THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
Zakelijk lezen Nederlands.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Intensief lezen Lees de tekst grondig door en duid kernwoorden en/of –zinnen aan. Doe dit zo. Hoe doe je dit? Volg de pijl en dan zie je het symbooltje.
Stijl Extra uitleg 4 havo.
OFC28 mediawijsheid les 7 leren door te maken
Beschouwing – De Laatste Tips
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
De dag vóór het examen Schrijf de data en uren waarop je examen moet doen op een groot vel papier en hang het goed zichtbaar op! Leg alles wat je voor.
Hoofdstuk 3 terugblik.
Paragraaf twee: verkeerde verwijswoorden
Loopbaan oriëntatie en begeleiding
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Woordsoorten benoemen
SET schrijfvaardigheid H5
Woordjes leren.
Plastic.
Leesvaardig Examentraining.
Centraal Examen Nederlands
Briant College Cursus formuleren h1 Par 1 ‘Dubbelop’
Effecten van taal Onderzoek naar wat woorden, zinsconstructies en tekststructuren doen met de ontvanger.
SCHRIJVEN 1.5 DE UITEENZETTING LASTIGE WOORDPAREN.
Woordenschat Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Koffieochtend 3 november 2016 REGELS EN GRENZEN IN DE OPVOEDING
Uitleg bij de vragenlijst Veiligheidsbeleving
Meten en meetkunde in het verkeer
Lezen, schrijven en argumenteren
De vraag is je beste vriend
Een beoordeling schrijven
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
1. Wat gaan we vandaag doen ?
Spreekbeurt in groep 8 Hoe pak je het aan?.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
SET schrijfvaardigheid H5
Overtuigende tekst/betoog
Essay Een essay is een beschouwende tekst over een literair, maatschappelijk of wetenschappelijk onderwerp, met een duidelijk persoonlijke inslag. Een.
Een beschouwing schrijven
Aantrekkelijk formuleren
Woorden 4.7 Stijlfiguren.
Paragraaf lezen h5 Feiten, meningen en argumenten
Tekstverbanden en signaalwoorden
Studie vaardigheden Thema 2 : Plannen.
Informatieve teksten Hoe herken ik informatieve teksten en weet ik waarover de schrijver mij wil informeren? NU Nederlands 2F.
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Schrijven 4.3 Formuleren en stijl 1.1
Political Communication & Journalism
Hoofdstuk 4 Schrijven en formuleren
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
Formuleren 11 havo.
Wet op de privacy.
Nee-zeggen Footer Text 12/30/2018.
Betoog.
Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2
SPREKEN: HET BETOOG Betoog: een spreekbeurt waarin je een standpunt inneemt ten aanzien van een stelling en dat standpunt verdedigt. Formuleer een duidelijk.
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 10
Schrijven 2.1 en 2.2 Formuleren en Stijl 2.1
Betoog 1e versie Woensdag 19 oktober 2016 SCHM.
Wet op de privacy.
Een (informatief) Artikel schrijven
Welkom!.
Laat de vragen eerst even aan de docent zien!!
volgende bladzijde terug
Schrijven 2.7 en 2.8 Formuleren en stijl 3.1
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Belangrijke begrippen ‘Lezen’
Transcript van de presentatie:

Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4 Les 3 Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4

Schrijven 2.5 – informatief artikel In een informatief artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp. Tekst bevat veel feiten, soms meningen van anderen. De schrijver geeft zelf zijn mening niet! Zorg ervoor dat je kunt controleren waar informatie vandaan komt. Veel aan bod geweest in eerdere periodes. Jullie kunnen prima inschatten welke teksten informeren als doel hebben.

Tekststructuren Informatieve artikelen kun je volgens verschillende structuren opbouwen. Geschikte tekststructuren: - vraag-antwoordstructuur  je stelt een vraag en geeft antwoorden - aspectenstructuur  je bespreekt verschillende kanten van het onderwerp - probleem-oplossingsstructuur  je signaleert een probleem en gaat in op de gevolgen, oorzaken en oplossingen van dit probleem. Bij langere artikelen moet je signaalwoorden gebruiken voor een dui n delijke structuur. Je hebt ze nodig om structuur aan te brengen en verbanden te leggen.

