Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Zondag 3 maart middagdienst
Psalm 37 : 2, 3, 6 Psalm 62 : 4, 5, 6 God heeft de mens verboden om te stelen Berijming “De Tien geboden” vs. 10 Gezongen geloofsbelijdenis Psalm 37 (Naardense Vertaling)
2
Welkom in deze middagdienst
Voorganger: Ds. H. de Bruijne Ouderling: Egge Groenewold Organist: Wim Brunsveld
3
Happietaria = eten voor het goede doel
= visindustrie West Togo Reserveer, alleen of met de kring!
4
Spreuk van de week “Wie de waarheid spreekt, dient het recht, een valse getuige verkondigt slechts leugens .” (Spreuken 12: 17)
5
Welkom en mededelingen
6
Psalm 37 : 2, 3, 6 Verlustig u, mijn ziel, in God den HERE. Hij maakt het wel voor wie op Hem vertrouwt. De HEER vervult uw diepste zielsbegeren. Wentel op Hem al wat uw weg benauwt. Uw recht zal eenmaal helder triomferen, zoals het middaglicht zijn intocht houdt.
7
Psalm 37 : 2, 3, 6 Wees niet afgunstig op de welgeachte die zich verheft op 't kwaad door hem gedaan. Verteer u niet in toornige gedachten, maar beid Gods tijd, wees stil, leer het verstaan dat Hij het land geeft aan wie op Hem wachten en dat wie kwaad doet kwalijk zal vergaan.
8
Psalm 37 : 2, 3, 6 Is niet het schamel deel van de oprechten meer dan het goud, door bozen opgetast? God breekt en maakt. Hij ondersteunt zijn knechten. Hij kent hun tijd, hun heil staat bij Hem vast. Als zorg hen kwelt, Hij zal hun zaak beslechten. Als honger dreigt, zij gaan bij Hem te gast.
9
Stil gebed, votum, groet
10
Psalm 62 : 4, 5, 6 Wees stil, mijn ziel, tot God uw Heer, Hij immers schenkt u altijd weer zijn heil, - op Hem toch kunt gij bouwen. Wankel dan niet, want Hij staat vast, Hij is, ook als het onheil wast, uw rots, uw enige vertrouwen.
11
Psalm 62 : 4, 5, 6 Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots, mijn naam rust in de schutse Gods. O volk, uw God laat u niet vallen. Als gij voor Hem uw hart uitstort, vertrouw dat gij gezegend wordt: God is een schuilplaats voor ons allen.
12
Psalm 62 : 4, 5, 6 Zet nooit uw hart op geld of goed, zie toe dat gij geen onrecht doet, want alle macht is snel vervlogen. 't Zij hoog of laag, 't zij arm of rijk, gij zijt een ademtocht gelijk, lucht, in een weegschaal afgewogen.
13
Gebed
14
We lezen uit de Naardense Vertaling: Psalm 37
15
1 Afgunstig op kwaden, wées dat nóoit, beníjd de bóosdoeners níet: 2 want als gras verdórren zij íjlings, verwélken als ténger gróen.
16
3 Bouw op de Ene, dóe wat góed is, bewoon de áarde én wees tróuw; 4 heb vreugd in de Éne en hijzélf zal je géven de wéns van je hárt.
17
5 Cirkel in al je gángen om de Éne, vertrouw op hém en híj zal het dóen; 6 en zal als het licht laten ríjzen je récht, als de middagzon doen strálen jé gelíjk.
18
7 De Ene: wees stil voor hem, verbeid hem; benijd niet, al beréikt hij zijn dóel, de man die wérkt met lísten en lágen. 8 Erger je niet, wórd niet bítter, voed geen áfgunst, het stícht maar kwáad:
19
9 eens gaan bózen te grónde; en die hopen op de Éne, zij beérven het áardrijk. 10 'n Flits en wie kwáad zaait is héen, je zóekt zijn stándplaats: verdwénen!-
20
11 de ootmoedigen, de dulders, zij beérven het áardrijk, laven zich aan een óvervlóed van vréde. 12 Godvergetenen belágen de opréchte, knársen tegen hém hun tánden;
21
13 de Heer kan alléen maar om hen láchen, want hij zíet dat zíjn dag zal kómen. 14 Hebben boosdoeners getrokken hun zwaard en spannen ze hun boog om te vellen een gebógene, een árme, om te vermóorden wie éerlijk hun wég gaan:
22
15 daar dringt hun zwaard hun zélf in het hárt, hun bógen wórden verbróken. 16 Is niet het béetje der vrómen méer dan de óvervloed der bózen?-
23
17 want de armen van bóosdoeners bréken, en rechtváardigen, die schráagt de Éne. 18 Kennen wil de Ene de dágen van volmáakten, hun érfdeel zal zíjn voor éeuwig;
24
19 in kwade tijd ónverslágen vinden zij zelfs in hóngersnóod hun vóedsel. 20 Laat maar, want boosdoeners vergaan, de vijanden van de Ene zijn als de blóemen op het véld, ze verdwíjnen, gaan óp in róok.
