Groen en welbevinden Hoe kan het groen in de directe woonomgeving bijdragen aan het welbevinden van verschillende bewoners? Sjerp de Vries, september 2018 In het kader van WURKS-project.
Overzicht Het bredere kader: ecosysteemdiensten Relatie groen (in woonomgeving) – gezondheid Mechanismen achter de relatie groen - gezondheid Inzoomen op/uitwerken voor kinderen en jongeren
Ecosysteemdiensten (Liekens et al., 2013) Definities: Ecosysteem = het geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) elementen die het samenleven van levende organismen in een bepaald gebied kenmerken. Ecosysteemdiensten = de goederen en diensten geleverd door een ecosysteem die bijdragen tot voordelen (baten) voor de mens (MEA, Reid 2006). Liekens, I., Van der Biest, K., Staes, J., De Nocker, L., Aertsens, J., & Broekx, S. (2013). Waardering van ecosysteemdiensten, een handleiding. Studie in opdracht van LNE, afdeling milieu-, natuur-en energiebeleid.
Cascade model (Potschin & Haines-Young (2016) Potschin, M. and Haines-Young, R. (2016): Defining and measuring ecosystem services. In: Potschin, M., Haines-Young, R., Fish, R. and Turner, R.K. (eds) Routledge Handbook of Ecosystem Services. Routledge, London and ä New York, pp 25-44. Cascade = waterval. Maar diensten worden niet altijd afgenomen Haines-Young, R. and M.B. Potschin (2018). Common International Classification of Ecosystem Services (CICES) V5.1 and Guidance on the Application of the Revised Structure. Available from www.cices.eu
Confluence model (Hegetschweiler et al., 2017) Confluence = samenvloeiing. Belangrijkste verschil met Cascade model: meer aandacht voor het feit dat vraag en aanbod samen moeten komen. Niet elk aangeboden dienst wordt automatisch afgenomen. Hegetschweiler, K. T., de Vries, S., Arnberger, A., Bell, S., Brennan, M., Siter, N., ... & Hunziker, M. (2017). Linking demand and supply factors in identifying cultural ecosystem services of urban green infrastructures: A review of European studies. Urban Forestry & Urban Greening, 21, 48-59.
Ecosysteemdiensten (Bron: PBL, 2010) Drie categorieën van ecosysteemdiensten (plus ondersteunende diensten): productiediensten, regulerende en culturele ecosysteemdiensten. Een direct gezondheidsbevorderende effect van contact met natuur is een van de vele mogelijke ecosysteemdiensten. Andere ecosysteemdiensten kunnen indirect een bijdrage aan gezondheid leveren (bijv. de regulerende dienst tegengaan hittestress; niet genoemd in PBL-figuur). In de nieuwste versie van CICES, versie 5.1, wordt bijdrage aan (mentale) gezondheid ook expliciet als ecosysteemdienst genoemd. In eerste versies niet. Haines-Young, R. and M.B. Potschin (2018). Common International Classification of Ecosystem Services (CICES) V5.1 and Guidance on the Application of the Revised Structure. Available from www.cices.eu
Relatie groen - gezondheid Voorbeeld 1: groen en zelfgerapporteerde gezondheid Hoe lager het percentage groen in de woonomgeving, hoe meer mensen hun gezondheid als vrij laag beoordelen. 10% vs. 90% groen: 1,5 maal zoveel ‘ongezonde’ mensen Groen: stedelijk groen, bos & natuur, agrarisch gebied. Percentage groen: binnen 3 km
Relatie groen - gezondheid Voorbeeld 2: groen en het vóórkomen van ziektes 24 ziekteclusters onderscheiden, van cardiovasculair en luchtwegaandoeningen tot mentale gezondheid Bij 15 van de 24 ziekteclusters gaat meer groen gepaard met lager vóórkomen (prevalentie). Relatie het sterkst voor angststoornissen en depressies Hier percentage groen binnen 1 km.
Relatie groen - gezondheid Voorbeeld 3: groen en levensverwachting Een hoger percentage groen in de woonomgeving gaat gepaard met een (iets) hogere levensverwachting Voor levensverwachting: 1 standaarddeviatie hoger percentage stedelijk groen in de buurt gaat gepaard met 0,1 extra levensjaar Voor het aantal jaren leven in goede gezondheid is het verschil groter: dan 0,3 levensjaar.
