Podologische onderzoek: klinisch onderzoek, integratie.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Basiselementen in een goede schoolslag (tips en tricks)
Advertisements

Basiselementen in een goede schoolslag (tips en tricks)
De patiënte staat recht, houdt de voeten gelijk en de schouders tijdens het meten recht. De patiënte geeft aan wanneer tijdens het meten het maximale van.
Basiscursus Functioneel tapen met Leukotape® K.
Bouw en functie van het kniegewricht
Sebastiaan Bruinsma mei 2014
Copyright chiropraxie Devriese & Moyson
Humira Even voorstellen: Reumaconsulente: Karina Noot
Rhijn Visser SMA Elkerliek
Adductor tendinopathie
Het bewegingsapparaat
Functionele kracht vs Functionele lengte
Regionalisatie Oost Brabant
Springersknie De springersknie is een chronische blessure, waarbij de kniepees is geïrriteerd. Bij te grote belastingen, zoals explosief strekken van de.
Voetbalblessures.
Myofasciaal Pijn Syndroom
Het heupgewricht.
Meerwaarde van SPECT-CT bij skeletscintigrafie
REUMA.
René Schoen , Hillebrand Verkroost
Een presentatie van: Pieter de Heer Hillebrand Verkroost René Schoen
Bouw en functie van het ellebooggewricht en de onderarm
Spierfuncties “Onderste Extremiteit”
Anatomie Botten en gewrichten.
Overzicht anatomie van de voet functie van steunzolen
Blessures Blessures Rugklachten Rugklachten Knieblessure Knieblessure
Welkom Artros Healthfocus Peter Rijfkogel.
Depressie bij ouderen.
Reuma Informatievaardigheden
Liesklachten bij sporters
Casus 14 Door Sophie Fibbe & Sanne Bakker.
Casus 2 Door Sanne Bakker.
Afdeling Trombose en Hemostase; Trombosedienst Leiden
Het bewegingsapparaat
Workshop schouder Ton Langenhorst, sportarts Amphia ziekenhuis Breda
Revalidatie bij reumatoïde artritis
Odysee.
Wat houdt dit in? Hoe lang houdt dit aan? Wat kan hier aan gedaan worden?
Wat is ( jeugd ) reuma ?? Daphne Veldman 4BA
Oefentoets aan einde les 11 Anatomie
WORKshop oefentherapie Mensendieck beweegt mensen 26 maart 2011 Miriam Meijerink.
Biomechanisch onderzoek
De ‘Foot Posture Index’
Blokkades.
Skelet en spieren. Skelet Ondersteuning Aanhechting Beweging Bescherming Vorming bloedcellen.
Melanie Cook Bart Vandewynckele Peter Moulaert
Stevigheid en beweging
Natuurlijk leert de Koninklijke EHBO je helpen
REUMA.
lichamelijk onderzoek van de knie
Pathologie en ziektebeelden
Chronische enkelklachten
Groeigerelateerde blessures
Artrose R.S. Gebel, huisarts.
Art Asrian,Huisarts 20 april 2017
Myofasciaal Pijn Syndroom
Lage rugklachten en ongevallen
Myofasciaal Pijn Syndroom
Sportmedisch onderzoek
Stevigheid en beweging
Stevigheid en beweging
Functionele training voor hardlopers
Verpleegtechnische vaardigheden
Rugpijn.
Stevigheid en beweging
Het passieve bewegingsapparaat
Rugpijn Lumbago.
Trauma extremiteiten.
Groeihormoon-stoornis..
Kniepijn Bij Start To Run
Transcript van de presentatie:

Podologische onderzoek: klinisch onderzoek, integratie

HEUP Functie- en toegevoegd onderzoek 2

Indien nodig, herhaalt de student op zelfstandige basis, de stof uit schijf1. 3  De student kent de basisanatomie van de heup. Met inbegrip van palpatie.  De student kan het overzicht van een basis functie onderzoek van de heup weergeven en verklaren.  De student kan het algemeen onderzoek van de heup uitvoeren met correcte handvatting, ergonomische houding.  De student kan de link leggen naar aandoeningen thv de heup  De student kan een verantwoorde keuze maken tussen verschillende testen thv de heup en zo tot een mogelijke differentiaaldiagnose te komen.

 Dit examen is een stationsproef.  Op elk station dien je minstens 10/20 te scoren.  Er zijn 4 stations: rug, heup, knie en voet.  Bij het maken van een breekpunt bij een onderdeel, scoor je onvoldoende en kan je dus niet slagen. 4 Examinering

 Caput femoris past in de fossa acetabuli dat door het labrum acetabulare wordt verdiept.  Is een 3-assig kogelgewricht. Dit maakt beweging mogelijk in 3 vlakken, rond 3 assen. 5 De heup is een nootgewricht

Labrum acetabulare en kapsel  Labrum acetabulare vergroot het acetabulum (>halve bol)  houdt dus het caput vast  De zona orbicularis van het kapsel rondom het collum helpt hierin nog eens mee. 6

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende. Zoek op:  Bouw van het articulatio coxae:  Botstukken  Kapsel en ligamenten  Heupspieren  Oorsprong en aanhechting  werking 7 Hoe instuderen?

 Beweeglijke verbinding tussen romp en onderste extremiteiten  Proximaal gewricht van O.L. 8 Functie van het articulatio coxae Hoge eisen qua stabiliteit Mobiliteit inboeten Compensatie door beweeglijkheid LWZ

 Door grote stabiliteit is er een daling van de mobiliteit.  De gedaalde mobiliteit wordt gecompenseerd door de beweging in de lumbale wervelzuil. →Maximale (ante)flexie gaat gepaard met retroversie van het bekken. 9 Heup biedt veel stabiliteit

 SV / LL-as / 120°  Maximale bewegingsbaan met knie in flexie en retroversie van het bekken.  Met gestrekte knie is er spanning van de ischiocruralen.  Bij PO is het eindgevoel zacht (musculair). 10 Heupflexie (anteflexie)

 Actieve anteflexie: actief < passief afhankelijk van de stand van de knie gestrekt: tot 90° gebogen: tot 120° of meer 11 Heupflexie

 Passieve anteflexie: afhankelijk van de stand van de knie actief < passief bij gestrekte knie < bij gebogen knie bij passieve anteflexie beide heupen: naar achter kantelen van het bekken 12 Heupflexie

 SV /LL-as / 15-30°  Maximaal met knie in extensie en anteversie van het bekken.  Met gebogen knie spanning van de m. rectus femoris.  Bij PO is het eindgevoel kapsulair. 13 Heupextensie (retroflexie)

 Actieve extensie < passieve extensie  Actieve extensie gestrekte knie > gebogen knie 14 Heupextensie

 Passieve extensie tot 20° bij het naar voren uitvallen 30° indien men met kracht trekt  Opm: ballerina’s : uitrekking van het lig. iliofemorale 15 Heupextensie

