TEKST 13 SAMENWERKING IN HET ALGEMEEN RELATIE MET VOORGAANDE ‘GROEP’-TEKSTEN: TEKST 9 EN 10 ONTWIKKELING VAN DE EFFECTIEVE TAAKGROEP TEKST 11 EN 12 GEDRAG EN FACTOREN DIE SUCCES BEPALEN TEKST 13 DE BASIS VAN ALLES: COMMUNICATIEVE VAARDIGHEID
UITWISSELEN VAN INFORMATIE TUSSEN MEERDERE PERSONEN: BEDENKEN, GEVEN, ONTVANGEN EN VERWERKEN VAN BOODSCHAPPEN zie p. 97: model communicatieproces
NAUW VERBONDEN AAN COMMUNICATIE: SOCIALE WAARNEMING, TEKST 3 REFERENTIEKADER, P. 24 HIERMEE INTERPRETEER / BEOORDEEL JE DE INFORMATIE VAN ANDEREN ZIJ DOEN DAT OOK NAAR JOU! DUIDELIJK TE ZIEN IN ASPECT 3, P. 99: ‘WAARHEID’ IS SUBJECTIEF
GEZEGDE: ‘OVER SMAAK VALT NIET TE TWISTEN’ ALS JIJ IETS MOOI VINDT EN IK NIET, WIE HEEFT DAN GELIJK? ZIE ASPECT 2, P. 99 CULTUUR & COMMUNICATIE NA HET RIJKE MAAL LAAT IK EEN LUIDE BOER STELT DE GASTHEER DAT OP PRIJS?
REKENING HOUDEN MET ELKAARS REFERENTIEKADER IS VAN GROOT BELANG VOOR GESLAAGDE COMMUNICATIE OOK: DOSERING/MIX VAN VERBAAL-NONVERBAAL KEUZE VAN KANAAL VERMIJDEN VAN RUIS
DE ‘IDEALE’ DOCENT IN COMMUNICATIEF OPZICHT: MAAKT NIET DE FOUTEN OP P. 96/97 1 KENT ZIJN VERHAAL 2 DUIDELIJKE PRESENTATIE (stemgebruik, PowerPoints, Prezi, internet, ruimtelijke opstelling, gebaren, etc.) 3 ZIET TOE OP RUST IN DE KLAS 4 ZIET WANNEER STUDENTEN IETS NIET GOED BEGRIJPEN EN REAGEERT DAAROP
VERBAAL COMMUNICEREN: EERDER WEDERZIJDS BEGRIP OVER DE INHOUD: geen misverstand bij wat zwart/wit, jongen/meisje, huis, team, prestatiemotivatie of creativiteit is OM EMOTIES OVER TE BRENGEN MOEILIJKER VOOR WEDERZIJDS BEGRIP NON-VERBALE COMMUNICATIE IS DAARVOOR MEER GESCHIKT
JE HEBT EEN HEKEL AAN IEMAND EN JE ZEGT: ‘LEUKE JAS HEB JE AAN’ JE VINDT IEMAND AARDIG EN JE ZEGT: ‘LEUKE JAS HEB JE AAN’ VERBALE INHOUD IS PRECIES GELIJK, DOOR NON-VERBALE ‘VERPAKKING’ TEGENGESTELDE BOODSCHAP!
HOE JE EEN BOODSCHAP BRENGT, HANGT O. A HOE JE EEN BOODSCHAP BRENGT, HANGT O.A. VAN JE PERSOONSKENMERKEN, ZIE OOK P. 22 P. 100 SCHEMA STIJLEN P. 101 NOG MEER STIJLEN OP BASIS VAN PERSOONSKENMERKEN
WAT JE PERSOONLIJKE STIJL OOK IS, E = KxA IS STEEDS VAN TOEPASSING, zie p. 102 Het EFFECT van je boodschap op de ander hangt af van de mate waarin deze die inhoudelijk waardeert (KWALITEIT) en als waar/juist/volledig, etc. aanvaardt (ACCEPTATIE)
KWALITEIT = ACCEPTATIE = DE ARGUMENTEN, FEITEN WAAROP EEN OORDEEL IS GEBASEERD, DE VOORGESTELDE PROBLEEMOPLOSSING ACCEPTATIE = DE BOODSCHAP ALS WAAR, BELANGRIJK, DE MOEITE WAARD, ETC. ERVAREN. DE BOODSCHAP IN DE VORM VAN EEN GEDRAGSADVIES UITVOEREN
JE KUNT HET OOK ZO BEKIJKEN: STAAT DE KWALITEIT VAN MIJN BOODSCHAP VOOR DE ONTVANGER VAST? JA OF NEE ACCEPTEERT DE ONTVANGER MIJN BOODSCHAP? JA OF NEE BIJ 2 X JA: DE ANDER GELOOFT JE, DOET WAT JE ZEGT, ETC. K = JA, ACC= NEE: RELATIE STAAT VOOROP, VERTROUWEN, SYMPATHIE K = NEE, ACC = JA: INHOUD, ARGUMENTATIE STAAT VOOROP BIJ 2 X NEE: ALLEEN MET GEWELD HEEFT JE BOODSCHAP EFFECT
DOCENT HEEFT ‘BOODSCHAP’ NAAR STUDENT: EFFECT BIJ DE LAATSTE? DE STATUS VAN DE DOCENT STAAT (NOG) NIET TER DISCUSSIE: ACCEPTATIE = JA MAAR GEEFT HIJ GOED LES? DAT IS DE KWALITEIT VAN ZIJN BOODSCHAP, INHOUDELIJK DUS!
KRITIEK VAN STUDENTEN GAAT MEESTAL OM DE KWALITEIT VAN HET LESGEVEN / STUDIEMATERIAAL/ TENTAMENOPGAFVEN, ETC. NIET OM DE PERSOON VAN DE DOCENT OF DIENS RELATIE MET STUDENTEN