MAAR: associatie is nog geen causatie Mogelijk niet-oorzakelijke redenen verband groen in woonomgeving en gezondheid Samenstelling lokale bevolking anders In termen van gezondheid In termen van gezonde leefstijl Groenarme woonomgeving veelal ook stressvoller Hogere bevolkingsdichtheid Conflicteren leefstijlen Slechtere milieucondities (luchtkwaliteit, lawaai) Dat er een statistisch verband wordt gevonden, betekent niet automatisch dat er sprake is van een oorzaak-gevolg relatie! Voorbeeld: minder gezonde mensen trekken wellicht naar de minder groene stad, omdat daar het zorgaanbod beter is: Kortere aanrijtijden ambulances Meer gespecialiseerde zorg dichtbij Andere zaken die veelal, maar niet noodzakelijkerwijs samenhangen met de groenheid van de woonomgeving kunnen de oorzaak van de relatie groen-gezondheid zijn.
Associatie is nog geen causatie (2) Gemeenschappelijke factor X Niet oorzakelijk Wel oorzakelijk Groen Gezondheid associatie Schematische weergave van typen relaties. X is dus een achterliggende factor die zowel de hoeveelheid groen als de gezondheid beïnvloedt. Een pijl betekent in dit schema: is van invloed op. Voorbeeld: rijke mensen kunnen zich meer groen in hun woonomgeving permitteren èn leven gezonder (eten en bewegen). Daardoor zijn groen en gezondheid positief gerelateerd. Maar daarmee is groen niet noodzakelijkerwijs de factor die ervoor zorgt dat rijken mensen gezonder zijn. Groen Gezondheid
Mechanismen achter de relatie groen - gezondheid Belangrijk omdat alleen als er sprake is van een positief oorzakelijk verband vergroenen ook gezondheids- verbetering zal leiden Belangrijk omdat het mechanisme inzicht kan geven in hoe het groen het beste vormgegeven kan worden om een gezondheidsbevorderende effect te bereiken
Mechanismen: Hartig et al. (2014) Vier mechanismen onderscheiden. Welke van de vier wijkt af van de andere drie? En waarom? [air quality: regulerende ecosysteemdienst; andere drie zijn culturele ecosysteemdiensten] Wie kent nog een vijfde? [bijv. tegengaan hittestress]
Intermezzo: over mediëren en modereren Vier paden van Hartig et al. betreffen mediatoren: een tussenliggende schakel in het causale proces Moderatoren: factoren die een relatie beïnvloeden Tussen groen en mediator Of tussen mediator en gezondheid Mogelijke moderator: type persoon Niet elk groen werkt voor iedereen hetzelfde De beste inrichting van het groen kan dus doelgroepspecifiek zijn.
Mediatie en moderatie (2) Mediator Groen Gezondheid Groen Gezondheid Hoe kan dit verschil schematisch weergegeven worden? In het geval van mediatie heeft het groen een indirect effect op de gezondheid. Eerder al gezegd: een pijl kan gelezen worden als “is van invloed op” Dus de moderator heeft in dit geval een effect op de relatie tussen groen en gezondheid. Anders gezegd: de relatie tussen groen en gezondheid is afhankelijk van de waarde van de moderator. Bijvoorbeeld, het effect van de luchtkwaliteit op de gezondheidsstatus is groter voor mensen die al astma hebben: ze zijn gevoeliger voor de luchtkwaliteit. Een andere manier om dit te formuleren is dat groen en de moderator in interactie het effect op de gezondheid bepalen. Dus niet los van elkaar. Put differently, the independent variable and the moderator interact in determining the effect of the independent variable on the dependent variable. Moderator
Waarom is causatie vaststellen zo lastig? Meeste onderzoek is dwarsdoorsnedeonderzoek Cross-sectioneel Alles gemeten op hetzelfde tijdstip Gezondheid wordt door veel factoren beïnvloedt Die ook nog met elkaar kunnen interacteren (en groen in de woonomgeving is niet de belangrijkste) Effecten kunnen soms pas op langere termijn optreden Denk bijvoorbeeld aan de aangespannen rechtszaak tegen fabrikanten van sigaretten. Hoe bewijs je dat iemand longkanker heeft gekregen door het roken van sigaretten?
Verhuizing naar groenere of minder groene woonomgeving (Alcock et al Naar groenere omgeving: in ieder geval tot 3 jaar na verhuizing betere mentale gezondheid gemeten Naar minder groene omgeving: geen verslechtering Deze studie gaat een stapje verder in de richting van het vaststellen van een oorzakelijk verband (maar levert nog steeds geen hard bewijs van causaliteit). Alcock, I., White, M. P., Wheeler, B. W., Fleming, L. E., & Depledge, M. H. (2014). Longitudinal effects on mental health of moving to greener and less green urban areas. Environmental science & technology, 48(2), 1247-1255.