 FV / VD-as / 45°  Maximaal met gebogen knie, want dan is er minder spanning op de m. Gracilis.  Bij PO is eindgevoel kapsulair. M.Gracilis (bi-articulaire spier):  Flexie knie  Flexie heup  Adductie heup  Endorotatie heup 16 Heupa B ductie

 FV / VD-as / 25-30°.  Bij PO is eindgevoel kapsulair of zacht.  Musculus adductor longus  Musculus adductor brevis  Musculus magnus  Musculus minimus  Musculus pectineus  Musculus gracilis 17 Heupa DD uctie

 TV / CC-as / 45°  Exorotatie 45-70° (met extensie art. genus) 70° (met flexie art. genus)  Endorotatie 30-45° (met extensie art. genus) 45° (met flexie art. genus)  Grootst bij heupflexie door ontspannen ligamenten.  Bij PO is eindgevoel kapsulair. 18 Heupexo- en endorotatie

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Welke bewegingen zijn mogelijk in de heup?  Vlakken en assen  ROM  Eindgevoel  Hoe zit het met de bi-articulaire spieren? Tip: vul in je cursus zeker alle spieren aan met hun oorsprong, aanhechting en werking. 19 Hoe instuderen?

In de literatuur zijn er verschillende strekkingen  Flexie 120°  Extensie 30°  Exorotatie 45° (met extensie art. genus) 70° (met flexie art. genus)  Endorotatie 30° (met extensie art. genus) 45° (met flexie art. genus)  Abductie 45°  Adductie 40°  MLPP = 30° flexie, 30° abductie en lichte exorotatie  MCPP = maximale extensie, endorotatie en abductie 20 ROM een herhaling

 (hyper)extensie – abductie – endorotatie  Maximale aanvlijing van de gewrichten  Stabiele eindstand  Maximale spanning in het kapsel-bandapparaat Hier is spierspanning en weefselspanning maximaal. Hier staat het gewricht op slot. 21 Maximale Close packed position MCPP

 30°flexie – 30° abductie – 10° exorotatie  = rusthouding van het gewricht  = maximale ontplooiing van de capsulo-ligamentaire structuren Hier is spierspanning en weefselspanning minimaal en is er de grootste mobiliteit. 22 Ruststand of Maximale loose packed position MLPP

23 3/Weerstand onderzoek 2/Passief onderzoek Anamnese: fase II Cliënt met klacht: fase I INDIEN BIJKOMENDE INFORMATIE NODIG Functietests Specifieke palpatie Inspectie en palpatie Objectieve metingen: goniometrie Spiertesting en spierlengetetesting Bewegingsonderzoek 1/Actief onderzoek

 Fase1: verhelderen van de zorgvraag  Fase 2: onderzoek, analyse van gegevens en diagnose  Fase 3: opstellen zorgplan  Fase 4: uitvoeren interventies  Fase 5: evaluatie 24 Procesmodel van methodisch handelen

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Wat is een BFO?  Wat onderzoek je?  Hoe doe je dat? Respecteer de golden rules en let op je handvatting.  Wat kan je uit een BFO concluderen? Wat weet je? Tip: Alle kennis uit KO, PO, basis dien je te kennen en kunnen uitvoeren. Herhaal dus je cursus uit schijf Hoe instuderen?

1.Actief: A.functioneel en B.analytisch 2.Passief 3.Weerstand Bij elk onderzoek rechts-links vergelijken. Begin altijd bij de niet aangedane zijde. Respecteer de golden rules. 26 B asis F unctie O nderzoek

 Contractiele en niet-contractiele structuren.  ROM.  Pijn (lokalisatie, aard en moment, painful arc).  Coördinatie.  Bereidwilligheid tot bewegen.  Bijkomende geluiden. Geeft globale informatie over het gewricht. Bij bewegingsbeperking aanvullen met spiertesten, spierlengtetesten en / of goniometrie. 27 Actief onderzoek: A/functioneel (ICF) B/analytisch

28

 Niet contractiele structuren.  ROM (kapsulair patroon).  Pijn (lokalisatie, aard en moment).  Eindgevoel.  Trajectweerstand. Bij bewegingsbeperking: aanvullen met spierlengtetest en / of goniometrie. Bij bewegingslaxiteit (hypermobiliteit): aanvullen met ligamentaire test. 29 Passief onderzoek

 Endo>>flexie=extensie=abductie  Endo meest beperkt  Flexie / extensie / abductie: evenveel beperkt  Exorotatie en adductie: minst beperkt Kenmerkend patroon van bewegingsbeperking met of zonder pijn. Een bewegingbeperking volgens het kapsulaire patroon verwijst naar betrokkenheid van het gehele gewricht (artritis, capsulitis en arthrose…). 30 Kapsulair patroon van de heup

 Beperkt volgens kapsulair patroon: aandoening van het gehele gewricht.  Beperkt volgens niet-kapsulair patroon: aandoening van een deel van het gewricht of buiten het gewricht.  Opvallend ruim (hypermobiel): variant van ‘normaal’ of instabiel.  Alleen pijnlijk in eindstand: rek of compressie: ligamenten, pezen, spieren of bursae. 31 Besluiten uit passief onderzoek

32 Kapsulair patroon

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Besluiten uit passief onderzoek.  Wat is een beperking volgens het kapsulair patroon?  Wat is een beperking volgens niet-kapsulair patroon? 33 Hoe instuderen?

 Contractiele structuren.  Pijn.  Kracht.  Coördinatie.  Idee van bezenuwing? Pijn : wijst op spier- of peesaandoening. Zwak zonder pijn : wijst op parese, paralyse of totale peesruptuur. Bij krachtsvermindering aanvullen met spiertesten. 34 Weerstand onderzoek (isometrisch)

Alle kennis en vaardigheden uit vorige slides heb je nodig om de slides die komen te kunnen begrijpen. Bij vragen dien je de stof uit schijf 1 zelfstandig te hernemen. 35 Hoe instuderen?

36 Interpretatie weerstandstest KrachtPijnInterpretatie NormaalGeenGeen afwijking NormaalPijnKleine laesie thv het musculotendinogeen apparaat Normaal Pijnlijk bij herhaling  Arteriële stoornis  Eerste stadium musculotendinogene aandoening

37 Geringe kracht Pijn  Grote laesie musculotendinogeen apparaat  Partiële ruptuur  Acute tendinitis  Ernstige laesies: fractuur, metastase Geen/GeringGeen pijn  Neurogene laesie: paralyse/parese  Musculotendinogene ruptuur: totaal, genezen partieel Geen/GeringAlle weerstandstests pijnlijk  Ernstige aandoening o Fractuur o Metastase  Acute laesie: bursitis  Psychogeen

38 Antropometrie en goniometrie

 Antropometrie is de studie van de menselijke afmetingen.  Het woord betekent letterlijk "het meten van mensen" en houdt zich bezig met het vaststellen van afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam.  De studie van menselijke afmetingen op vergelijkende basis.  De statische antropometrie bestudeert de afmetingen van het niet-bewegende lichaam.  De therapeut is op die manier in de mogelijkheid om afmetingen vast te stellen, te vergelijken en op te volgen. 39 Antropometrie.

