de gezouten waarheid
Kolosse 4:6 Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven. lett. in genade
Kolosse 4:6 Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven. CV: met zout gekruid
lett. ZIJNDE SAMEN-GEZOUTEN Handelingen 1:4 En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten.... lett. ZIJNDE SAMEN-GEZOUTEN
smaakmaker bederfwerend
Leviticus 2:13 En elke offergave van uw spijsoffer zult gij zouten, gij zult het zout van het verbond uws Gods aan uw spijsoffer niet laten ontbreken; bij al uw offergaven zult gij zout voegen.
Numeri 18:19 Alle heffingen der heilige gaven, die de Israelieten als heffingen de HERE brengen, geef Ik u en uw zonen en uw dochters met u tot een altoosdurende inzetting, een altoosdurend ZOUTVERBOND is het voor het aangezicht des HEREN voor u en uw nakomelingschap.
2Kronieken 13:5 Is het u niet bekend, dat de HERE, de God van Israel, het koningschap over Israel voor altijd aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, een ZOUTVERBOND?
genezend zout
2Koningen 2 – genezend zout 19 De mannen van de stad (=Jericho) zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte.
2Koningen 2 – genezend zout 20 Toen zeide hij: Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een.
2Koningen 2 – genezend zout 21 Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de HERE: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen.
2Koningen 2 – genezend zout 22 En het water werd gezond, tot op deze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had.
gezouten waarheid
Efeze 5 1 25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad- en Zich voor haar overgegeven- heeft,
Efeze 5 1 26 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord,
Efeze 5 1 27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, STRALEND, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. "Alles is schoon aan u, mijn liefste, zonder enig gebrek zijt gij."
Efeze 4:29 2 Geen liederlijk (lett. verrot) woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen. zuur (bedorven) zout (bederfwerend)
Kolosse 3:16 3 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst attendeert en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.