Onderzoek bij eeneiige tweelingen (Cohen-Cline et al., 2015) Een groenere woonomgeving gaat gepaard met minder depressie En ook deze studie gaat een stap verder in de richting van causaliteit aantonen (door erfelijke component constant te houden). Cohen-Cline, H., Turkheimer, E., & Duncan, G. E. (2015). Access to green space, physical activity and mental health: a twin study. J Epidemiol Community Health, 69(6), 523-529.
Generiek model: Markevych et al. (2017) In dit model worden mechanismen onderscheiden naar type effect. Markevych et al. (2017) onderscheiden drie typen van effecten Mitigerend Herstellend Weerbaarheid verhogend Mitigerend: bijvoorbeeld tegengaan Urban Heat Island effect en daarmee hittestress tijdens hittegolven. Herstellend: bijvoorbeeld herstel van stress, concentratieverlies of emotionele uitputting Weerbaarheidverhogend: bijv. het faciliterend van sociale samenhang en het stimuleren van lichamelijke activiteit, waardoor je in een betere conditie bent om tegenslagen op te vangen en aanvallen te pareren. Weerstand en/of veerkracht verhogend. Markevych, I., Schoierer, J., Hartig, T., Chudnovsky, A., Hystad, P., Dzhambov, A. M., ... & Lupp, G. (2017). Exploring pathways linking greenspace to health: Theoretical and methodological guidance. Environmental research, 158, 301-317.
Generiek model 2: Environment for Health Impact Assessment (E4HIA); de Vries (in prep.) E4HIA focust niet op het type effect, maar op de schakels in het pad van groen naar gezondheid Niet elke schakel is altijd nodig/even belangrijk. Dit is afhankelijk van het mechanisme. Bijvoorbeeld tegengaan hittestress door groen dak: geen contact nodig; verbeteren luchtkwaliteit door afvangen fijnstof: geen contact nodig om hier van te profiteren. Maar: stress vermindering door rust te ervaren: wel contact en het ervaren van het groen nodig. Merk op dat de focus op wat is aanwezig waar het model ruimtelijke expliciet maakt. Het maakt uit waar het groen zich bevindt, ten opzichte van waar de mensen zich bevinden. Als analogie met medicijn (bij hele keten): Aanwezigheid (existence): je moet aan het medicijn kunnen komen; bijvoorbeeld paracetamol in huis hebben. Blootstelling (exposure) is hier bedoeld als de dosis die ingenomen wordt; neem je bijvoorbeeld 1 of 2 tabletten paracetamol in? Ervaring (experience) is de hoeveelheid van het werkzame bestanddeel dat per dosis aanwezig is. Denk bijv. aan de hoeveelheid paracetamol die 1 tablet bevat. En hoeveel werkzame stof krijg je dus uiteindelijk binnen? Dat bepaalt het effect. Met dit model wil ik twee belangrijke punten maken: 1.) het onderscheid tussen blootstelling en de ervaring, oftewel de mate van contact en de aard van het contact 2.) de factoren die van belang zijn voor de mate van contact kunnen andere zijn dan de factoren die van belang zijn voor de aard van het contact. Zo is nabijheid heel belangrijk voor de mate van contact, en heeft het hierop een positieve invloed: dichterbij vergroot de kans op contact. Maar het heeft wellicht geen of een andere invloed op de aard van het contact.
Relatieve belang van mechanismen Uitgangspunt: de optimale vormgeving van de lokale groenstructuur kan verschil van mechanisme tot mechanisme Vraag: via welk mechanisme heeft groen dan een relatief grote positieve invloed op de gezondheid?
Groen in het straatbeeld (de Vries et al., 2013) Hoeveelheid groen beoordeeld op een 5-puntsschaal Kwaliteit van het groen beoordeeld op: Variatie in het groen Onderhoud Overzichtelijkheid Zwerfvuil/rommel Algehele indruk NB: straatgroen is niet groen dat je ‘bezoekt’, maar je komt er wel mee in contact als je in de straat bent (je ziet het). NB2: dit is een onderzoek waarin kwaliteit nog niet sterk vanuit een bepaald mechanisme is ingevuld. Je zou kunnen zeggen: leuk om te zien, verzorgd (en veilig). Dit komt later terug.
