De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2

Verwante presentaties


Presentatie over: "Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2"— Transcript van de presentatie:

1 Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2
Les 5 Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2

2 Schrijven 4.1 – spelling- en grammaticacontrole
Op woordenlijst.org staat de officiële spelling weergegeven, aan de hand van Het Groene Boekje. Ook Word biedt hulp bij grammatica en spelling  Klik bovenin op ‘Controleren’ en kies ‘Spelling- en grammaticacontrole’ en kies als taal Nederlands. Een rode kronkellijn onder een woord wijst op een mogelijke spelfout. Een blauwe of groene kronkellijn wijst op een mogelijke grammaticafout. Word geeft ook synoniemen! Maar: blijf zelf opletten! Word (her)kent niet alles.

3 Schrijven 4.2 – handige websites
Bij het schrijven heb je soms direct hulp nodig bij taalproblemen. Schrijf je ‘stagegelopen’ of ‘stage gelopen’? Gebruik ik ‘hen’ of ‘hun’? – duidelijke uitleg over alledaagse taalproblemen. Populair: de dagelijkse test. Veel gedaan door studenten. Onzetaal.nl/taaladvies – mijn favoriet. Geeft allerlei taaladviezen en antwoorden op taalvragen. Taaladvies.net – website van de Nederlandse Taalunie (van Het Groene Boekje). Grote hoeveelheid taaladviezen per onderwerp. Ook direct toegang tot woordenlijst.org (officiële spelling)

4 Formuleren en stijl 3.2 – duidelijk formuleren
Een tekst is duidelijk geformuleerd als er geen misverstanden over de inhoud kunnen ontstaan. Formuleer duidelijk en nauwkeurig. Een duidelijke tekst heeft een goede opmaak, voldoende verwijs- en signaalwoorden, een goede opbouw en er staan geen spel- en formuleerfouten in.

5 Tips voor duidelijke taal
Vermijd te lange of te moeilijke woorden. Gebruik vaktermen alleen als je voor vakgenoten schrijft. Formuleer kort en bondig. Gebruik zo min mogelijk werkwoorden per zin. Formuleer positief. Zeg wat wél kan of hoe je iets wél moet doen. Wees concreet: schrijf niet ‘men’, ‘iemand’, ‘een aantal’ of ‘binnenkort’, maar benoem personen, hoeveelheden en tijdstippen. Gebruik geen afkortingen. Zorg voor een heldere lay-out. Tussenkopjes, witregels, streepjes of opsommingstekens.

6 Huiswerk Schrijven 4.1 en 4.2 (vanaf bladzijde 142) en Formuleren en stijl (vanaf bladzijde 246)


Download ppt "Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2"

Verwante presentaties


Ads door Google