Beoordeling investeringen ROI PB in dagen NPV IRR
ROI (1) De return on investment geeft de verhouding tussen het rendement en de investering aan. Berekeningswijze: (Gemiddeld boekhoudkundig resultaat na belasting) * 100 (investeringsuitgave + werkkapitaal – restwaarde) Werkkapitaal = ∆ voorraden + ∆ handelsdebiteuren – ∆ leveranciers Interpretatie: Het bekomen resultaat moet vergeleken worden met andere beleggingsvormen.
ROI (2) Voordelen o Er worden eenvoudige berekeningen gebruikt. o We bekomen een % dat vergeleken kan worden met alternatieve beleggingen Nadelen o Deze methode houdt geen rekening met de tijdwaarde van het geld waardoor de toekomstige geldstromen niet volledig juist zijn. o Het uitgangspunt is het boekhoudkundige resultaat in plaats van het saldo van de positieve en negatieve geldstromen die de investering veroorzaakt.
PB (1) Dit is het aantal jaar nodig om de investering terug te verdienen, zonder rekening te houden met de geldontwaarding. Berekeningswijze: Saldo dat nog niet is terugverdiend (in jaar) n-1 I/O-saldi per dag van jaar n Interpretatie: Het bekomen resultaat geeft weer binnen welke termijn de investering terugverdiend is. Deze moet korter zijn dan de gebruiksduur van de investering.
PB (2) Voordelen o Het is een eenvoudige methode. o Het uitgangspunt is het saldo van de positieve en negatieve geldstromen die de investering veroorzaakt. Nadelen o Het resultaat kan niet vergeleken worden met alternatieve beleggingen voor hetzelfde kapitaal. o Er wordt geen rekening gehouden met de tijdwaarde van het geld. o Er wordt geen rekening gehouden met de geldstromen die gegenereerd worden na de terugverdienperiode.
NPV (1) Bij deze methode wordt de huidige waarde van toekomstige kasstromen berekend. Berekeningswijze: CF (1 + i) n CF = toekomstige jaarlijkse kasstroom volgens I/O-salditabel i = intrestvoet of discontovoet n = aantal jaar Het gebruik van een rekenblad kan hier handig zijn. Interpretatie: De toekomstige ontvangsten worden met de huidige investering vergeleken. Is het resultaat groter dan nul dan brengt de investering op termijn meer op dan de huidige uitgave.
NPV (2) Voordelen o Gebaseerd op I/O-saldi of geldstromen o Houdt rekening met de tijdwaarde van geld Nadelen o Echte rendement van de investering is niet gekend
IRR (1) Het resultaat is de rentevoet waarbij de som van de netto contante waarde van alle kasstromen gelijk is aan 0. Berekeningswijze: Via trial en error wordt het interval bepaald. Dit kan best gebeuren door het gebruik van de formule IR in een rekenblad. Interpretatie: Het bekomen percentage is het jaarlijks rendement van de investering.
IRR (2) Voordelen o Het bekomen percentage is het jaarlijks rendement van de investering. Nadelen o De berekening van de interne rendementsvoet gebeurt door trial and error.