Vervolg de Vries et al. (2013): straatgroen en zelfgerapporteerde gezondheid Relatie gevonden tussen de hoeveelheid groen in het straatbeeld en de zelfgerapporteerde gezondheid Percentage van die associatie verklaard per mediator Stress en waargenomen sociale samenhang in de buurt zijn belangrijker als mediator dan de mate van (groene) lichamelijke activiteit. Groene lichamelijke activiteit: wandelen, fietsen, tuinieren Voor een soortelijke conclusie: zie Dadvand et al. (2016). Ook in die studie was lichamelijke activiteit geen belangrijke mediator.
James et al. (2016): groenheid woonomgeving en sterfte Resultaat 1: 12% lager sterfteniveau onder mensen die qua groenheid woonomgeving tot de bovenste 20% behoren dan onder mensen die qua groenheid tot de onderste 20% behoren Resultaat 2: percentage van die associatie verklaard per mediator Conclusie: ook hier lichamelijke activiteit niet de belangrijkste mediator (evenmin als luchtkwaliteit). Het sociale en geestelijke aspect komt ook hier als belangrijker naar voren.
Implicaties van mechanismen Hoe moet het groen eruit zien om zo gezondheids- bevorderend mogelijk te zijn? Antwoord: afhankelijk van mechanisme Ieder mechanisme heeft z’n eigen eisen en randvoorwaarden waaronder het optimaal functioneert En dit kan ook nog verschillen per type gewenst gezondheidseffect en doelgroep
Kwaliteit van het groen Wat is kwaliteit? Is een hoge mate van biodiversiteit rustgevend? Een regenwoud is heel biodivers. Maar voor de gemiddelde Nederlander wellicht niet het meest rustgevende type omgeving. Bron: https://www.youtube.com/watch?v=tUn8BFUEceM
Kwaliteit? Geschiktheid! Geschiktheid voor bepaalde functie Eventueel: specifiek voor een bepaalde groep Functie: afhankelijk van mechanisme Waarin moet het groen voorzien? Bijv.: Goede plek om voor actieve recreatievormen Goede plek om buurtgenoten te ontmoeten Goede plek om tot rust te komen Merk op dat in de eerder genoemde studie over groen in het straatbeeld kwaliteit niet echt scherp gedefinieerd was vanuit een bepaald mechanisme. De hier voorgestelde invulling in termen van geschiktheid voor een bepaalde functie is een kwestie van voortschrijdend inzicht. ;-)
http://playagainfilm.com/gallery/trailers/ Vraag achteraf: onderschrijven jullie het beeld dat hier geschetst wordt van het belang van contact met natuur voor kinderen? 3
Stimuleren lichamelijke activiteit: theorie Bewezen uitgangspunt: bewegen is goed voor de gezondheid, lichamelijk en geestelijk Groen kan actief transport stimuleren Door aantrekkelijke route vaker te voet of per fiets naar bestemming in plaats van per auto, motor, brommer, scooter etc. Groen kan actieve vrijetijdsbesteding stimuleren Door ruimte te bieden voor recreatie, sport en spel Door buitenruimte aantrekkelijker te maken Mensen moeten tegenwoordig verleid worden om in beweging te komen.
Stimuleren lichamelijke activiteit: buiten spelen (De Vries et al In groene buurten spelen kinderen iets meer tijd buiten 10%, oftewel 80 minuten per week bij een gemiddelde van 12 uur In groene buurten zijn ouders iets vaker tevreden over de aanwezigheid en veiligheid van speelmogelijkheden De oordelen van ouders zijn sterker gerelateerd aan de buitenspeeltijd van de kinderen dan de groennorm Voldoende en veilig: 100% meer tijd Veiligheid is een belangrijke randvoorwaarde. Zowel fysieke als sociale veiligheid (‘fear of crime’, ‘stranger danger’)
Stimuleren lichamelijke activiteit: buiten spelen (3) Niet alleen openbaar groen van belang voor buiten spelen aangepaste groenindicator Plattelandsbuurten altijd ‘groen’ Bij aangepaste indicator wordt in groene buurten 15% meer tijd buiten gespeeld dan in niet-groene buurten (i.p.v. 10%) Sluit ook beter aan bij oordelen ouders over speelaanbod Meer tijd buiten spelen gaat gepaard met lagere kans op overgewicht, maar alleen voor jongens! 1 uur meer per dag ca. 25% lagere kans Vraag: wie heeft er een idee waarom dit alleen voor jongens geldt? (Ons idee: type spelactiviteit verschilt naar geslacht)
Buiten spelen: het hoeft niet ingewikkeld te zijn Rommellandjes, waar kinderen zelf invulling aan de omgeving kunnen geven.
