Collegeweek 4/5 Datapreparatie Hoofdstuk 10 boek en vragen Hoofdstuk 11: Dr. Stat Hoofdstuk 11 vervalt. Let op stof dr. Stat blijft tentamenstof! Observatieopdracht Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Datapreparatie = voorbewerking Coderen Hercoderen Controle op kwaliteit Homogeniteit Hierna de analyse om te komen tot de antwoorden op je onderzoeksvragen 10.1 Wat is het verschil tussen preparatie van onderzoeksgegevens en de eigenlijke analyse daarvan? Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Enquête Vragen maken (zie copie) Codeboek /codeerschema Afnemen Gegevens invoeren, opschrijven: datamatrix (zie copie) turven: frequenties /percentage berekenen grafieken en tabellen centrummaten berekenen spreidingsmaten Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Datamatrix Een datamatrix is een gegevensbestand: respondenten op de rijen de vragen of variabelen op de kolommen. 10.2 Wat is een datamatrix? Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Datamatrix student sekse gebjaar sturi voortg hbo? b-niv motiva 1 58 5 2 4 56 3 48 60 57 6 61 7 8 9 10 Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Coderingsschema welke variabele op welke kolom komt en welk antwoord welke code krijgt. het nummer van de vraag in de vragenlijst en de originele formulering het nummer of naam van de variabele; de codering van elk van de antwoordalternatieven Ontbrekende gegevens Meer antwoordmogelijkheden 10.3 Wat is een coderingsschema en welke informatie moet daarin worden opgenomen? 10.4 Wat is het nut van een identificatienummer? Nummer van de respondent (dan weet je welke gegevens bij wie 10.5 Wat moet je doen met ontbrekende gegevens: missing = blank, geen antwoord, niet ingevuld niet codeerbaar Je kunt voor niet van toepassing, weet niet een andere code gebruiken 9, 999 10.6 Wat is het probleem bij vragen met meer dan een antwoordmogelijkheid en hoe los je dat op? Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Voorbeeld coderen Opnemen vraagnummers Omschrijving Variabele naam Codes Wat is uw sekse? Man Vrouw Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Oefening Zoek bij vraag 1 t/m 7 de gevens voor de codering: vraagnummers Omschrijving Variabele naam Codes Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Hercoderen waarden of categorieën van een variabele, nadat de (ruwe) gegevens zijn ingevoerd in de computer, alsnog een andere code krijgen. Hercoderen van gegevens kan nodig zijn als je een index (dat wil zeggen een totaalscore per respondent) over een aantal uitspraken wilt berekenen. 10.7 Wat is hercoderen en in welke gevallen is dat noodzakelijk? 1= nooit 5 =altijd In de enevraag veel plezier en in de nader vraag wat anders Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Controle op kwaliteit Controle op codeerfouten m.b.v. Frequentieberekening spreiding testen (t-score) 10.8 Wat moet je op controleren voordat je aan de feitelijke analyse begint? Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Verdelingen Normale verdeling: klokvorm veel scores rond het gemiddelde Scheve verdeling: de top van de verdeling zich niet in het midden, maar links of rechts van het midden bevindt. 10.9 Hoe ziet een normaalverdeling eruit? 10.10 Is het aantal tv’s die mensen in huis hebben normaal verdeeld? Zo nee, is het dan rechts- of linksscheef verdeeld? Een normaalverdeling kenmerkt zich door de klokvorm die men krijgt als men de frequenties van de verschillende metingen van een bepaald kenmerk (zoals bijvoorbeeld de intelligentie) in een grafiek uitzet. Dat wil zeggen dat er veel mensen zijn met een score rond het gemiddelde, dus met een gemiddelde intelligentie; met andere woorden rond de honderd Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Homogeniteit De homogeniteit van een index of schaal is de mate waarin de items of vragen, die betrokken zijn bij de berekening van de index, als totaal hetzelfde meten. 10.1110.11 Wanneer is er sprake van een homogene schaal? Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal Dr. Stat Onderwerp Dr. Stat Meten en schalen 1-42 Tabellen en grafieken 1-59 Centrummaten 1-36 Spreidingsmaten 1-54 Scheefheid 1-14 Correlatie 1-43 en 73 – 80 Dichotome variabelen 1-73 Polytone variabelen op nominaal niveau 1-28 Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal
