Vrije-CLB-Koepel vzw Kansenbevordering en gelijke onderwijskansen (GOK) Nascholing voor VCLB-medewerkers 8 oktober 2009 Brie De Veirman Luc Driesmans Jos Cré
Faire Diagnostiek Kwaliteitsvolle en zorgzame diagnostiek bij allochtone en kansarme leerlingen
4 Criteria faire diagnostiek 1.Vertrouwensrelatie 2.Voldoende informatie (SES en migratie) 3.Positief kader 4.Eigen waarden en (voor-)oordelen onder ogen zien 5.Breed kijken 6.Storende factoren (bias) voorkomen 7.Correcte interpretatie 8.Aangepaste indicering 9.Adviseer met respect 10.Interventie: geloof in de veranderbaarheid
1. Er is een VERTROUWENSRELATIE met de leerling en zijn/haar ouders 1.vertrouwensrelatie met de leerling is ‘conditio sine qua non’ voor elk leerproces en elk diagnostisch proces. 2. t.a.v. de ouders: tijd geven (hulpvraag vaak van de school =>afstemmingsproces voorafgaand aan de diagnostiek) expeditiemodel (samen op weg) ouders/leerling eigenaar van het probleem Niet evident bij allochtonen en kansarmen (psychologische afstand)! DIT VERGT AANDACHT, TIJD en ENERGIE!
2. Er is voldoende INFORMATIE over de aanwezigheid van ongelijke kansen. Met wat men niet WEET kan men ook geen rekening houden (tijdens en na het onderzoek)! 1.Over de leerling: voorgeschiedenis (schoolloopbaan e.a.) 2.Over gezin en buurt: Kansarmoede (S.E.S.): ‘kapitaal’ waarover het gezin beschikt (scholingsgraad ouders; tewerkstelling; woonsituatie…) Etniciteit (migratiegeschiedenis, taalgebruik…) 3.Over de school: School/klasklimaat t.a.v. kansarmen/allochtonen GOK-beleid (algemene maatregelen) Specifieke leerlinggerichte maatregelen
3. Er is een POSITIEF KADER opgebouwd: School, CLB, ouders/leerling en externe organisatie zien elkaar als partners
4. DE EIGEN WAARDEN EN (VOOR)OORDELEN worden onder controle gehouden. 1.Eigen ‘beliefs’ (verwachtingspatroon) zijn een belangrijke potentiële bron van ‘bias’ (storing van de meting) Beliefs kunnen een vertrouwensrelatie in de weg staan Zich bewust zijn van de eigen (voor-) oordelen (middenklasse-bril, verwachtingspatroon, attributies, generalisaties…) 2.Weerstand (vooroordelen) bij ouders (en leerlingen): kunnen kaderen en er mee omgaan
5. BREED KIJKEN naar de leerling en zijn/haar context (Onderzoeksfase => ‘WAT?’) De leerling BREED bekijken: De leerling in zijn/haar CONTEXT (gezin en school) Verschillende kenmerken (cognitie, andere vaardigheden, socio-emotionele) Zoeken naar risicopunten en POSITIEVE KRACHTEN
6. DESKUNDIGHEID TIJDENS HET ONDERZOEK (Onderzoeksfase: ‘HOE?’) 1.De evolutie bekijken 2.Een goede keuze maken van de meetinstrumenten 3.Gebruik van de instrumenten: rekening houden met storende factoren (‘bias’) tijdens het onderzoek (cfr. wetenschappelijk onderzoek) 4.Naast algemene normen ook specifieke normen gebruiken
(1) Bekijk de evolutie Niet op één testmoment voortgaan Is er vooruitgang? Extra belang bij kansarmen: is er een inhaalbeweging merkbaar?
(2) Keuze van de instrumenten 1.Een waaier van instrumenten (naast tests ook observatie, zelfevaluatie, gesprekken met anderen, schoolrapportanalyse…) 2.Is het instrument wel geschikt voor deze (kansarme) leerling (cultuurgevoeligheid)?
(3) Hou rekening met storende factoren Prestatie - motivatie Taalvaar digheid Cultuur- vertrouwd heid Test- vaardig heid uitsluiten Inschatten (=>Interpre tatie)
(4) Scoring naast algemene normen ook specifieke normen gebruiken (=vergelijking met leerlingen die hun ontwikkeling hebben doorgemaakt in een gelijkaardige context) Cfr. COVAAR, ASEBA, TAK…
7. Bij de INTERPRETATIE wordt rekening gehouden met culturele en achterstandsfactoren. Bij de interpretatie van het resultaat 1.rekening houden met storende factoren tijdens het onderzoek 2.rekening houden met factoren die de ontwikkeling hebben beïnvloed (voor het onderzoek): bv. kansarmoede of anderstaligheid
8. INDICERING (aanpak) Problemen door kansarmoede en anderstaligheid moeten vaak anders aangepakt worden dan klassieke ‘leer en ontwikkelingsstoornissen’ Bv. bij problemen met taalvaardigheid (Nederlands) bij allochtonen/kansarmen: taalvaardigheidsonderwijs nodig (taalbegrip!) Bv. bij gedragsproblemen bij vluchtelingenkinderen: nood aan veiligheid
Aandachtpunten overstap BuO bij kansarmen en allochtonen In principe NIET bij anderstalige nieuwkomers! In principe NIET vanuit de kleuterklas bij allochtonen! Oppassen met type- bepaling (T1 –T8) Verstandig omgaan met drempels (bv. IQ- drempels)
9. ADVIES GEVEN: transparant en verstaanbaar Toegankelijke taal Eerlijk en transparant Samen zoeken Beslissingrecht van de ouders; wel informeren, sensibiliseren, motiveren. Begrip voor ‘aanvaardingsproces’ bij ouders en bij school Uitzonderingen zijn mogelijk
10. INTERVENTIE: Er is geloof in de veranderbaarheid ook bij kansarmen en hun omgeving ‘Handelen’ is het uiteindelijke doel van (HG)diagnostiek! Aanzetten geven tot uitvoering van een ‘handelingsplan’ Ondersteun een proactief/preventief beleid t.a.v. kansarme/allochtone leerlingen via buurt- en gezinsgerichte activiteiten via schoolse aanpak (globale aanpak) Evalueren van de diagnose + er uit leren!