Mediavergelijking Toetsing
Opzet tentamen: 4 korte kennisvragen (3 regels=5 punten per vraag) 3 Lange verdiepingsvragen (5 regels= 15 punten per vraag) 1 essayvraag (15 regels= 35 punten voor 1 vraag)
Voorbeelden korte vragen: 1.Wat bedoelt McLuhan met Macromythes? 2.Wat bedoelt Massumi met dat de acteur ‘short of actual’ is? 3.In dit fragment leest schrijver James Joyce voor uit zijn Finnegans Wake. Waarom vindt McLuhan het belangrijk wat hier gebeurd?
Voorbeelden lange vragen 1.Waarom is de tegenstelling actual-virtual niet dualistisch? 2.Een acteur is wel/niet aan het representeren. Leg beide posities uit. 3.Wat betekent mimesis bij Plato en bij Aristoteles?
Voorbeelden lange vragen 1.Fractals zijn ruimtelijke weergaven van wiskundige functies waarbij iedere ‘still’ uiteindelijk ongeveer terug te brengen is tot het geheel (er zitten loops of spiralen in). Het is optisch wat minder spectaculair, maar dit idee moet in principe ook toe te passen zijn op ‘tijd’. Kunnen we dit beter zien in het theater of in de film? En hoe? Kan je voorbeelden noemen? 2.Manovich stelt dat synthetische foto’s meer ‘realistisch’ zijn dan traditionele foto’s. Zou je dit kunnen uitleggen met behulp van het begrip ‘threshold of perception’?
“This is not an attack on the WTC, but an attack on democracy.” 1.President Bush gebruikt graag ferme taal als commentaar op een situatie. Leg de bovenstaande uitspraak (en de daaraan verbonden gebeurtenissen) uit met behulp van de volgende concepten: Order-word Collective assemblage Frequency-Resonance Niet-lichamelijke transformaties Lichamelijke modificaties