Stimuleren lichamelijke activiteit: conclusies Groen en actief transport In Nederland nog weinig bewijs voor: wandel- en fiets- mogelijkheden overal goed; mooiheid route minder belangrijk Groen en actieve recreatie Groengebieden zijn populair als wandelgebied, maar ... Ook zonder groengebied in de buurt gaat men wel wandelen Groene wijken zijn vaak ruim opgezette woonwijken: minder winkels en andere bestemmingen dichtbij en meer parkeerruimte voor auto’s nodigt uit tot autogebruik Lichamelijke activiteit lijkt geen belangrijk mechanisme Uitzondering: jonge kinderen, vanwege buiten spelen Groen en recreatie: er zijn ook minder actieve vormen van recreatie (picknicken, barbecueën, zonnen en liggen in het gras). Voor jonge kinderen gaat het met name om aantrekkelijke en veilige speelplekken dicht bij de woning. Die plekken moeten ook veilig te bereiken zijn.
Faciliteren sociale samenhang in de buurt: theorie Uitgangspunt: sociale samenhang bevordert de gezondheid Groen in de woonomgeving draagt eraan bij dat buurtbewoners elkaar vaker tegenkomen (in het groen) Omdat men de buitenruimte aantrekkelijker vindt, gaat men vaker naar buiten Mensen komen elkaar tegen in een positieve, ongedwongen sfeer en herkennen elkaar als buurtgenoten (‘meet & greet’) Sociale samenhang leidt ook tot meer informele controle en (gevoelens van) sociale veiligheid Dit mechanisme is nog relatief weinig onderzocht. Merk op dat het er niet zozeer om gaat dat buren allemaal goede vrienden worden: vrij oppervlakkige contacten kunnen al veel doen.
Faciliteren sociale samenhang: Kuo et al (1998) Sociale woningbouw in Chicago: Robert Taylor Homes Identieke flats met oorspronkelijk allemaal wat groen erom Bij een deel van de flats is het groen verdwenen Toewijzing aan appartementen gebeurt centraal vanuit het stadhuis (willekeurig t.a.v. groen) De willekeurige toewijzing van appartementen aan nieuwe bewoners en het feit dat de appartementen afgezien van de groenheid van de directie omgeving eigenlijk hetzelfde zijn, maakt dit onderzoek tot een vrijwel perfect natuurlijk experiment (natuurlijk: versus kunstmatig, laboratorium experiment).
Faciliteren sociale samenhang: Kuo et al (1998) Bewoners met groenere gemeenschappelijke buitenruimte gebruikten de buitenruimte meer dan bewoners met een minder groene buitenruimte Gebruik van de buitenruimte hing positief samen met de sociale band met medebewoners Groenheid buitenruimte en gebruik ervan hingen ook samen met gevoelens van veiligheid Vervolgonderzoek (Kuo & Sullivan, 2001a&b) liet zien dat mensen met een groenere buitenruimte ook minder agressie en geweld rapporteerden. bij groenere flatomgevingen ook minder criminaliteit voorkwam volgens de politierapporten. Kanttekening: het gaat hier om een vrij extreme grootstedelijke situatie, zoals je die in Nederland eigenlijk niet tegenkomt. Mag je de resultaten ook doortrekken naar het groenere deel van het spectrum?
Faciliteren sociale samenhang: conclusies Nog relatief weinig onderzocht, maar het lijkt aannemelijk dat het mechanisme werkzaam is Welk groen: straatbeeld straat aantrekkelijker maken om doorheen te wandelen (voor je plezier) Welk groen: groengebieden: Voor ontmoeten buurtgenoten: klein verzorgingsgebied liever meerdere buurtparkjes dan één groot park Vooral stationaire of ‘langzame’ activiteiten (bankjes, speelveldjes, ligweides, picknickplaatsen) Positieve contacten conflicterende gebruiksmogelijkheden vermijden (het kan ook te multifunctioneel zijn) NB: de aanbevelingen zijn meer gebaseerd op theoretische overwegingen dan op empirisch onderzoek. Te multifunctioneel: ruimte kan op verschillende manier gebruikt worden, maar zitten die verschillende gebruiksvormen elkaar niet in de weg (als die activiteiten gelijktijdig beoefend worden)? Wandelen en skeeleren gaan misschien niet altijd goed samen (op een smal pad).
Faciliteren sociale samenhang De onderzoeksgroep in Chicago is hier toch al vrij positief over.