 Ter objectivatie van zwelling of atrofie kan perimetrie worden uitgevoerd.  Standaardisatie is belangrijk indien men de test na verloop van tijd wil herhalen.  Immobilisatie zorgt voor spieratrofie. Bij heup en knie is dat het duidelijkst in de M.Quadriceps.  Na trauma kunnen ook bloedingen ontstaan in de dijmusculatuur, met zwelling tot gevolg. 40 Antropometrie: Objectieve meting:

 Men tekent de bovenrand van de patella af.  Vanaf dat merkteken duidt men afstanden van 10 en 20 cm aan (bij kinderen 5 en 15 cm).  Men meet de omtrek van de dij thv deze merktekens door het meetlint craniaal van deze streepjes te leggen.  Het meetlint ligt loodrecht op de lengteas,  M. Quadriceps is ontspannen. 41 Omtrekmeting M. Quadriceps

 Meting in ruglig op hard ondervlak.  Rechte lijn van SIAS tem distale rand van de malleolus medialis. Dit is de ‘klinische’ lengte. 42 Antropometrie: meting lengte onderste ledematen

43 Klinisch beenlengteverschil Meting NIET bovenop kledij!

 Anatomisch, structureel: verschil zit in de botlengte (tibia of femur). Wordt gemeten met RX.  Klinisch, functioneel: is ten gevolge van heupdysplasie, heuparthrose…. Deze kunnen ook knie en enkel belasten en zorgen voor gestoord gangpatroon. 44 Beenlengteverschil (zie lessen rug)

Galeazzi test  Bij de Galeazzi test, vaakst bij kinderen, wordt gekeken of de beentjes even lang zijn door ze met beide heupjes gebogen naast elkaar te houden en te kijken of de knietjes even hoog staan. 45

46 Galeazzi test

Tibia verschil  Hoogteverschil wijst op verschil in lengte van de tibia’s. Femur verschil  Verdere projectie van een knie wijst op lengteverschil in de femurbotten.  Verdere projectie kan ook wijzen op dislocatie en dysplasie van het heupgewricht (Barlow en Ortolani). 47

 Binnen het (ICF) International Classification of Functioning, Disability and Health behoort de mobiliteit van de gewrichten onder stoornissen van de anatomische functies.  Door het gebruik van de goniometer kan de therapeut de bewegingshoek meten, vergelijken en opvolgen.  Beperking van mobiliteit in de gewrichten kan van myogene, artrogene of capsulaire oorsprong zijn. Maar ook ossale-, huid- en houdingsafwijkingen. 48 Goniometrie: Objectieve meting:

 Ter objectivatie van zowel passieve als actieve beweeglijkheid.  Bewegingen worden opgemeten in een gewricht ten opzichte van een gedefinieerde nulstand.  Er is een vast en een bewegend segment.  Gebruikt ter objectivatie en evaluatie. 49 Objectieve meting: goniometrie

 De Goniometer is gemaakt van transparant kunststof en bestaat uit twee armen.  Het instrument wordt samen met de neutrale-0-methode (NNM) gebruikt om de bewegingsuitslag of bewegingshoek van een gewricht te meten.  De bewegingsuitslag kan zowel actief als passief gemeten worden.  De 0-positie is de neutrale stand of standaardisatie van een gewricht.  Iedere beweging wordt genoteerd door de eindstand.  Na het bepalen van de assen wordt geen beweging meer toegelaten! 50 Wat is een goniometer?

51

52 Assen definiëren

 Segmenten: o vast: bekken en romp, parallel met tafel o bewegend: dij, parallel met bovenbeen  Merktekens: o op de romp: lengteas van de romp o op de dij: as thv knie = epicondylus lateralis o op de heup: as door de femurkop = 4.5 cm craniaal van het meest lateraal uitstekend deel van de trochanter major  Vlak : sagittaal  Neutrale houding: flexie: ruglig = 0° (of 180°) extensie: buiklig = 0° (of 180°) 53 Goniometrie: heupflexie en extensie

54 Flexie: normaal 120° Opmerking: niet op kledij

55 Extensie: normaal 30°

 Segmenten: o Vast: bekken en romp o Bewegend: dij  Merktekens: o Op romp: verbindingslijn beide SIAS as: SIAS, 7 cm caudaal en 3,5 cm mediaal vanuit de SIAS o Op femur: naar midden van de patella o De horizontale vanuit deze as ontmoet de horizontale vanuit de flexie as (4,5 cm crainaal vanuit de TM).  Vlak: frontaal  Neutrale houding: ruglig: 90° (=0°positie van de meter) 56 Goniometrie: heupabductie en heupadductie

57 HeupaBductie: normaal: 45°

58 Heupadductie: normaal 40°

 Segmenten: o Vast: bekken en romp (vertikaal afhangend) o Bewegend: tibia  Merktekens: o Op knie: ts onderrand patella en tuberositas tibiae o Lengterichting tibia op margo anterior (naar midden wreef)  Vlak: horizontaal  Neutrale houding: zit: 0° 59 Goniometrie: heupendo- en exorotatie

60 Heupexorotatie: normaal 45°

61 Heupendorotatie: normaal 30°

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Wat is goniometrie?  Gebruik goniometer  Precies uitvoeren  Assen bepalen en aanduiden  Wat is antropometrie?  definiëren  Precies uitvoeren 62 Hoe instuderen?

 Alle voorgaande kennis en vaardigheden heb je nodig om:  Te kunnen besluiten tot toegevoegd onderzoek.  Om te kunnen besluiten welke toegevoegd onderzoek.  Na grondig klinisch, podologisch onderzoek kan je komen tot een podologische diagnose.  De podologische diagnose is het besluit van de podoloog.  De medische diagnose is het besluit van de arts. 63 Op zoek naar de podologische diagnose

64 Op zoek naar de podologische diagnose!!!!!

 Allereerst moet duidelijk zijn of de pijn uit de rug komt of uit de heup.  Dan moet onderscheid gemaakt worden tussen een kapsulair patroon en een niet-kapsulair patroon.  Bij het kapsulair patroon is de endorotatie het meest beperkt.  Bij volwassenen is coxarthrose de meest frequent voorkomende oorzaak van pijn in de heup met bewegingsbeperking volgens een kapsulair patroon. De incidentie en prevalentie nemen toe met de leeftijd. Secundaire arthrose kan ontstaan als gevolg van heuppathologie. Dit komt vaak voor maar er zijn uiteraard nog andere aandoeningen mogelijk. 65 Op zoek naar de podologische diagnose

