PAULUS’ PASTORALE OPROEP Les 9 voor 26 augustus 2017
Paulus’ pastorale oproep. Galaten 4:12. “Broeders; ik smeek het u!” “wees zoals ik” “want ook ik ben zoals u” Het begin gedenken. Galaten 4:13-15. De waarheid vertellen. Galaten 4:16-20.
“BROEDERS; IK SMEEK HET U” Paulus heeft eerst een beroep gedaan op de rede; daarna deed hij een verzoek, een beroep op de harten van de Galaten. Zij waren zijn geestelijke kinderen, maar zijn werk leek vruchteloos vanwege de manier waarop ze zich gedroegen. Hij moest 'opnieuw in barensnood werken' zodat ze weer met Christus verbonden konden zijn (Galaten 4:19). Zij hadden hun eigen groei onderbroken, zodat ze volledig moesten worden veranderd. Christus moest opnieuw in hen “gestalte” krijgen. Paulus kon niet rusten tot hij Jezus weer in de Galaten zag.
“WEES ZOALS IK” Paulus vroeg zijn broeders meerdere keren om hem als een voorbeeld van christelijk gedrag te imiteren. (1 Korinthe 11:1; Filippenzen 3:17). Deze keer gaat hij verder dan alleen imitatie. Net als in zijn oproep tot Agrippa (Handelingen 26: 28-29), heeft Paulus de Galaten niet gevraagd om te handelen zoals hij, maar om te zijn als hij. Hij wilde dat ze hetzelfde christelijke leven zouden ervaren zoals hij leefde, dezelfde vreugde voor verlossing, dezelfde gemeenschap in Christus ... De Galaten waardeerden hun gedrag meer dan hun identiteit in Christus. Als ze dat niet zouden veranderen, zouden ze hun gemeenschap in Christus uiteindelijk verliezen.
“WANT OOK IK BEN ZOALS U” Paulus had de gave van het in context plaatsen. Hij gebruikte verschillende methoden, afhankelijk van de mensen die hij wilde bereiken. Hij sprak met wijsheid met de wijsgeren (Handelingen 17: 16-34). Hij overtuigde de Joden met hun rituelen (zie Hebreeën). Hij sprak over het kruis van Christus alleen tot de immorele Korintiërs (1 Korinthe 2: 2). Hij was een Jood, maar hij werd een heiden om de Galaten te bereiken. "Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden." (1 Korintiërs 9:22)
HET BEGIN GEDENKEN “U weet toch dat ik u de eerste keer het Evangelie heb verkondigd in lichamelijke zwakheid.” (Galaten 4:13) In zijn tweede zendingsreis naar Europa werd Paulus door de Geest geleid door Galatië (Handelingen 16: 6-10). Paulus rustte in Galatië van wege een oogziekte. Hij nam die gelegenheid om van zijn geloof te getuigen voor de Korintiërs, die hem zo lief hadden, dat ze hun ogen zouden hebben uitgerukt om die aan hem te geven als ze dat zouden kunnen (Galaten 4:15). Aan het einde van zijn brief vertelde Paulus hen dat hij nog steeds problemen had met zijn ogen (Galaten 6:11). Paulus deed een beroep op de gevoelens van vreugde die de Galaten kenden toen ze de waarheden van het evangelie kenden. Waren die gevoelens verdwenen?
DE WAARHEID VERTELLEN “Ben ik dan uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen?” (Galaten 4:16) Paulus besloot de Galaten te confronteren met hun gedrag, zelfs als dat hun relatie zou kunnen ondermijnen. Zijn motivatie was puur. Hij hield zoveel van hen, dat hij geen van zijn zonen en dochters in het geloof wilden verliezen. Zijn houding was tegengesteld aan die van de valse leraren die de genegenheid van de Galaten voor egoïstische redenen wilden winnen (Galaten 4:17). Blijkbaar was Paulus vermaning naar de Galaten succesvol. Zij bewaarden zijn brief; dus het lijkt erop dat ze op zijn vermaning reageerden en daaraan gevolg gaven. Op die manier lieten ze zien hoe ze Paulus in aanzien hielden en hoe ze de waarheid hadden aanvaard die hij hen had gepredikt.
“Paulus smeekte degenen die eens in hun leven de kracht van God hadden ervaren, tot hun eerste liefde voor de evangeliewaarheden terug te keren. Met onweerlegbare argumenten schilderde hij hun het voorrecht om vrije mannen en vrouwen te worden in Christus, door Wiens verzoenende genade allen die zich algeheel overgeven, bekleed worden met het kleed van Zijn gerechtigheid. Hij nam het standpunt in dat iedere ziel die gered wilde worden, een onvervalste, persoonlijke beleving in de dingen Gods moest hebben. De ernstige waarschuwingen van de apostel waren niet tevergeefs. De Geest werkte met grote kracht, en velen wier voet had gewandeld op vreemde wegen, keerden tot hun eerste geloof in het evangelie terug. Voortaan bleven zij standvastig in de vrijheid waarmee Christus hen had vrijgemaakt. In hun leven openbaarden zich de vruchten van de Geest — “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing". Gods naam werd verheerlijkt, en velen uit die gehele streek werden aan het getal der gelovigen toegevoegd.” E.G.White (De handelingen der Apostelen (voorheen “Van Jeruzalem tot Rome), hoofdstuk. 36 – “Afval in Galatië” - blz. 284)