Interventiestudie: Groene herinrichting schoolpleinen (De Vries et al In het kader van de wijkenaanpak 12 schoolpleinen in Rotterdamse aandachtswijken groen heringericht Onderzoek gedaan bij 4 van deze scholen, plus 1 controleschool (zonder herinrichting): treden verwachte positieve effecten ook op? Opzet onderzoek: Voormeting in najaar 2010 Eerste nameting in voorjaar 2012 Tweede nameting in voorjaar 2013 Wijze van meten: Gesloten vragenlijst, individueel afgenomen bij het kind Ongeveer 300 kinderen bevraagd per meetmoment Interventiestudie: nieuw type onderzoek. Hier gaat het om een omgevingsinterventie, waarbij wat veranderd wordt in de fysieke omgeving. Waarom is een schoolplein zo’n fijne onderzoekslocatie? [vanwege verplichte aanwezigheid van kinderen, meermalen per dag; altijd gebruik, focus op ervaring] In deze studie lag het accent niet op hoe te komen tot een goede groene herinrichting van een schoolplein. Het accent lag op het effect van de herinrichting op de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. We zijn als onderzoekers dan ook niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de herinrichting. Dat wil niet zeggen dat er ook niet iets te leren valt over de herinrichtingen zelf.
Oude (links) en nieuwe (rechts) schoolplein: Hildegardisschool Het nieuw schoolplein is wel duidelijk groener dan het oude, maar nu ook weer niet gelijk een natuurspeeltuin.
Oude (links) en nieuwe (rechts) schoolplein: Nicolaasschool
Nicolaasschool: meer foto’s nieuwe plein (2013) NB: de onderste twee foto’s laten een deel van het nieuwe plein zien dat een uitbreiding vormt t.o.v. het oude plein. Hier mochten de kinderen voorheen niet spelen in de pauzes. Leuk voor de kinderen, iets minder leuk voor het onderzoek (nog een mogelijke oorzaak van een eventueel effect)
Beoordeling plein door kinderen Grootste positieve verandering voor Nicolaasschool. Ook positievere beoordeling op Hildegardisschool. Theresiaschool laat juist een minder positieve beoordeling na de herinrichting zien. [Between test (dus niet binnen kinderen) voormeting en eerste nameting. ] 3
Beoordeling sociale klimaat op het plein Sociale klimaat: zijn de kinderen aardig voor elkaar? Zijn er vaak ruzies? Duidelijke verbetering op Nicolaasschool. De Theresiaschool laat juist een verslechtering zien na de herinrichting. NB: de controleschool laat ook een verslechtering in de tijd zien. In vergelijking daarmee doet de Hildegardisschool het, relatief!, aardig. Between test (niet binnen kinderen) voor- en eerste nameting. 3
Problemen hebben (welzijn: lagere score is beter!) Vergelijking tussen voormeting en tweede nameting. Lichte verbetering in welzijn op Hildegardis en Nicolaasschool. De controleschool (Augustinus) en de Theresiaschool laten eerder een verslechtering zien. Between test (niet binnen kinderen) voor- en tweede nameting (met Groep als covariaat). Verschil tussen scholen is significant (interactie School X Meetmoment) 3
Waarom leidt niet elke groene herinrichting tot een aantrekkelijker plein? Case Theresiaschool Eerste nameting kwam te vroeg? Beperkende maatregelen van toepassing, o.a. om jonge aanplant te beschermen.
Case Theresiaschool (2) De boom die in 2012 was geplant (linkerfoto) is nu verdwenen Bij de tweede nameting, een jaar later, gelden er nog steeds vrij veel regels op het plein. En ze lijken niet erg te helpen.
Case Theresiaschool (3) Het plein is nog steeds weinig begroeid. Als het geregend heeft, blijven er lang plassen staan (en moeten de middenbouwkinderen op het betegelde kleuterplein aan de andere kant van de school spelen. Let ook op de dimensies van het voetbalveldje. Het lijkt aan de kleine kant. De school heeft ook speciaal zachte ballen aangeschaft, omdat er al een paar ruiten gesneuveld waren. Het niet meer, of minder goed, kunnen beoefenen van spelactiviteiten die op het oude plein populair waren, zoals hier waveboarden en skelteren, kan er ook aan bijdragen dat het nieuwe plein minder aantrekkelijk wordt gevonden. (Op de Hildegardisschool was dit voetballen).