 Pijn in de heup, met bewegingsbeperking, die volgens het niet-kapsulair patroon is, kan wijzen op:  Tumoren, infectie en ischiale bursitis in bil/lies/bekken ("sign of the buttock")  corpus liberum. Een intra-articulair gelegen los bot- of kraakbeenfragment kan aanleiding geven tot enige beperking in exorotatie of extensie. Mogelijke oorzaken zijn: osteochondritis dissecans, synoviale (osteo)chondromatose, traumata en coxarthrose. De anamnese vermeldt een intermitterend klachtenpatroon met felle pijnscheuten, met het gevoel door het been te zakken en soms het gevoel 'dat er iets in de weg zit'. Dit komt zeer zelden voor.  wijst meestal op een spier- of peesblessure of een bursitis. Een bursitis trochanterica wordt meestal veroorzaakt door mechanische irritatie van de bursa, door de daaroverheen bewegende tractus iliotibialis. 66 Op zoek naar de podologische diagnose

67 Resultaten uit functieonderzoek!!!!

68 ‘sign of the buttock’ of het ‘bilteken’

   Passieve heupflexie met knie gestrekt (SLR) is beperkt en pijnlijk. Doch minder beperkt dan met gebogen knie. Maw de therapeut kan bijna geen verdere heupflexie uitvoeren met gebogen knie.  De flexie met gebogen knie lokt gluteale pijn uit.  Niet-kapsulair patroon.  Endorotatie meestal niet beperkt.  Weerstandstest meestal pijnlijk. 69 ‘sign of the buttock’ of het ‘bilteken’

 Kan wijzen op ernstige lokale pathologie in de bilstreek.  Kan door passief bewegingsonderzoek van de heup worden bevestigd.  De SLR is vaak vals positief door de pijn. Niet te verwarren met te korte hamstrings. RODE VLAG HUISARTS 70 ‘sign of the buttock’ of het ‘bilteken’

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Elke test doorheen de cursus:  Definiëren  Welke structuren test je?  Wanneer kan je deze test gebruiken?  De test demonstreren met perfecte uitvoer.  Wat kan je uit deze test besluiten? 71 Hoe instuderen?

72 Stabiliteit van het heupgewricht Heupstabiliteit Anatomische structuren Caput femoris / acetabulum Inclinatiehoek Coxa valga = ↑ incl = ↓ stab Coxa vara = ↓ incl = ↑ stab Declinatiehoek Anteversie = ↑ decl = ↓ stab Retroversie = ↓ decl = ↑ stab Ligamenten Extensie = ↑ stabiliteit Flexie = ↓ stabiliteit Spieren in dwarse richting = ↑ stabiliteit in lengterichting = ↓ stabiliteit m. Piriformis m. Obturatorius ext. m. Gluteus med en min adductoren

Stabiliteit stijgt in het heupgewricht: Spieren die in dwarse richting werken  Houden het caput in het acetabulum  Pelvi-trochantere spieren: m. piriformis (1) en m. obturatorius externus (2).  Bilspieren : m. glutaeus minimus en m. glutaeus medius (3).  Stabiliserende component! (zwarte pijl rechter heup) 73

Stabiliteit daalt in het heupgewricht: Spieren die in de lengterichting werken  Adductoren(4)  willen caput naar craniaal luxeren! (als dak acetabulum uitgesleten)  Stabilisatie bij abductie 74

Onderstaande zaken zijn onvoorwaardelijke kennis. Indien je fouten maakt bij onderstaande, dan is dit een breekpunt en scoor je onvoldoende.  Stabiliteit thv de heup:  Welke factoren bepalen stabiliteit in de heup?  Wat is coxa vara?  Wat is coxa valga?  Wat is coxa norma? 75 Hoe instuderen?

76 Toegevoegd onderzoek

77 Anamnese InspectiePalpatie Basisfunctie- onderzoek Actief Functione el Ganganaly se Diep hurken Anteflexie romp Huppen op 1 been Spreidstan d Staan op 1 been Lokaal- anatomisch Flexie / (Hyper)extens ie Endo / Exo Abd / Add Passief Flexie / (Hyper)Extens ie Endo/Exo Abd / Add Weerstan d Flexie / extensie Abd / Add Endo / Exo Toegevoegd onderzoek Faber Fair test Sign of the buttock Trendelenburg Anvil test Fadir test Lasèguete st = SLR- test Trendelenburg Galeazzi test Thomas’ test Test van Ober Gaenslen’s test Distractie test hakvaltest Thigh thrust-test Omgekeerde Lasègue Postero inferieure impingement test Compressie Test Sign of the buttock Sacral thrust Test Piriformis teken Gonio/ant ropo

 SI testen  Faber test (Patrick test)  Fadir  Thomas’ test  Test van Ober  Trendelenburg  Anvil Test  Galeazzi test  Lasègue test (Straight Leg Raise test)  Omgekeerde Lasègue (N. Femoralis rektest) Bij heup onderzoek is er altijd eerst en screening van de rug! 78 Toegevoegd onderzoek heup (overlap met rug!)

 Het SI is complex gewricht. Kan pijn/symptomen veroorzaken thv:  Lage rug  Bil  Lies  Onderste ledematen  3 soorten tests:  Lokalisatie en symmetrie: lokalistie beenderige structuren assymetrie rechts-links  Beweging van de beenderige structuren (Vorlauf, rucklauf…)  Pijnprovocatie: betrokkenheid SI 79 Het sacro-iliacale (SI)gewricht en het bekken (overlap met rug)

 Om deze testen te gebruiken wordt aangeraden om minstens 3 positieve SI testen te gebruiken.  Bij personen met discogene klachten zijn de SI testen vaak vals positief. (zie rug)  Bij pt met lage rug klachten eerst nagaan of er centralisatie van de klachten optreedt alvorens SI testen uit te voeren. (zie rug) 80 Betrouwbaarheid SI testen

81 SI gewrichtspijn

1.Thigh thrust-test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation) 2.Distractietest 3.Compressietest 4.Gaenslen’s test ofwel pelvic torsion test 5.Hakvaltest 6.Sacral thrust test 7.Faber test 82 Testen van de sacro-iliacale gewrichten: pijnprovocatietesten :

83 1. Thigh thrust/posterior shear test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation) versie 1

 Uitgangshouding: Patiënt ligt in ruglig op de behandelbank met aan de aangedane zijde de heup 90° gebogen. De knie is geflecteerd. Het femur is licht geadduceerd.  Uitvoering: De behandelaar geeft vervolgens axiale druk op de knie in de richting van de heup.  Test is positief: Als pijn wordt aangegeven aan de achterzijde van het bekken, dan is de test positief. De test is positief als herkenbare pijn geprovoceerd wordt. Hiermee worden de dorsale sacro-iliacale ligamenten getest. Het bekken schuift hierbij van anterior naar posterior ten opzichte van het sacrum Thigh thrust-test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation) versie 1

85 1. Thigh thrust/posterior shear test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation) versie 2

