Oriëntatie- en toelatingsproeven: spelen met de toekomst van 18-jarigen?
Waarom oriënteringsproeven niet nodig zijn 2
Grootschalig onderzoek Databank Hoger Onderwijs Onderzoek studieverloop van generatiestudenten Studieverloop van ongeveer generatiestudenten uit academiejaren t.e.m die ‘volledig programma’ opnemen in het eerste jaar: Universiteit: studenten Hogeschool – academisch: studenten Hogeschool – professioneel: studenten Analyses: ‒ prestaties in jaar 1 ‒ uitval en heroriëntatie in en na jaar 1 ‒ verdere studieverloop (diploma’s, verdere uitval …) ‒ prestaties in opleiding waarnaar geheroriënteerd ‒ situatie 5 jaar na eerste inschrijving (voor cohort 2008) 3
(Zowel aan de hogeschool als aan de universiteit) ± 50% van de generatiestudenten presteert (zeer) goed ± 50% van de studenten verwerft in eerste jaar 48 SP of meer (≥ 80% van actieve opgenomen studiepunten) 85% van deze studenten behaalt een diploma op 3 of 4 jaar in de beginopleiding Slaagcijfers in het eerste jaar 4
± 75% van de generatiestudenten die gestart zijn aan de universiteit behaalt een diploma HO binnen de 5 jaar. (zelfs 80% indien direct van SO naar HO) 55% in de gekozen beginopleiding en 21% in een geheroriënteerde opleiding (aan universiteit of hogeschool). ± 60% van de generatiestudenten die gestart zijn in een professionele opleiding aan de hogeschool behaalt een diploma HO binnen de 5 jaar. 54% in beginopleiding en 6% in geheroriënteerde opleiding. verhouding diploma’s:42% universitair of hogeschool-ABa 58% professioneel Situatie 5 jaar na eerste inschrijving 5
13% van de generatiestudenten is in jaar 5 nog aanwezig in het HO en haalt dat jaar geen diploma (3,5% in beginopleiding). 10,5% is weg uit het hoger onderwijs. Gestart aan de universiteit – situatie na 5 jaar 6
(Gestart aan hogeschool in een professionele bacheloropleiding) 7% van de generatiestudenten is in jaar 5 nog aanwezig in het HO en haalt dat jaar geen diploma 33% is weg uit het HO (naar HBO5?) Gestart aan de hogeschool – situatie na 5 jaar 7
OECD Indicators (2014) Gemiddelde leeftijd waarop jongeren een academisch bachelordiploma behalen is het laagst in België, nl. 22 jaar. 80% van die jongeren is jonger dan 24 jaar. % jongeren in België met HO-diploma ligt rond OESO-gemiddelde. ‒ % jongeren in België met academische diploma ligt onder OESO-gemiddelde. ‒ % jongeren in België met professioneel diploma ligt boven OESO-gemiddelde. 8
OECD Indicators (2014) – Gemiddelde leeftijd Gemiddelde leeftijd van afgestudeerden 9
% van jarigen met diploma HO (2012) HOacademischprofessioneel OECD België Nederland43403 Frankrijk UK48408 Duitsland29199 Spanje Italië22 / Zweden43349 Finland40391 USA Canada Japan OECD Indicators (2014) – Diploma HO 10
Waarom oriënteringsproeven niet werken 11
Basics van testtheorie Oriënteringsproef: test waarbij studenten een testscore behalen (bv. 12/20). Na het afleggen van de examens in het eerste jaar halen studenten een criteriumscore (bv. 70% van de studiepunten werd behaald). De correlatie is de samenhang tussen de testscores en de criteriumscores. Bij positieve samenhang is de correlatie een getal tussen 0 en 1 (correlatie 0: ellips wordt cirkel, correlatie 1: ellips wordt rechte). In de internationale literatuur is er geen enkele proef bekend met correlatie hoger dan 0,50 – 0,55. Oriënteringsproef vat nooit alle factoren die studiesucces bepalen. criterium scores 12 criterium scores testscores
Adviezen op basis van oriënteringsproef criterium test selectiegrens voldoet voldoet niet criteriumgrens negatief adviespositief advies A D B C A en D foutieve adviezen A= vals negatief, D= vals positief B en C correcte adviezen Goede en foute adviezen Als de correlatie, de criteriumgrens en de selectiegrens bekend zijn, kan het percentage studenten in de vakken A, B, C en D berekend worden.