Conclusies groene schoolpleinen Een groene herinrichting (met tegelijkertijd een groter en gevarieerder plein als resultaat) kán eraan bijdragen dat er minder gepest wordt op het plein. Mede hierdoor kan zo’n herinrichting op termijn zelfs het algehele welzijn van de kinderen vergroten. Voorwaarde lijkt wel dat de herinrichting dan ook in de ogen van de kinderen tot een aantrekkelijk(er) plein leidt: Het plein moet bestand zijn tegen de speeldruk (zonder te veel beperkende maatregelen) Populaire ‘oude’ spelactiviteiten moeten nog steeds goed mogelijk zijn Gecreëerde verwachtingen moeten worden waargemaakt
Reduceren of voorkomen van stress: theorie Bewezen uitgangspunt: chronische stress is ongezond Twee theorieën rondom contact met natuur en stress Evolutionair: savanne-achtige natuur is onze natuurlijke habitat; daar voelen we ons nog steeds thuis. De voorliefde voor natuur zit in onze genen. (SRT-Ulrich/Biophilia-Wilson) Cognitief: een groene omgeving is een omgeving die geen aandacht opeist of zelfdiscipline vereist; daarom kun je hier goed herstellen van stress of aandachtsmoeheid (ART-Kaplans) NB: de theorieën zijn niet noodzakelijkerwijs strijdig Ulrich: Stress Reduction Theory (SRT). Het evolutionaire pad gaat heel snel. Het is bijna een reflex, een reactie op ruggegraatniveau: er zit geen bewust proces tussen. Kaplans: Attention Restoration Theory (ART) Bij de andere theorie is daar wel meer sprake van. Het gaat er daarbij om dat je de omgeving waar je de stress of vermoeidheid hebt opgebouwd verruilt voor een omgeving die geen beroep doet op diezelfde bronnen die in de eerste situatie uitgeput zijn en/of die niet die stressfactoren bevatten. NB: in de literatuur in dit verband vaak gesproken over restoratie: het gaat dan om het herstel van aandachtsmoeheid en/of het bijkomen van stress. In de ecologische sector wordt bij restoratie als snel gedacht aan restoratie van de natuur, en niet aan die van de mens. NB: er is een Zwitsers onderzoek dat aantoont dat contact met natuur (bos) minder stress reducerend/restoratief is voor mensen die in de bossector werkzaam zijn. (Vraag: voor welke theorie pleit dit?)
Reduceren (chronische) stress: Ulrich (1984) Gezondheidskenmerk Herstel na galblaasoperatie: ligduur, gebruik pijnstillers, aantekeningen verplegend personeel Omgevingskenmerk Uitzicht vanuit ziekenhuiskamer: blinde muur vs. bomen Resultaten Op alle drie kenmerken positiever bij bomen in zicht Dit onderzoek gaat over mensen die in het ziekenhuis een galblaasoperatie hebben ondergaan. Een behoorlijk stressvolle gebeurtenis. De grafiek laat zien dat van de 2-de tot de 5-de dag de galblaaspatiënten met uitzicht op bomen minder sterke pijnstillers nodig hadden. Ook op de twee ander maten werden aantoonbare positieve effecten gevonden. Alleen het uitzicht is dus al genoeg om een waarneembaar effect te bewerkstelligen! (Maar het gaat hier wel om een korte termijn effect.) Sterker nog: er zijn ook experimentele onderzoeken die aantonen dat het kijken naar een afbeelding van natuur al een aantoonbaar positief effect heeft op de gemoedstoestand en het stressniveau van gestreste personen, in vergelijking tot het kijken naar een afbeelding van een sterk bebouwde omgeving.
Stress: groen en gebruik ADHD-medicatie De Vries et al. (2015): relatie groen binnen 250 meter en prevalentie gebruik ADHD- medicatie door kinderen data Achmea Interactie WOZ-waarde woningen en hoeveelheid groen in armste buurten bij 45% i.p.v. 25% groen ruim 10% lagere prevalentie
Jongeren en emotionele zelfregulatie Publieksonderzoek onder jongeren door Motivaction In opdracht van Stichting wAarde Driekwart (73%) van de jongeren geeft aan dat zij het afgelopen jaar wel eens teveel stress hebben ervaren. Voor een derde (33%) van de jongeren was dit zelfs (redelijk tot heel) vaak. Om gevoelens van stress te verminderen, praten jongeren vooral met anderen (37%) of maken/luisteren muziek (39%). •Bijna een vijfde (18%) gaat de natuur in en 14% gaat naar buiten om te sporten om stress te verminderen (samen 28%). Voor jongeren geldt dat nog wel eens getwijfeld wordt of zij wel iets met natuur hebben. Relatief weinig onderzoek naar de relatie groen en gezondheid specifiek onder jongeren. Burn-out komt tegenwoordig steeds vaker voor bij studenten.