 Uitgangshouding: Patiënt ligt in ruglig op de behandelbank met aan de aangedane zijde de heup 90° gebogen. De knie is geflecteerd. Het femur is NIET geadduceerd.  Uitvoering: De behandelaar geeft vervolgens axiale druk op de knie in de richting van de heup.  Test is positief: Als pijn wordt aangegeven aan de achterzijde van het bekken, dan is de test positief. De test is positief als herkenbare pijn geprovoceerd wordt. Hiermee worden de dorsale sacro-iliacale ligamenten getest. Het bekken schuift hierbij van anterior naar posterior ten opzichte van het sacrum Thigh thrust/posterior shear test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation) versie 2

87 2. Distractietest met posterieure druk

88 2. Distractietest met armen gekruist druk postero-lateraal

 Uitgangshouding: Ruglig op de onderzoeksbank.  Uitvoering: De onderzoeker geeft manueel een posterieur gerichte druk op de spina iliaca anterior superior beiderzijds. Dit gebeurt met de armen niet gekruist. Deze druk wordt vijf seconden aangehouden en vervolgens wordt kort overdruk gegeven. Alternatieve uitvoering: met gekruiste armen wordt druk gegeven op de beide spinae naar posterolateraal. Vooral bij tengere personen is deze uitvoering goed mogelijk. Het doel is om distractie van de voorzijde van de sacro-iliacale gewrichtente verkrijgen.  De test is positief: als herkenbare pijn wordt geprovoceerd Distractietest

90 3. Compressie test De test is positief: als herkenbare pijn wordt geprovoceerd.

91 4. Gaenslen’s test of pelvic torsion test

 Uitgangshouding: Patiënt ligt in ruglig met het te onderzoeken been aan de rand van de bank.  Uitvoering: De onderzoeker brengt de beide knieën naar de borst, fixeert het been aan de niet aangedane zijde en brengt vervolgens het te onderzoeken been langzaam naar volledige extensie. De onderzoeker geeft vervolgens lichte overdruk in extensierichting.  De test is positief: als herkenbare pijn geprovoceerd wordt Gainslen’s test

93 4. Gainslen’s test versie ruglig

94 4. Gainslen’s test versie zijlig

95 5. Hakvaltest

96 6. Sacral thrust test

97 7. Faber test of Patricks test ( flex, abd en externe rotatie) UHRglg, 4-houding Doel Testen van heuppathologie en sacro-iliacale gewrichten. + Pijn in heup en/of SI- gewricht en/of beperkte heupABD-mogelijkheid. AandoeningLegg-Calvé-Perthes, SI-infecties, arthropathy, arthritis… eature=endscreen&v=5UzAvGTmd Mw&NR=1

 In ruglig en 4-houding wordt het te onderzoeken been in flexie, abductie en externe rotatie gebracht, de knie is in flexie, zodat de hiel craniaal van de contralaterale knie aanligt.  De therapeut fixeert de contralaterale SIAS en geeft druk aan de mediale zijde van de knie in flexie.  Dient om pijn op te sporen in de SI gewrichten, heup en sacrum F AB ER Flexie, ABductie en Externe Rotatie

99 7. Faber test of Patricks test( flex, abd en externe rotatie)

100

101

 SI pijn suggereert sacroiliitis.  liespijn suggereert problemen met de heupflexoren, vaak iliopsoas strain (verrekking).  Posterieure heuppijn suggereert heupimpingement of femoro-acetabulair impingement (FAI).  Posterieure pijn = SI  Anterieure, laterale diepe pijn = psoas  Grote afstand laterale knie-tafel: psoas tightness / impingement Interpretatie Faber (test meer dan enkel SI)

DIT IS GELDIG VOOR ALLE TESTEN DOORHEEN DE CURSUS:  Testen perfect kunnen uitvoeren en uitleggen waartoe ze dienen; inzicht tonen. Enkel uitvoeren scoort onvoldoende.  Om de testen beter te begrijpen wordt verwezen naar de pathologie.  Pathologie op zich wordt niet ondervraagd.  Klachten en symptomen kunnen verwijzen naar structuren. Dit dien je wel te kennen Deze zullen bepalen welke test te kiezen. Deze zullen leiden naar het bepalen van de podologische diagnose. 103 Wat dien je te kennen?

 Ontsteking van 1 of beide sacro-ilicale gewrichten.  Komt ook voor bij de ‘ziekte van Bechterew’ ( = spondylitis ankylosans = ontsteking van de wervelkolom).  Geeft ook rugpijn. En kan uitstralen naar beide benen. Vaak beperkte lumbale beweeglijkheid.  Soms hielpijn.  Hinder bij trappen lopen / grote stappen 104 Aandoeningen: sacroiliitis

 Hierbij is de slijmbeurs (bursitis) en/of de pees (tendinitis) van de iliopsoas aangedaan.  Iliopsoas bursitis en tendinitis komen vaak samen voor en vallen onder het ilioposoas syndroom. Zowel de bursitis als de tendinitis geven gelijkaardige klachten. Namelijk anterieure heuppijn in de liesregio.  Snapping hip vaak in associatie met het iliopsoas syndroom. 105 Aandoeningen: iliopsoas syndroom

106

107

 Pijn aan de anterieure heup in de liesregio.  De pijn kan naar de binnenzijde van het bovenbeen tot boven de knie uitstralen.  Maximale heupflexie kan pijnlijk zijn.  Pijn bij opstaan uit zit, kousen en schoenen aandoen, traplopen, hardlopen…  In rust verminderen klachten.  De paslengte wordt beperkt omdat strekking van de heup compressie van de bursa geeft.  Soms ook snapping hip. 108 Klachten iliopsoas syndroom

 Iliopsoas zorgt voor flexie heup en exorotatie.  De onderliggende bursa zorgt voor een goede glijding. 109

 Als gevolg van overbelasting,  Wordt vooral bij dansers en voetballers gezien.  Ook bij overgewicht.  Bij reumatoïde artritis. 110 Oorzaak iliopsoas syndroom

 Hierbij treedt er een "snapping" of verspringend gevoel op ter hoogte van de heup. Dit is niet noodzakelijk pijnlijk.  Bij ‘external snapping hip’ is het de pees van de m. tensor fascia lata die over de trochanter major klikt. Patiënt ontwikkelt bursitis trochanterica. Palpatie van de trochanter major is pijnlijk. Adductie en externe rotatie zijn pijnlijk. Pijn extern. De bursitis klachten worden vooral uitgelokt bij Abductie en palpatie (compressie). Maar ook adductie lokt klachten uit door rek.  De ‘internal snapping hip’ wordt veroorzaakt door wrijving tussen de heupkom en de m. iliopsoas. Vaak ten gevolge van bursitis. Kan uitgelokt worden door aBductie en externe rotatie. Pijn in de liesregio. 111 Aandoeningen: snapping hip