(Rekenvoorbeeld) Keuze van de criteriumgrens – We willen alleen de zwakste studenten tegenhouden. Keuze criteriumgrens: > 30% van studiepunten verwerven. – We willen alleen de sterkste studenten toelaten. Keuze criteriumgrens: ≥ 80% van studiepunten verwerven. Keuze van de selectiegrens De 20% slechtst scorende studenten op de oriënteringsproef krijgen een negatief advies. Welke studenten willen we tegenhouden? 14
Criteriumgrens: > 30% SP verwerven (zwakste studenten tegenhouden) Foutieve adviezen: (correlaties: Luci: 0,37; ijkingstoets WET: 0,48) >30% verwerven≤ 30% verwerven correlatie 0,35 negatief advies (toets)57% (vals negatief) positief advies (toets)20,5% (vals positief) correlatie 0,50 negatief advies (toets)49% (vals negatief) positief advies (toets)18,5% (vals positief) selectiegrens Spelen met de toekomst van 18-jarigen ? 15
Criteriumgrens: ≥ 80% SP verwerven (sterkste studenten toelaten) Foutieve adviezen: ≥ 80% verwerven< 80% verwerven correlatie 0,35 negatief advies (toets)30% (vals negatief) positief advies (toets)45% (vals positief) correlatie 0,50 negatief advies (toets)22% (vals negatief) positief advies (toets)43% ( vals positief) selectiegrens Spelen met de toekomst van 18-jarigen? 16
Deelnemers aan examen = selecte groep (‘preselectie’) 50% van vaders en 37% van moeders heeft universitair diploma ± 40% heeft minstens 1 ouder werkzaam in gezondheidszorg Bijna alle deelnemers uit wetenschappelijke ASO-richtingen Geen schoolse vertraging Selectiegrens: zeer hoog, beperkt aantal toegelaten tot opleiding (1/5). Waarom ‘werkt’ de toelatingsproef geneeskunde wel? 17
Resultaat: Zeer veel studenten onterecht afgewezen Zeer weinig studenten onterecht toegelaten Aantal universitair opgeleiden zou sterk dalen indien we dit voor alle opleidingen zouden doen Enkel verantwoord in kader van contingentering! Waarom ‘werkt’ de toelatingsproef geneeskunde wel? niet toegelaten selectiegrens 18
Niet alle doelgroepen presteren even goed op proeven Internationaal onderzoek: vrouwen, etnische origine, sociale klasse… Cijfers toelatingsexamen arts/tandarts (L. Roggemans, B. Spruyt; VUB) (gegevens van 2013, sessie 1, SO afgewerkt in België) Ongewenste neveneffecten VROUWEN deelnameslaagpercentage man34,2%22,5% vrouw65,8%13,2% 19
LAAGOPGELEIDE OUDERS Ongewenste neveneffecten deelnameslaagpercentage beide ouders laagopgeleid (SO) 13,8%9,5% 1 ouder hoogopgeleid (HO) 19,1%12,3% beide ouders hoogopgeleid (HO) 67,1%18,2% ANDERE ‘THUISTAAL’ DAN NEDERLANDS Nederlandsandere dan Frans, Duits, Engels taal vader86,8%6% slaagpercentage16,9%3,3% taal moeder89,3%6% slaagpercentage16,5%6,1% 20
Percentage studenten in HO met laaggeschoolde ouders (geen hoger SO) ligt voor Vlaanderen 30% onder OESO-gemiddelde. Ongewenste neveneffecten 21
Conclusies 22
Wetenschappelijk niet verantwoord, zelfs als het advies niet-bindend is. Er zijn – onvermijdelijk – veel te veel foute adviezen. Verhogen het studierendement nauwelijks, tenzij heel veel studenten afgewezen worden (zie toelatingsproef geneeskunde). (Maar we hebben nu al te weinig universitair afgestudeerden…) Ernstige ongewenste neveneffecten Bepaalde deelgroepen van jongeren (meisjes, kinderen van laagopgeleide ouders, kinderen van allochtone ouders) hebben beduidend en systematisch minder kans op slagen. Niet nodig: 75% van de studenten gestart aan universiteit behaalt een HO-diploma binnen de 5 jaar, hetzij in de oorspronkelijke opleiding, hetzij na heroriëntering (zelfs 80% indien direct van SO naar HO). De situatie bij de hogescholen is minder goed. Van de studenten gestart in een professionele bachelor heeft binnen 5 jaar 60% een diploma behaald, maar 33% is in die periode verdwenen uit het HO zonder diploma. Er moet nog onderzocht worden hoeveel van deze studenten mogelijk in HBO5 opleidingen een diploma behalen. Oriënteringsproeven doorstaan de toetsing niet 23