Methoden & Technieken van Onderzoek Hoofdstuk 5 & 6: Onderzoekspopulatie en steekproef Dataverzameling Maurice Scheepers Kamer H4.318 M.M.A.Scheepers@HRO.nl
Onderzoekspopulatie + Steekproef Universum Populatie Steekproef Respons Bruikbare respons
Onderzoekspopulatie + Steekproef Aselecte steekproeven Enkelvoudig Aselect Voorbeeld: “grabbelton” Systematische steekproef met aselect begin Voorbeeld: funda.nl: het 7e huis op iedere pagina selecteren Gestratificeerde steekproef (strata = deelpopulaties) Voorbeeld: funda.nl: i.p.v. aselect “huizen” kiezen, kies je een x-aantal appartementen,(half-) vrijstaande woonhuizen, etc. Strata: proportioneel of disproportioneel verdeeld
Onderzoekspopulatie + Steekproef Meertrapssteekproeven Clustersteekproef Voorbeeld: Aselect gemeente kiezen, in die gemeente wordt aselect een straat gekozen, en ieder huis in die straat komt in de steekproef terecht. Selecte steekproeven Quotasteekproef: idem als gestratificeerde steekproef, maar nu een selecte steekproef uit iedere deelpopulatie Doelgerichte steekproef
Steekproefgrootte Steekproefgrootte afhankelijk van: Heterogeniteit van de populatie Vereiste nauwkeurigheid (beschikbaarheid tijd en geld) Praktisch: minimaal 30 eenheden (per subgroep die je wilt analyseren) → centrale limietstelling
6.1 Dataverzameling Definiëren en operationaliseren Vb. “Stress” Hoe meet je dat? Hoe vraag je dat? Begrip instrument Definiëren: Omschrijving wat wij onder stress verstaan Operationaliseren: Vertalen in meetbare termen Dimensies onderscheiden Verschillende “kanten” van het begrip Homogeen begrip: één dimensie (vb. leeftijd) Heterogeen begrip: méér dimensies (“stress”)
6.2 Dataverzamelingsmethoden Geschikte dataverzamelingsmethode: Werken met bestaande gegevens Goedkoop Interview (schriftelijk / mondeling) Aangewezen methode bij onderzoeken m.b.t. attitudes, kennis, houdingen, opinies Observeren Aangewezen methode bij gedragsonderzoeken (met uitzondering van weinig voorkomend, ongewenst en/of intiem gedrag)
6.3 Gestructureerde en ongestructureerde dataverzameling Gestructureerd informatie verzamelen: Er is bekend welke informatie je wilt hebben en wat voor antwoorden je kunt verwachten Kennis van het onderzoeksveld noodzakelijk Onderwerp van het onderzoek sterk afgebakend Ongestructureerd informatie verzamelen: Onderwerpen liggen niet exact vast en informatie is niet altijd voorspelbaar Meer kwalitatief (dan kwantitatief) karakter Kan vooraf gaan aan een gestructureerde informatieverzameling
6.4 Directe & indirecte dataverzameling Directe of indirecte vraagstelling: afhankelijk van het onderwerp van je onderzoek: Directe informatieverzameling: (“Wat is je inkomen?”) Meest nauwkeurig… Indirecte informatieverzameling: (“Verdien je meer of minder dan modaal?” Of: “In welke wijk van Rotterdam woon je?”) Let op: Meet ik wel wat ik beoog te meten?
6.5 Meetniveaus (antwoordschalen) Nominaal Ordinaal Interval Ratio
6.6 Instrumentele betrouwbaarheid Betrouwbare meting: Meting niet afhankelijk van toeval Vaststellen betrouwbaarheid: Stabiliteit door de tijd heen (m.b.v. correlaties test- en her-testresultaten vergelijken) Homogeniteit van de vragenlijst (vb. 5 vragen/ variabelen over “stress”; meten die wel allemaal hetzelfde begrip?) Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (mate waarin de observatie beïnvloed wordt door de observator)
6.7 Instrumentele validiteit meet je wat je beoogt te meten? Een betrouwbare meting is een voorwaarde, maar geen garantie voor validiteit! Begripsvaliditeit: nagaan of er samenhang is tussen jouw meting en de meting van een ander m.b.t. een verwant begrip. Predictieve validiteit: in welke mate kunnen scores ándere scores voorspellen? (vb. IQ-test en schoolprestaties)