Als normovertreding voordelig is, waarom dan toch normnaleving? Wout Ultee Hedendaagse sociologische theorieën 18-11-2010 Naar aanleiding van Abram de Swaan, Zorg en de staat, 1988, en James M. Buchanan, ‘Ethical rules, expected values, and large numbers’, Ethics, 76(1965)1-13
De Swaans vraagstelling op blz. 12: Hoe en waarom kwamen mensen ertoe om collectieve, nationale en bindende regelingen te treffen ter bestrijding van tekorten en tegenslagen die hen toch elk afzonderlijk troffen en die individuele remedies leken te vereisen?
De Swaan staat een historische sociologie voor. Hoeveel is daarvan te merken in de vraagstelling van Zorg en de staat?
Er zijn minstens vier verbeter- punten
Deze vraagstelling heeft niet uitdrukkelijk betrekking op een bepaalde tijd en plaats. Welke zijn dat?
Deze vraagstelling zegt wel naar welk punt regelingen over tekorten en tegenslagen zijn veranderd in de loop der tijd, maar naast dat eindpunt wordt geen beginpunt omschreven. Was dat beginpunt de afwezigheid van welke regeling dan ook?
Deze vraagstelling onderscheidt niet scherp beschrijvende vragen van verklaringsvragen: was dat proces van een begin- naar een eindpunt er overal?
Deze vraagstelling doet alsof de ontstane regelingen niet zomaar met bepaalde theorieën kan worden verklaard. Maar welke zijn dat?
Voor de uitdrukkelijke historisering van de Swaans vraag, ga uit van de ondertitel van het boek en de inhoudsopgave: Wanneer precies werden tussen 1500 en anno nu in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten ….
vervangen door collectieve en, nationale en bindende regelingen …. Voor de volledige omschrijving van het proces, zie de tekst rond de vraagstelling: Wanneer precies werden tussen 1500 en anno nu in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten categorale, locale en vrijwillige regelingen ter bestrijding van de tekorten en tegenslagen die de inwoners van deze landen in deze tijden troffen vervangen door collectieve en, nationale en bindende regelingen ….
vervangen door collectieve en, nationale en bindende regelingen, Voor de waarom-vraag, zie de passages over de dilemma’s van collectieve actie: Wanneer precies werden tussen 1500 en anno nu in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten categorale, locale en vrijwillige regelingen ter bestrijding van de tekorten en tegenslagen die de inwoners van deze landen in deze tijden troffen vervangen door collectieve en, nationale en bindende regelingen, En hoe kan deze verschuiving worden verklaard met behulp van theorieën volgens welke mensen op rationele wijze op hun eigenbelang uit zijn, die toch doen veronderstellen dat regelingen op hun hoogst categoraal, locaal, en vrijwillig zijn?
Hoe gaat De Swaans oplossing van dit probleem eruit zien? En staat bij De Swaan een theorie voor een aantal begrippen ? Of staat bij De Swaan een theorie voor een aantal proposities ? Staat een theorie voor verbanden tussen de verschijnselen waarnaar zijn begrippen verwijzen ? En vormt De Swaan aanvankelijk richtingloze proposities om in falsifieerbare en informatieve uitspraken ?
De Swaan, blz. 12, net na de probleemstelling: Tweeërlei gedachtengangen … leiden samen tot een antwoord. … het begrip ‘externe effecten’ … ‘het begrip menselijke figuratie’… Hier moet een lezer nog van de twee begrippen zelf een falsifieerbare, informatieve propositie maken
Zal bij De Swaan het als-gedeelte van een propositie over externe effecten handelen, of zal juist in het dan-gedeelte naar externe effecten worden verwezen? En zal bij De Swaan dan in het eerste gevel het dan-gedeelte van deze propositie over figuraties handelen, en in het tweede geval het als-gedeelte?
Het richtingloze antwoord op De Swaans vraag : De aard van de figuratie bepaalt of er collectieve, nationale en bindende regelingen komen, (waarbij dergelijke regelingen bepaalde negatieve externe effecten vermijden)
Welke figuraties onderscheidt De Swaan per hoofdstuk ? En welke figuraties onderscheidt hij in het hoofdstuk over landloperij ? En om welke negatieve externe effecten gaat het daar ?
De negatieve externe effecten in hoofdstuk 2 over landloperij: Rondtrekkende zwervers vergroten epidemieën, die ook de rijken treffen Een grote groep zonder blijvend werk heeft voor de rijken trouwens ook positieve externe effecten : Arbeidskrachten voor seizoensarbeid en dergelijke
De figuratie in hoofdstuk 2 over landloperij: Een n-personenspel van gemeenten
De propositie in hoofdstuk 2 : Religonale landloperij komt minder voor als elke stad een bepaald grondgebied beseft dat zijn buitensluiting van hulpbehoevende armen de kans vergroot dat andere steden ook hulpbehoevende armen buitensluiten
Vertrekpunt voor tekstanalyse hoofdstuk 2 De Swaan blz. 47-50 (of 49-52) in het bijzonder bladzijde 50 over evenwichten bij het dilemma van de gevangenen: ‘Maar zelfs in een figuratie van autonome gemeenschappen hoeft het instabiele evenwicht niet in te storten zolang geen ingrijpende verstoringen het patroon doorbreken van traditionele lastenverdeling in wederzijds vertrouwen en met onderlinge overreding’.