25
21 Maakt een booswicht schulden die hij níet vergóedt, een oprechte is míld én deelt úit. 22 Die hij zegent beérven het áardrijk, die hij vervlóekt, die máait hij wég.
26
23 Paalvast maakt de Ene voor een kérel zijn schréden, in zijn wég heeft híj behágen; 24 mocht hij vallen, gevéld is hij níet, want de Éne schráagt zijn hánd.
27
25 Nooit heb ik, toen ik jong was, ook niet toen ik oud werd, een rechtvaardige gezíen verláten, of zijn zaad zien bédelén om bróod: 26 al de dag gúnt hij en léent hij, zijn záad is tót een zégen.
28
27 Ontloop het kwade, dóe het góede, dan mag je wónén voor éeuwig; 28 want de Ene bemínt het récht, zijn vríenden verláat hij níet. zij worden bewáard voor éeuwig en wéggemaaid wordt het záad van bózen.
29
29 Rechtvaardigen, zij beérven de áarde, zij mogen haar blíjvénd bewónen, 30 Spellen zal de mond van een rechtváardige wíjsheid, zijn tóng spreekt úit wat het récht is;
30
31 de Wet van zijn Gód is in zijn hárt, daarom wánkelt zijn wándel nóoit. 32 Tracht een boze de rechtváardige te vángen en zóekt hij hém te dóden,
31
33 dan houdt hem de Éne uit zijn hánd, duldt hij níet dat zijn récht wordt verkrácht. 34 U, hoop op de Ene en bewaak zijn weg: en hij zal je verheffen om de áarde te beérven,- en het wegmaaien van bóosdoeners zúl je zíen.
32
35 Eens zag ik een bóosdoener, gewéldig, zich blóotgeven,- als een gróene céder. 36 Voorbij ging iemand, zie, híj was wég; ik zócht hem, maar níets meer te vínden!
33
37 maar bewaak een volmaakte, zíe aan een opréchte: dat er toékomst is voor een mán van vréde! 38 Weggevaagd worden wie geen grénzen erkénnen, verdélgd wordt de tóekomst van bózen;
34
39 Zalig zijn rechtvaardigen
39 Zalig zijn rechtvaardigen!- hun héil komt van de Éne, hij is hun tóevlucht in tíjd van nóod; 40 de Ene helpt hen, hij redt hen, redt hen van bózen, bevríjdt hen, want hun tóevlucht ís in hém.
35
God heeft de mens verboden om te stelen 1, 2, 3
God heeft de mens verboden om te stelen. De overtredingen zijn talloos vele: niet stelen slechts, ook listige praktijken waarmee ik tracht mijzelf te gaan verrijken ten koste van de naaste en diens goed, dat ik voortdurend respecteren moet.
36
God heeft de mens verboden om te stelen 1, 2, 3
Hij wil niet dat ik maat of munt verander, oneerlijk ben in ’t nadeel van een ander. Met mijn bezit moet ik Hem altijd eren, mijn naaste dienen; daarom wil de HERE niet dat ik uit begeerte gierig leef, misbruik, verkwist de gaven die Hij geeft.
37
God heeft de mens verboden om te stelen 1, 2, 3
God heeft hiermee ook het gebod gegeven tot heil steeds van mijn medemens te leven en in de omgang hem de hulp te bieden, waarvan ik wens dat die mij zal geschieden. Hij eist dat ik mijn arbeid trouw verricht, opdat de nood der arme wordt verlicht.
38
Verkondiging
39
Berijming 10 geboden : 10 Geef dat wij aan geen mens ontstelen het geld, het goed dat Gij hem geeft. Leer mij met volle hand te delen, wanneer mijn broeder minder heeft.
40
Gebeden
41
De collecten zijn vandaag voor: 1. Werelddiaconaat 2. Kerk
42
Gezongen geloofsbelijdenis : 1, 2, 3
‘k Geloof in God de Vader, die almachtig hemel en aarde schiep; in Jezus Christus, Zoon uit God geboren, die Hem tot aanzijn riep, mijn Heer, die van de heilige Geest ontvangen, geboren uit een maagd, geleden heeft ten tijde van Pilatus, onschuldig aangeklaagd.
43
Gezongen geloofsbelijdenis : 1, 2, 3
Gekruisigd en gestorven en begraven, gedaald in helse dood, de derde dag verrezen, opgevaren, zit Hij voortaan naast God, vanwaar Hij op een dag terug zal komen als rechter van ’t heelal en alle levenden en alle doden ten oordeel dagen zal.
44
Gezongen geloofsbelijdenis : 1, 2, 3
De heilge Geest, Hij wordt door mij beleden. ‘k Geloof dat God ons geeft een kerk die heilig is en in de wereld als zijn gemeenschap leeft. ‘k Geloof dat God mijn zonden wil vergeven, mijn lichaam eens bevrijdt van dood en ondergang, en ik zal leven in alle eeuwigheid.
45
Zegen te beantwoorden met
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.