112 External snapping hip: TFL

113 Internal snapping hip: iliopsoas

114 Thomas test: spierlengte test van de m. iliopsoas: heupflexoren zie ook: test van Janda (schijf 1)

115 Thomas test

116

117 Test van Ober: flexibiliteit van de iliotibiale band

118

 Wk Wk   Onderliggend been in heup en knieflexie ter stabilisatie.  Te onderzoeken kant met heup in 0°extensie en knie in max 90° flexie of in extensie.  Te onderzoeken been in adductie brengen. Been moet kunnen zakken tot op onderliggend been. 119 Test van Ober: flexibiliteit van de iliotibiale band

120

121

 Impingement wil zeggen dat de femurkop geen volledige bewegingsvrijheid heeft in het acetabulum. Wat zorgt voor wrijving en inklemming. FAI of femoro-acetabulair-impingemt.  Dit kan aanleiding geven tot synovitis (ontsteking), een labrumscheur of een kraakbeenletsel.  Typische pijn in de lies, of rond de heupregio, en de verminderde inwendige rotatie van de heup.  Vaak bij (jonge) sporters. 122 Aandoeningen: heupimpingement

123 Heupimpingement: Cam /pincer en mixed

124

 Bij cam impingement is de bol van de heup niet volledig rond, waardoor flexie en rotatie moeilijk is. Heupkop is niet rond genoeg.  Bij pincer impingement komt de rand van de pan te ver vooruitstekend (maw de pan is te diep), waardoor bij het draaien de nek van de heupkop botst tegen het labrum.heupkom vertoont afwijking.  Vaak komt er een gecombineerd lijden voor. 125 Heupimpingement: Cam /pincer en mixed

126

 Bij cam impingement is een benige uitstulping terug te vinden ter hoogte van de anterolaterale overgangszone van caput naar collum femoris.  Die voornamelijk tijdens flexie onder de acetabulumrand wordt gewrongen en bij herhaalde terminale bewegingen schade aan het gewrichtskraakbeen kan veroorzaken. 127 Cam impingement

 Treedt op bij een toegenomen acetabulaire overdekking van de femurkop. Het acetabulum dat een groter deel van de femurkop overdekt, heeft nu de vorm van een “nijptang” in het Frans “pince” genoemd  Hierdoor ontstaat een lineair contact tussen de acetabulumrand en de femorale hoofd-nek junctie.  De botsingen geven aanleiding tot een meer cirkelvormig gelokaliseerd schadepatroon.  Het labrum is de eerste structuur die zal falen.  laat in het proces zal kraakbeenabrasie in de posteroinferieure regio plaats. 128 Pincer impingement

129 Pincer: anterieur en posterieur letsel

 Ruglig, therapeut brengt te onderzoeken been in flexie, adductie en interne rotatie.  Anterieure impingements test  8Y 8Y130 Fadir (flexie, adductie en interne rotatie)

131

 Met de patiënt in ruglig beweegt de onderzoeker passief de heup vanuit 90° flexie  naar maximale adductie en endorotatie, waardoor abutment optreedt van de femurhals  tegen de anterosuperieure rand van het acetabulum. De test is positief als:  herkenbare lies- en/of heuppijn geprovoceerd wordt. 132 Fadir

133

134

135

136 Fadir: is een test voor anterieure impingement

137 Fadir: ook test voor posterieure impingement

 Bij femoroacetabulair impingement is Fadir gestoord maar vaak ook de Faber. 138 Fadir / Faber

139 Faber (flexie, aBductie en externe rotatie)

140 Fadir en Faber combineren: volledige bewegingsbaan onderzoeken

141 Interne en externe rotatie

142 Externe en interne rotatie

 kcM kcM  BCk BCk  k-M maximale flexie en inwendige rotatie k-M  kw kw impingement test anterior superior labrum 143

 Bij posterieur femoroacetabulair impingement ten gevolge van een pincer-acetabulum, is de postero-inferieure impingementtest gewoonlijk positief.  Met de patiënt in ruglig op de rand van de bank beweegt de onderzoeker de aangedane heup passief in extensie en exorotatie.  De test is positief als herkenbare pijn wordt geprovoceerd aan de achterzijde van het heupgewricht. 144 Postero-inferieure impingementtest

145

146 Trendelenburg test UH Unipodale stand gedurende 10-tal seconden Doel Testen van de functie van de heupaBductoren + Indien het bekken van het geflecteerde been ‘zakt’ AandoeningZwakte van Gluteus Medius en Minimus (heupaBductoren) van het standbeen watch?v=Gnmrluh9-3Q

 53Kc 53Kc147 Trendelenburg test

 Bij een positieve test van Trendelenburg is er sprake van zwakte van de heupabductoren. Dit zijn de musculus tensor fasciae latae, de musculus gluteus medius en minimus.  De test is genoemd naar Friedrich Trendelenburg.  Bij zwakte thv standbeen kan de pelvis niet worden gelift thv het standbeen, kan enkel positie aannemen.  Sterk positief indien het bekken thv geflecteerd been zakt. 148 Trendelenburg test

a)Normale heup b)Insufficiëntie van de GL med en min c)Insufficiëntie van de spieren + shifting van het lichaamszwaartepunt naar standbeen (Teken van Duchenne) 149

150 Trendelenburg test

 Bursitis: slijmbeursontsteking. Is een niet- infectieuze aandoening (aseptische bursitis) veroorzaakt door een ontsteking als gevolg van lokale weke delen trauma of strain injury. 151 Aandoeningen: bursitis

 Bursitis trochanterica: vaak bij ouderen. Ook bij jongeren die veel lopen of fietsen. Over de trochanter major loopt de pees van de m. TFL die gaat over in de tractus iliotibialis. Geeft pijn aan de zijkant van de heup.  Bursitis iliopectinea: geeft typisch liesklachten.  Bursitis ischiadica: De ischial bursa ligt in de bovenste billen. Geeft doffe pijn bij het beklimmen bergop. Ook na langdurig zitten‘kleermaker bodem’. 152 Aandoeningen

 1. Pijn treedt op bij palpatie van trochanter major gebied.  2. De antalgische gang is aanwezig - bij het wandelen wordt vooral gesteund op het niet aangedane been.  3. Actieve abductie tegen weerstand produceert pijn aan de aangedane zijde van de heup.  4. Passieve extreme adductie van de heup is pijnlijk.  5. Endorotatie tegen weerstand produceert pijn lateraal in de heup.  6. Exorotatie tegen weerstand produceert pijn lateraal in de heup.  7. De bewegingsvrijheid van de heup is zowel beperkt bij extreme rotatie als bij abductie alsook bij adductie en bij flexie.  8. De Trendelenburg (één been houdingstest) is positief. 153 Bursitis trochanterica

154

155 Bursitis iliopectinea

156 Anvil test UH P: ruglig, benen gestrekt Th: heft bn + vuistslag thv hiel (axiale richting) DoelKrachtinwerking thv heup AandoeningPijn in heup en/of SI-gewricht: Heupinflammatie of osteoartritis, femorale fractuur, implantloslating Lumbale pijn: intervertebrale discusaandoening, RA (rugaandoening) com/watch?v=m34Ze g_5930