De Swaan en het dilemma bij de wering van landlopers Ga uit van een groot aantal gemeenten. Één gemeente is ‘wij’. Alle andere gemeenten zijn ‘zij’. Als elke gemeente rondzwervende armen toelaat, kost dat vijf eenheden geld. Als een gemeente als enige uitsluit, kost dat aan bewaking van de poort één eenheid en verder niets. Als alle gemeenten uitsluiten, ontstaat landloperij. Dat kost tien eenheden extra boven de poort. Als een gemeente als enige toelaat, dan kost dat vijf plus tien eenheden. De Swaan: getallen zijn ordinaal
De Swaan en het dilemma bij de wering van landlopers door middeleeuwse gemeenten Zij Zij Toelaten uitsluiten -5 -5 -15 -11 Wij Toelaten uitsluiten -1 -5 -11 -11
De Swaan en het dilemma van de wering van landlopers door middeleeuwse gemeenten Zij Zij Toelaten uitsluiten -5 -5 -15 -11 Voor ‘wij’ is uitsluiten de verstandige keuze, maar toelaten is voor iedereen voordeliger Wij Toelaten uitsluiten -1 -5 -11 -11
Volgens De Swaan is de hoek rechtsonder stabiel, hoewel die voor de spelers nadeliger is dan de instabiele linkerbovenhoek. Is dit ook het dilemma van de afzonderlijke landen van Europa bij toelating van mensen uit Afrika?
Een manier om De Swaans betoog sterker te maken De Swaan heeft alleen een ‘opbrengstenmatrix’ of liever gezegd een ‘verliesmatrix’.
Buchanan is in 1965 gekomen met een analyse van dilemma’s met zo’n matrix plus een verwachtingenmatrix. Buchanan vindt het verkeerd te doen alsof het eigen handelen altijd onafhankelijk is van dat van anderen. Mensen weten ‘soms’ best dat als zij iets doen, anderen dat ook gaan doen.
Niemand Helft Iedereen volgt regel volgt regel volgt regel 2 4 6 Ik volg regel niet Ik volg regel wel 1 3 5 Buchanans opbrengstenmaxtrix Buchanan vat de cijfers als echte bedragen op
Buchanans eerste matrix met verwachte kansen Niemand Helft Iedereen volgt regel volgt regel volgt regel 0,6 0,3 0,1 Ik volg regel niet Ik volg regel wel 0,6 0,3 0,1 Buchanans eerste matrix met verwachte kansen Mensen denken dat hun handelen het handelen van anderen niet beïnvloedt
Ik zal de regel NIET volgen In dit geval is de opbrengst voor ik van niet volgen van de regel: 2 * 0,6 + 4 * 0,3 + 6 * 0,1 = 3,0 In dit geval is de opbrengt voor ik van volgen van de regel: 1 * 0,6 + 3 * 0,3 + 5 * 0,1 = 2,0 Ik zal de regel NIET volgen
Buchanans tweede matrix met verwachte kansen Niemand Helft Iedereen volgt regel volgt regel volgt regel 0,6 0,3 0,1 Ik volg regel niet Ik volg regel wel 0,0 0,4 0,6 Buchanans tweede matrix met verwachte kansen Mensen denken dat hun overtreding de kans op overtreding door anderen vergroot
Ik zal de regel WEL volgen In dit geval is de opbrengst voor ik van niet volgen van de regel: 2 * 0,6 + 4 * 0,3 + 6 * 0,1 = 3,0 In dit geval is de opbrengt voor ik van volgen van de regel: 1 * 0,0 + 3 * 0,4 + 5 * 0,6 = 4,2 Ik zal de regel WEL volgen
Buchanans hypothese achter de twee verwachtingenmatrices: Het antwoord op de ‘soms’-vraag Buchanans hypothese achter de twee verwachtingenmatrices: Leden van kleinere groepen veronderstellen eerder dat hun overtreding van een regel ertoe leidt dat anderen dit ook doen dan leden van grotere groepen De Swaans verhaal rijmt dus beter als wordt aangenomen dat het aantal steden in de Middeleeuwen op een bepaald grondgebied klein is
* De bloemfiguratie van de in een staat gesproken talen Welke figuraties onderscheidt De Swaan nog meer volgens de inhoudsopgave van Zorg en de staat? * De figuratie van de sheriff en de twee gevangenen die niet met elkaar mogen overleggen (Von Neumann & Morgensterns dilemma van de gevangenen) * De figuratie van meerdere steden op een zelfde grondgebied vol armen (N-personen dilemma) * De bloemfiguratie van de in een staat gesproken talen * Lenski’s figuratie van een democratische staat met een linkse en een rechtse politieke partij * De vierzijdige figuratie van staat, grote werkgevers, kleine zelfstandigen en arbeiders