Van 1950 naar 1960 De vereniging groeide de handbalresultaten waren goed tot zeer goed, maar een wens hoopte het bestuur te kunnen vervullen namelijk een eigen veld met een eigen home. De heer A.P. van Driel was de grote stuwende kracht achter de commissie “terreinfonds D.W.S.” Met dubbeltjes en kwartjes en af en toe een wat groter bedrag werd getracht het benodigde geld bijeen te brengen. De leus “Elke gift groot of klein voor ons D.W.S. terrein”, gonsde door de vereniging. Er werden spaarpotten gemaakt in de vorm van een huisje, die je op je verjaardag liet rondgaan om zo de dubbeltjes en kwartjes bij elkaar te krijgen
Een speciale felicitatiekaart was gemaakt om de actie te steunen Een speciale felicitatiekaart was gemaakt om de actie te steunen. In begin ’50 kwam er voor D.W.S. een lichtpuntje t.a.v. het verkrijgen van een eigen veld. Aan de Thurledeweg was men begonnen een nieuw groot sportcomplex aan te leggen.
Fam. Mout naar Canada: Joop v Fam. Mout naar Canada: Joop v. Weelie, Gerret Voogt, Jan van Lint, Beb Kouwenhoven, Jaap ten Bosch, Gerard van Geene, Jacqueline Aben, Bertus Goedhart, Aad Sigmond, Mevr. Van Weelie, Aad Mout, Met van Geene, Ada Mout
Dat Nederland met hulp van buiten de handen inéén geslagen heeft is duidelijk te zien. Ook D.W.S. had de handen inéén geslagen en zeker niet voor niets. Op 9 november 1952 opende men een complex bestaande uit twee velden (gras natuurlijk) en een clubgebouw. Het clubgebouw ontworpen door architect Herman Haan behuisde een kantine, dames- en heren kleedkamers. In die tijd een van de eerste clubs met een “eigen home”. De opening verliep sober, daar was trouwens voor gekozen i.v.m. de grote financiële lasten. Nadat de nodige woorden waren gesproken knipte Rietje Krommenhoek het lint door en hees Arie Opijnen de vlag (beide waren de jongste leden). Hierdoor was de ingebruikneming een feit. Een compliment aan het bestuur van die tijd is zeker op z’n plaats er was heel wat overredingskracht en doorzettingsvermogen nodig om de gemeente zover te krijgen.
De financiële lasten waren bijzonder zwaar, er moesten nog vele akties volgen om deze last te verlichten. De aktie gestart door A. van Driel die bij zijn vertrek naar Afrika NLG 2.500,00 overdroeg aan de heer De Ronde die er NLG 3.500,00 van maakte was niet toereikend om de bouw te starten. Het driemanschap Van Geene, de Uijl en Voogt zorgden in een korte tijd dat het bedrag opliep tot NLG 6.000,00. Het bestuur moest in die tijd alle zeilen bijzetten om het hoofd boven water te houden. De exploitatie was NLG 1.700,00 per jaar, een gigantisch hoog bedrag voor die tijd maar ze hebben het gered, maar is het hun kwalijk te nemen dat ze wel eens bij de pakken neerzaten want ook de leden konden het enthousiasme niet altijd opbrengen. Een belangrijke zaak die in deze periode het handbal beheerste was de intrede van het zaalhandbal.
9 november 1952
Arie van Opijnen overhandigde de vlag
Tot 1952 werd er alleen elfhandbal gespeeld Tot 1952 werd er alleen elfhandbal gespeeld. Het vanuit Zweden geïntroduceerde zaalhandbal werd in het seizoen 1952 – 1953 als vriendschappelijke ontmoetingen gespeeld in de Ahoyhal. Deze hal stond op de plek waar nu de medische faculteit en ziekenhuis Dijkzicht zich bevinden. Een hal overgebleven van een tentoonstelling. In eerste instantie was het zaalhandbal bedoeld als opvulling van de handballoze winterperiode. Men speelde om de week en totaal 6 wedstrijden van november tot en met februari. Deze zaalcompetitie is geleidelijk aan uitgebouwd tot het belangrijkste onderdeel van het handbalgebeuren. Er gingen in de jaren ’60 stemmen op om het hele veldhandballen, wat al van elf naar zevenhandbal is teruggebracht op te heffen. Overigens is deze discussie thans nog niet afgelopen.
Staande:. N. Robart, A. Veldhoven, A. van Lier, L. Witsel,. E. Vis, C Staande: N. Robart, A. Veldhoven, A. van Lier, L. Witsel, E. Vis, C. Voogt Zittend: B. Kouwenhoven, T.Vogelenzang. J. Abien, D. Vis
Voor de eerste zaalwedstrijden moest men zich aanmelden bij de afdeling Rotterdam. De speeltijd was afhankelijk van het aantal aanmeldingen en ze varieerde van 2 x 12,5 minuut tot 2 x 17,5 minuut. Het spelen in deze hal was niet ideaal te noemen de kleedruimtes waren delen in de hoek afgezet met een scherm, geen kapstokken en een douche nemen na afloop was niet aanwezig. Zowel toeschouwers als spelers moesten toegangsgeld betalen. Hieruit werden de zaalkosten betaald. In 1955 gingen onze dames en heren naar Bremen met de trein. De dames speelden tegen het team van Bremen TG en de heren speelden tegen TUS Neustadt. De wedstrijden werden gespeeld op koolas dat was wel uitkijken geblazen. ’s Avonds was er een grootse feestavond die velen zich nog zullen herinneren. Deze trip werd zelfs in 1957 herhaald. In 1957 kwam U.V.G. de Schiedamse gelederen versterken. Er was een overeenkomst aangegaan tussen de katholieken en de neutralen. In eerste instantie beperkte het zich tot de senioren, die zondag niet voor 12.00 uur mochten spelen. Later verviel deze tijdslimiet en kwam er ook een jeugdkompetitie.
Op Pinksteren 1958 had D.W.S. zelf buitenlanders op bezoek een Deense herenploeg van de vereniging TAPS was hier op bezoek. Zij werden ondergebracht bij pleegouders. Nadat de Deense gasten uitgeleide was gedaan kon enige tijd later de Duitse ploeg W.R.C. uit Wuppertal worden begroet. Deze periode werd voor onze dames bijzonder goed afgesloten. Het seizoen ‘59/60 bracht het kampioenschap en de promotie naar de hoogste klasse. De trainer die de dames op die hoogte had gebracht van de heer Verhoef hij was vanaf ’54 trainer van de dames.
Kampioen zaal 59/60 Trainer Verhoef (’54-’60) H. Roelse-Kaal L. Robart A. Veldhoven N Robart F. Peters N. Bos-v.Houwelingen H. Opschoor E. Sonius-Vis A. van Vlier D. Vis