157 Anvil test

 Kenmerkend voor artritis of gewrichtsontsteking is pijn, zwelling, warmte, roodheid en functiebeperking van het gewricht  Er bestaan veel verschillend soorten artritis zoals: osteo-artritis of reumatoïde-arthritis… 158 Aandoeningen: artritis: ontsteking

 Degeneratieve artritis gaat gepaard met afbraak van kraakbeen met als gevolg pijnlijk bot-op- botcontact.  Gewrichtspijn tijdens het staan en bewegen.  Gewrichten raken uit de kom of gaan vastzitten.  Gestoord gangpatroon. 159 Aandoeningen: osteoartritis

Er is een langzame afbraak van de dikke kraakbeenlaag op de botuiteinden: het schokbrekereffect valt weg en de beide boteinden komen rechtstreeks met elkaar in contact. Hierdoor ontstaat pijn in de heup en een toenemende stijfheid. 160 osteoartritis

 auto-immuunziekte: het lichaam valt hierbij gezond weefsel aan. Hierdoor ontstaan ontstekingen in het gewricht en raken ze beschadigd.  De gewrichten worden warm doordat de bloedstroom naar het ontstekingsgebied stijgt. Het synoviale membraan produceert extra vocht en veroorzaakt zwelling waardoor banden rekken. Het resultaat is een stijf, gezwollen en pijnlijk gewricht. 161 Aandoeningen: reumatoïde-artritis

Bij deze aandoening is er een aantasting van het gewrichtskapsel, het zieke kapsel gaat overmatig veel, abnormaal gewrichtsvocht produceren dat dan ook nog irriterende producten bevat, die dan zorgt voor een snelle en abnormale kraakbeenafbraak. Ook hier ontstaat soms zeer snel al hevige pijn en stijfheid in de heup. 162 reumatoïde-artritis

163 Beslissingsboom!!!!

 PAO periarticulaire ossificaties: abnormale botgroei rond het gewricht  AVN avasculaire necrose  Toelichting bij gewrichtsmuis:  Oorzaak:  Door trauma beschadiging van het gewrichtskraakbeen  Arthose kan leiden tot loslating van stukjes gewrichtskraakbeen  Symptomen: niet altijd volgens kapsulair patroon  Blokkering tijdens bewegen  Bewegingsbeperking in 1 of meerdere bewegingen  Kan gepaard met pijn 164

165 Veel voorkomende aandoeningen

DIT IS GELDIG VOOR ALLE TESTEN DOORHEEN DE CURSUS:  Testen perfect kunnen uitvoeren en uitleggen waartoe ze dienen; inzicht tonen. Enkel uitvoeren scoort onvoldoende.  Om de testen beter te begrijpen wordt verwezen naar de pathologie.  Pathologie op zich wordt niet ondervraagd.  Klachten en symptomen kunnen verwijzen naar structuren. Dit dien je wel te kennen Deze zullen bepalen welke test te kiezen. Deze zullen leiden naar het bepalen van de podologische diagnose. 166 Wat dien je te kennen?

167 Lasègue = Straight Leg Raising Test (rugtest) zie ook Bragard (+voet) en Neri (+nekflexie) UH Homolaterale hand:proximaal van de posterieure zijde van de enkel met de duim aan de laterale zijde; de andere hand net boven de knie. Het been wordt gestrekt naar boven gebracht waardoor de heup een hoek van 80° vormt. Doel Lengtetest van de hamstrings (SLR) Beweeglijkheid van de wortels L4 tot en met S2. Neurologisch probleem. Hernia, ruglijden. Aandoening Pijnlijk en beperkt bij rug aandoening en ernstige heupaandoening lengte hamstrings testen!!!

 pedia.com/Straight_Leg_Raise_Test pedia.com/Straight_Leg_Raise_Test168 SLR

169

170

 SLR

 De n.ischiadicus wordt gekneld door gezwollen of verkorte m. piriformis. (De musculus piriformis zorgt voor exorotatie van een gestrekt been en abductie van een gebogen been.)  Symptomen:  Pijn in de bilstreek,  verergert bij zitten, fietsen en hardlopen  Drukpijn midden de bil  Soms uitstraling naar been  Soms pijn bij passieve endorotatie heup  SLR is soms pijnlijk  Niet te verwarren met pijn door rugprobleem!  FAIR test is positief en pijnlijk 172 Priformis syndroom

 Niet verwarren met Faber en Fadir  Stretching van de m.piriformis  Zijlig op niet-aangedane zijde  Te onderzoeken heup 60°flexie, knie 60°flexie  Therapeut doet IR en Add door neerwaartste druk op bovenliggende knie 173 FAIR test (Flexie, Adductie en Interne Rotatie)

174 FAIR test

175

176 Piriformis teken: externe heuprotatie

 SLR als spierlengte test (zie schijf 1). Denk aan de standaardisatie van de test.  Te korte of te lange hamstrings hebben invloed op rug en knie.  Hamstrings en heupbuigers beïnvloeden positie van het bekken. 177 Aandoeningen: hamstrings

 De hamstring zijn een groep van 3 spieren.  Alle spieren van deze groep hebben invloed op de bewegingen van zowel het heup- als het kniegewricht, en spelen een grote rol bij het coördineren van de bewegingen van het been tijdens het (hard)lopen. 178 Aandoeningen: blessure thv de hamstrings

 Het is van belang om je hamstring soepel en ontspannen te houden om de druk op je rug laag te houden. Stijve en gespannen hamstrings kunnen niet alleen zorgen voor lage rugpijn.  Maar ook voor verhoogde druk op je SI gewrichten en daardoor SI pijn klachten geven. 179 Hamstrings en rug en heup pijn

180 Omgekeerde lasègue (n. femoralis rektest) (rugtest) lumbosacraal radiculair syndroom UH Buiklig, kniefl 90° Hyperextensie van de heup Doel  Lengtetest van de m. RF  Rek op N. Femoralis en spinale zenuwwortels (L2, L3, L4) Aandoen. Uitstralingspijn in desbetreffende dermatoom Neurogene pijn ter hoogte van de rug en de anterieure zijde bovenbeen. Startpositie Heuphyperextensie vWrBNK94XO8&feature=related

181 Omgekeerde Lasègue

 Bij RF tendinopathie is de pees van de RF ontstoken.  Geeft pijn aan de voorzijde van de heup.  Pijn bij heffen of strekken van knie tegen weerstand. 182 Rectus Femoris ( heupflexor en knie-extensor ) spierlengtetest: test van Janda (schijf 1)