2.6 - Betoog Zie hiervoor de uitgebreide PowerPoint ‘Uitleg betoog’, die op Wiki staat. Ik ga ervan uit dat jullie precies weten wat een betoog is en wat de kenmerken ervan zijn.

Formuleren 2.3 – dubbelop of door elkaar Onjuiste herhaling: het onjuist herhalen van (delen van) verwijswoorden: - Het doen van belastingaangifte is iets waarmee veel mensen moeite mee hebben. - Aan die ruzie moet nu echt een einde aan komen. - Ik heb geen geld om op stap te gaan, maar ik heb er ook weinig zin in ook. Twee woorden betekenen (deels) hetzelfde: - Ik hou van rood fruit, zoals bijvoorbeeld frambozen en aardbeien. - Thijs blijft altijd tot laat in de kroeg, want hij is immers vrijgezel. - Misschien kunnen we wellicht wat geld voor de vluchtelingen inzamelen.

Maar ook: pleonasmen! Het geheel met water omringde eiland, is populair bij Duitse vakantiegangers. De vrouwelijke agente sloeg de agressieve man direct in de boeien. “Onze kaas heeft minimaal 24 weken gerijpt op houten planken”. De ronde bal vloog dwars door de glazen ruit. De witte sneeuw ziet er prachtig uit. De bal valt naar beneden.

Dubbele ontkenning Populair in plattelandsdorpen! “Ik drink nooit geen alcohol” “Ik eet nooit geen sla” “Wij willen voorkomen dat er geen ongelukken gebeuren” Min en min wordt plus!

Contaminatie Bij een contaminatie haal je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar. “Ik ben de kaart kwijt” “Die telefoon kost te duur” “Ik ben de laatste tijd zwaarder gaan wegen” “Er was een hoop commotie over te doen” “Het escaleert helemaal uit de hand!” “Wil je dat nog even voor mij nachecken?” “Jullie halen alles door de war” De lijst is oneindig!

Allerlei taalproblemen Me/mij-mijn, je/jou/jouw, u/uw, ons/onze Gebruik mijn, jouw, uw en onze om bezit aan te duiden. “Heb je mijn fiets gezien? Ik heb jouw fiets wel zien staan”. “Uw en onze auto staan op een invalidenparkeerplaats”. Gebruik in alle andere gevallen mij, jou, u of ons. In sommige gevallen mag je ook de korte vorm van mij (me) en jou (je) gebruiken: - Duncan heeft me/je de planning gegeven - Wie wil me/je even helpen?

Als of dan Bij een verschil gebruik je ‘dan’, bij een overeenkomst ‘als’. Het is zo simpel hè… De sprinter was 0,0001 seconde sneller als/dan zijn concurrent Ik ben een stuk gelukkiger als/dan hij We vinden het net zo vervelend als/dan Ik verdien net zoveel als/dan jij Mijn laptop is net iets sneller als/dan de jouwe Het is een stuk moeilijker als/dan ik had verwacht

En verder Paragraaf biedt antwoord op de volgende dilemma’s: - Grootte of grote? - Kunnen of kennen? - Liggen of leggen? - Welke, die of dat? Dit komt terug op de toets, maar mag je zelf uitvogelen (anders wordt de uitleg wel erg lang..)

Huiswerk Schrijven 2.5 en 2.6 (vanaf bladzijde 110) en Formuleren en stijl 2.3 en 2.4 (vanaf bladzijde 234)

Fout:. Goed: Als/dan hem. Als/dan hij Als/dan jou Fout: Goed: Als/dan hem Als/dan hij Als/dan jou Als/dan jij Als/dan mij Als/dan ik Als/dan haar Als/dan zij Als/dan hun Als/dan zij Als/dan ons Als/dan wij