De observatieopdracht: verslag Titelblad Inhoudsopgave Inleiding Aanleiding en motivatie voor het onderzoek Probleemstelling (onderzoeksvraag en hypothesen) Achtergrond (verwerkte literatuur) Methoden Het observatie-instrument Resultaten Beschrijving van het onderzoek Weergave en bewerking observatiegegevens en conclusies Bespreking Conclusie en discussie Terugblik en evaluatie Literatuurlijst Bijlagen Observaties Logboek Observatieinstrument Aanleiding en motivatie voor het onderzoek (hoe ben je tot het onderzoek gekomen en wat wil je met de resultaten gaan doen? Wat is de opvoedsituatie waarin je het onderzoek gaat verrichten?) Probleemstelling (formuleer op een duidelijke wijze je probleemstelling: hoe ben je tot de probleemstelling gekomen; uit welke eerdere vragen heb je de te onderzoeken vraag gekozen? Hoe heb je die vraag omgezet in een duidelijke onderzoeksvraag? Welke hypothese heb je geformuleerd?) Achtergrond De studenten gebruiken als wetenschappelijke context minimaal 1 boek en 1 wetenschappelijk artikel (niet eerder gepubliceerd dan 2002) waarin informatie betreffende het bestudeerde gedrag beschreven staat. Deze bronnen worden volgens de APA-criteria, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van Baarda en de Goede, in de literatuurlijst van het onderzoeksrapport vermeld Het observatie-instrument (welk instrument voor observatie heb je ontwikkeld/gekozen? Wat is de relatie met de begrippen in de onderzoeksvraag?Neem het instrument zelf op in de bijlage.) Beschrijving van het onderzoek (wat is de situatie waarin je het onderzoek hebt verricht? Welk uitvoeringsplan heb je gemaakt? Wat ging volgens plan, wat niet? (Gebruik hier ook aantekeningen uit je logboek. Neem het uitvoeringsplan en het logboek in zijn geheel op in de bijlage bij je verslag.) Weergave en bewerking van de observatiegegevens en conclusies (geef de resultaten van je observaties weer op een overzichtelijke wijze; gebruik een overzichtsstaatje, of bewerk ze in een diagram. Tot welke conclusies kom je bij de gegevens? Koppel ze terug naar de vraagstelling.) Bespreking (aan wie heb je de resultaten voorgelegd? Op welke wijze? Hoe reageerde de opvoeder er op? Wat vind je van deze reactie?) Terugblik en evaluatie (Geef in een afsluitende paragraaf je evaluatie van het observatieonderzoek. Wat vind je van het onderzoek? Wat heb je geleerd van het uitvoeren van dit eerste onderzoek?) Technische verzorging: Het verslag wordt getypt op papier ingeleverd, formaat A4. Het verslag kent een duidelijke pagina-aanduiding en –nummering. Het verslag heeft een logische indeling. De indeling komt bij de lay-out duidelijk naar voren. Afkortingen worden voluit vermeld: bijv. = bijvoorbeeld: m.b.t.= met betrekking tot, i.p.v. = in plaats van, etc. = etcetera. Afgekorte namen worden de eerste keer geïntroduceerd door de naam voluit te schrijven en tussen haakjes de afkorting daarachter plaatsen; bijvoorbeeld Educatieve Hogeschool van Amsterdam (EHvA). Bij gebruikmaking van citaten uit gelezen teksten en/of pedagogische literatuur wordt correct verwezen naar de betreffende bron. Gebruik de APA-richtlijnen zoals beschreven in hoofdstuk 2 van Baarda en de Goede. Correct gebruik van de Nederlandse taal; dat wil zeggen correcte zinnen, geen spelling- en taalfouten. Onderzoeksmethoden 2007-2008 Blok 2, les 4/5 Mieke de Waal