183 Gewrichtsaandoeninge n met kapsulaire bewegingsbeperking Traumatische artritis Niet- traumatische artritis Coxarthrosis Morbus Legg Calvé Perthes Zeldzaam, vnl bij voetballers Bv. RA, jicht… Klinische kenmerken: Belastingsafhankelijke liespijn en bewegingsbeperking Ernstig: ook pijn in rust BFO: kapsulaire bewegingsbeperking Toegevoegd onderzoek: Anviltest Meestal geen klachten in het begin Klinische kenmerken: Pijn in lies of voorbinnenzijde BB, soms alleen knie Ernstig: ook pijn in rust BFO: kapsulaire bewegingsbeperking Klinische kenmerken: Pijn in lies of knie, loopstoornis (been meetrekken) / mank Atrofie van de Bbmusculatuur BFO: kapsulaire bewegbeperk. + Trendelenburg meestal licht positief Toegevoegd onderzoek: Faber test RX, CT

 Door verlies van gewrichtskraakbeen.  Slijtage van het heupgewricht. Primair ten gevolge van de leeftijd. Secundair ten gevolge van heupdysplasie, epifysiolysis, ziekte van Perthes, femurkopnecrose, fracturen en artritis…  Kenmerkt zich door pijn in lies en bovenbeen en verminderde beweeglijkheid in de heup. Er is tevens verminderde loopafstand en nachtelijke pijn. 184 Coxartrose: slijtage

 Wanneer je s’morgens bij het ontwaken gewrichtspijn hebt, dan heb je artritis-klachten. Wanneer de gewrichten meer pijn beginnen te doen in de loop van de dag en als de pijn ook heviger wordt bij inspanningen, dan zal het waarschijnlijk om artrose gaan 185 Verschil tussen artritis en artrose

Artrose: verdwijnen van kraakbeen Een stijf of stram gevoel van de gewrichten, eerder mild s’morgens. Vaak heup, knie en wervelkolom. Verergert als de dag vordert en bij langdurig zitten of staan. Een krakend gevoel van gewrichten Zwelling; als gevolg van een ontsteking ontstaat vocht in het gewricht. Artrose kan gepaard gaan met episode van artritis. Vergroeiing, in het geval van vergevorderde artrose. (reumatoïde)artritis: ontsteking Ochtendstijfheid, wordt beter met bewegen. Artritis tegelijk optredend in 3 of meer gewrichtsgroepen. Vaak polsen, voeten soms wervels. Artritis van ten minste 1 handgewricht. Symmetrische artritis. Onderhuidse reumaknobbels. Reumafactor aantoonbaar. Radiologische veranderingen. 186

 Legg Calvé Perthes: of juveniele osteochondritis, of aseptische necrose of avasculaire necrose van de femurkop is een aandoening waarbij de heupkop afsterft. Hebben later vaker last van artrose.  osteochondritis: been-/kraakbeen-ontsteking Ontsteking (= itis) van bot- (= os) en aangrenzend kraakbeen (chondreo-). 187 Aandoeningen

188 Gewrichtsaandoeningen met niet-kapsulaire bewegingsbeperking Osteochondritis dissecans Ischemische femurkopnecrose bij volwassenen Epifysiolysis capitis femoris Corpora libera?? Osteochondritis thv heup: zeldzaam Klinische kenmerken: Belastingsafhankelijke pijn BFO: meestal 1 of > beweging beperkt (vnl. fl, exo &abd) RX, CT/MRI Klinische kenmerken: wisselend Pijn in lies Belastingsafhankelijke pijn Heupkopvervorming:pijn+bewegingsbeperking BFO: meestal 1 of > bewegingen beperkt (vnl. fl, exo & abd) RX, CT/MRI Geleidelijke epifysiolysis Soms pijn in lies/knie/licht hinkend Erstiger:  heupendo (  heupexo); flexie begeleidt door exo en abd Beenverkorting: ±2,5 cm RX, CT/MRI Acute epifysiolysis Geen belasting mogelijk cfr. Collom femoris fractuur RX Plotse stekende pijn in lies, uitstraling BB en knie BFO: |p|heupfl, exorot en add/abd vanuit heupfl beperkt Artrografie, CT of MRI

 Osteochondritis dissecans: Is een gewrichtsontsteking, vooral van elleboog, knie en heup, waarbij het kraakbeen gaat scheuren en afbrokkelen. De afgebrokkelde delen kunnen daarna los in het gewricht gaan liggen (gewrichtsmuizen) en de beweeglijkheid van de gewrichten belemmeren. Osteochondritis ontstaat door een lokale doorbloedingsstoornis. Komt vaker voor bij intensief sporten. 189 Aandoeningen

 Ischemische femurkopnecrose:  Door lokale doorbloedingsstoornis van de femurkop met necrose tot gevolg.  Bij kinderen vaak ziekte van Perthes en ook epifysiolysis capitis femoris.  Bij volwassenen is de oorzaak van ischemische (avasculaire) femurkopnecrose onduidelijk. 190 Aandoeningen

 Epifysiolysis capitis femoris: Treedt vaak op in periode van snelle groei (puberteit). Om onduidelijke reden treedt een verzwakking van de groeischijf op wat leidt tot een afglijden van de femur tov de heupkop. Hebben later vaker artrose. 191 Aandoeningen

 Corpora libera of Gewrichtsmuizen zijn losliggende fragmenten bot of kraakbeen in het gewricht. Ze ontstaan vaak als onderdeel van artrose of slijtage van het gewricht. Soms ontstaan ze zonder aanwijsbare reden en worden ze gevormd door het gewrichtskapsel (chondromatose).  Chondromatose: metaplasie van synoviale cellen naar kraakbeen. Zorgt voor kraakbeenvorming in gewrichten. 192 Aandoeningen

 De ppt van de verschillende docenten geldt als cursus.  Om het juist toegevoegd onderzoek te kunnen kiezen is de kennis van anatomie met inbegrip van palpatie en klinisch onderzoek, basis noodzakelijk. Fouten hiertegen zullen gelden als breekpunten.  Bij het maken van breekpunt(en) kan je niet slagen.  Bij het uitvoeren van de test dien je ook uit te leggen waarom je die test kiest. Je dient over het inzicht te beschikken. 193 Wat dien je te kennen?

194 Anamnese InspectiePalpatie Basisfunctie- onderzoek Actief Functione el Ganganaly se Diep hurken Anteflexie romp Huppen op 1 been Spreidstan d Staan op 1 been Lokaal- anatomisch Flexie / (Hyper)extens ie Endo / Exo Abd / Add Passief Flexie / (Hyper)Extens ie Endo/Exo Abd / Add Weerstand Flexie / extensie Abd / Add Endo / Exo Toegevoegd onderzoek Faber Fair test Sign of the buttock Trendelenburg Anvil test Fadir test Lasèguete st = SLR- test Trendelenburg Galeazzi test Thomas’ test Test van Ober Gaenslen’s test Distractie test hakvaltest Thigh thrust-test Omgekeerde Lasègue Postero inferieure impingement test Compressie Test Sign of the buttock Sacral thrust Test Piriformis teken Gonio/ant ropo