Kennisacquisitie en - modellering Rogier van Eijk college 4 Domeinmodellering en elicitatie
Vorige keer: taaktypen en taakmethoden
Vandaag: • Hoe het domein te modelleren? • Activity diagrams: Notaties • Begrijpen van elicitatietechnieken
DOMEINMODELLEREN
Soorten kennis • Taakkennis – doelgericht – onderverdeeld in functionele stappen • Domeinkennis – relevante domeinkennis • Inferentiekennis – basis redeneerstappen die in het domein gemaakt kunnen worden en die door taken worden toegepast
Kennismodel: overzicht Disease (type) Symptom (type) Test (type) cover (inference) verify (inference) DIAGNOSIS (task) Task knowledge task goals task decomposition task method Inference knowledge basic inferences roles Domain knowledge domain types domain rules domain facts
Taakbeschrijving • “De auto doet het niet. Ik voorzie op dit moment twee voor de hand liggende oorzaken: De benzine is op of de accu is leeg. Als de benzine op is dan zou de benzinemeter op nul moeten staan. Als de accu leeg is dan zou het acculampje op het dashboard moeten branden. Of de auto zou met behulp van een startkabel weer aan de praat gebracht moeten kunnen worden. Een lege accu komt veel vaker voor dan een lege benzinetank. Ik kijk op het dashboard, maar het acculampje brandt niet. Dan probeer ik de auto via een startkabel aan de gang te krijgen. Dat lukt!”
Domeinschema voor auto’s
Grote domeinschema’s
Domeinschema’s • Domeinschema’s kunnen snel heel groot worden. • Hoe houd je ze in bedwang? Gebruik de taakmethode
Domeinschema voor auto-diagnose
domein schema voor diagnose
Configuration: domeinschema
Domeinkennis • Domeinschema – Schematische beschrijving van het domein door middel van domeinconstructen (zoals concepten) • Kennisbank – Instanties van constructen uit het domeinschema
Constructen voor het domeinschema • Concept – cf. object class (zonder methoden) • Relatie – cf. association • Attribuut – primitieve waarde • Rule type – Relaties tussen expressies (niet standaard OO)
Voorbeeld auto concepten
Sub/super en part/whole • ouder – vader of moeder – disjunctieve combinatie – sub/supertype • ouders – vader en moeder – conjunctieve combinatie – part/whole
Example: auto subtypes
Modelleren van regels • Kennis wordt vaak uitgedrukt in regels • Kennismodelleren is er op gericht om regels te vinden die een gezamenlijke structuur hebben • Een regel is dan een instantie van een regeltype
Structuring a knowledge base
Regeltype • Modelleert een relatie tussen expressies over attribuutwaarden van concepten, bijv: gas-dial.value = zero -> fuel-tank.status = empty • Staat voor een verzameling concrete regels die een gezamenlijke structuur hebben • Omdat regels niet strict logisch hoeven te zijn bevat het ook een zogenaamd ‘connection symbol’
Example rule type
Structuur van regeltypen
Rule types for car diagnosis
Kennisbank • Regeltypes staan in het domeinschema • Regels in de kennisbank • Bevat instanties (regels) van regeltypen • structuur – USES: from – EXPRESSIONS:
Voorbeeld kennisbank KNOWLEDGE-BASE car-network; USES: state-dependency FROM car-diagnosis-schema, manifestation-rule FROM car-diagnosis-schema; EXPRESSIONS: /* state dependencies */ fuse.status = blown CAUSES power.status = off; battery.status = low CAUSES power.status = off; …. /* manifestation rules */ fuse.status = blown HAS-MANIFESTATION fuse-inspection.value = broken; battery.status = low HAS-MANIFESTATION battery-dial.value = zero; ….. END KNOWLEDGE-BASE car-network;
Begrijp de schema’s uit het boek
ACTIVITY DIAGRAMS Practicum
Action state • Basisingredient • Toestand waarin iets gedaan / een taak uitgevoerd wordt • Toetstand eindigt als de taak klaar is • Dan kan er een overgang plaatsvinden naar een nieuwe taak • Er zijn speciale symbolen voor de begintoetstand en de eindtoestand
Basic notation for activity diagram
Keuze • Overgangen zijn deterministisch • Als een overgang afhangt van de resultaten van een activiteit voeg dan een keuze-constructie toe.
Parallelle activiteiten • Als activiteiten tegelijkertijd plaatsvinden voeg dan de constructie voor parallelle activiteiten toe • Zorg dat het duidelijk is wanneer de parallelliteit weer ophoudt.
Parallelle activiteiten
Swim lanes • Als een proces over meerdere agents gedistribueerd is maak dan gebruik van zogenaamde swim lanes. • Laat voor elke agent zien hoe deze bij het proces betrokken is.
Swim lanes
Objecten • Als er informatie-afhankelijkheden tussen activiteiten zijn kun je deze door middel van objecten in het actitivity diagram weergeven
Informatie- afhankelijkheden
Ander voorbeeld
Activity diagram voor taakmethodes
ELICITATIE
KAM • Elicitatietechnieken: laddering, card sorting, repertory grid.
Repertory grid George Kelly: “Elke mens is een wetenschapper”
Repertory Grid • Basismechanisme: • vergelijk steeds 3 elementen • waarop zijn twee gelijk en verschillen ze van de derde? • Eliciteert constructen • scalair en bipolair
Voorbeeld
Repertory Grid • Pas toe op: 1.appel, citroen, sinaasappel 2.appel, citroen, banaan 3.bloemkool, citroen, banaan 4.Gordon, Jeroen van der Boom, Rene Froger 5.diagnose, monitoring, assignment 6.diagnose, monitoring, assessment 7.repertory grid, concept sorting, protocol analysis
Repertory grid • Hoe komt de knowledge acquisiteur aan de geschikte elementen? • En hoe worden deze gepresenteerd?
En nu andersom • Vul aan met een interessant 3 e element: • waarom interessant? 1.havik, valk, … 2.tahoe, tempeh, … 3.assignment, scheduling, … 4.accu, benzinetank, …
Opdracht • Jurjen stelt de volgende variatie op ‘repertory grid’ voor: neem in plaats van groepjes van drie elementen (‘triads’) steeds groepjes van twee elementen. • Welke effecten heeft dit op het elicitatieproces?
firma interview – part 3
Week 46 Week 47 Week 48 Week 49 Week 50 Week 51 Week 52 Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5 College 1 Geen college + opdracht 1 College 2 + opdracht 2 College 3 College 4 + opdracht 3 College 5 kerstvakantie herkansingweek Geen college + Opdracht 4 College 6 Roel van den Broek Eindpresentaties + eindrapport Tentamen