Jongeren en emotionele zelfregulatie (2) Een grote meerderheid (79%) van de jongeren kiest er wel eens bewust voor om tijd in de natuur door te brengen (minimaal 1 keer per jaar). De frisse lucht en de mooie omgeving zijn voor jongeren die er wel eens bewust voor kiezen om tijd in de natuur door te brengen de meest genoemde redenen (respectievelijk 90% en 89%). Bijna twee derde (63%) geeft aan dat zij tijd in de natuur doorbrengen (mede) omdat het hun stress vermindert. Een meerderheid van de jongeren geeft aan dat zij na een natuurbezoek weer een frisse blik hebben (61%), er weer tegenaan kunnen (60%) en minder stress ervaren (54%). Een kwart (24%) geeft aan dat dit geen effect heeft op hun gevoel. NB: het gaat hier om voorgelegde stellingen, waarmee de jongeren het meer of minder eens kunnen zijn. Met andere woorden: in dit opinie onderzoek gaat het erom hoe jongeren denken dat contact met natuur hun welzijn beïnvloedt. Ze worden eigenlijk gevraagd naar wat hun theorie is, mede gebaseerd op hun eigen ervaringen (introspectie). Daarmee is dit een ander type onderzoek dan de hiervoor besproken onderzoeken. Bron: Van der Lelij en Keuchenius (2014). Natuur, lijfstijl en gezondheid; kwantitatief publieksonderzoek bij jongeren. Motivaction rapport, in opdracht van Stichting wAarde.
Ontwerpatelier met/voor buurtjongeren: Fit-Rust-Plek Bron: https://www.youtube.com/watch?v=xSS-zjP0s_0 Afstemmen op Groenaanbod afstemmen op beoogde gebruikers is een goed idee. Maar toch een paar vragen: Weet iemand altijd wat goed voor ‘m is? Wil iemand altijd wat goed voor ‘m is? Is een barbecuebos een goed idee?
Reduceren van chronische stress: conclusies Soort groen: nog niet echt duidelijk Wellicht ‘doodgewone’ natuur even goed als hoogwaardige natuur (ecologisch dan wel esthetisch) Functionaliteit groen: niet alleen recreatief groen van belang Al het groen waarmee men wanneer dan ook in contact komt? Zelfs een afbeelding van natuur werkt al (maar hoe sterk?) Ruimtelijke structuur: nog niet echt duidelijk Maximaliseren van contact met natuur (‘groen in beeld’), of Bieden van ‘groene oases van rust’ (wanneer nodig) Randvoorwaarde: veiligheid, sociaal & fysiek Maximaliseren van contact: straatbomen langs drukke wegen worden door veel mensen gezien. Dit past bij de evolutionaire ingestoken theorie. De Groene Oases passen meer bij de cognitief ingestoken theorie. Parknatuur lijkt het vrij goed te doen. Ecologisch beheerde natuur is wellicht voor gestreste mensen te ongeordend, te chaotisch. Dode bomen die blijven liggen kunnen negatieve associaties oproepen. Voor stressreductie lijkt het niet noodzakelijk dat het om visueel heel aantrekkelijk of kleurrijk groen gaat. Het is meer het contrast met de bebouwde omgeving. Wellicht kunnen te veel prikkels zelfs negatief werken. NB: agrarisch gebied kan ook werken.
Belangrijkste conclusies Groenheid woonomgeving en gezondheid zijn gerelateerd, maar onduidelijk is in welke mate het daarbij om een oorzakelijk verband gaat (en hoe groot het effect is) Er zijn meerdere (oorzakelijke) mechanismen, waarbij stressreductie en bevorderen sociale samenhang op dit moment belangrijker lijken dan verbeteren luchtkwaliteit en stimuleren lichamelijke activiteit (m.u.v. kinderen) Hoe het groen eruit moet zien om een optimale gezondheids- bevorderende werking te hebben, is afhankelijk van het mechanisme Veiligheid is voor gebruiksfuncties een belangrijke randvoorwaarde, maar kan per doelgroep andere eisen stellen En hopelijk ook iets geleerd over verschillende typen relaties en typen onderzoek. En dat je ook wetenschappelijk onderzoek altijd kritisch moet beoordelen op z’n merites.